ECLI:NL:RBMNE:2023:6692

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
16-136871-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een wapen en munitie met verminderd toerekeningsvatbaarheid en zorgmachtiging

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2023 in Amersfoort een pistool en munitie voorhanden had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1987 en momenteel gedetineerd, verminderd toerekeningsvatbaar is. Tijdens de zittingen op 12 september en 22 november 2023 zijn de feiten behandeld. De officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt, heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van bevindingen, in overweging genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een waanstoornis. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 186 dagen opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. De voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven op het moment dat hij in een GGZ-instelling kan worden geplaatst. De rechtbank heeft ook beslist dat een in beslag genomen handgranaat aan het verkeer wordt onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-136871-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
momenteel gedetineerd in P.I. [verblijfplaats] , PPC te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2023 en 22 november 2023. De zaak is op 22 november 2023 inhoudelijk behandeld en op die datum is ook het onderzoek ter terechtzitting gesloten..
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank geluisterd naar wat door de getuige-deskundige, de heer P.V. van Kempen, GZ-psycholoog, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 3 juni 2023 in Amersfoort een pistool (merk Walther, kaliber 9x19mm) voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 3 juni 2023 in Amersfoort 7 kogelpatronen (kaliber 9x19mm) voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 november 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 juli 2023, genummerd PL0900-2023164231-20, opgemaakt door [verbalisant] van de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een categorisering wapen en munitie, doorgenummerde pagina 75 tot en met 77.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 3 juni 2023 te Amersfoort een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Walther, type PPQ, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 3 juni 2023 te Amersfoort munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 stuks kogelpatronen van het kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De officier van justitie heeft hierbij opgemerkt dat zij het belangrijk vindt dat verdachte na zijn detentie direct het zorgtraject ingaat.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte inziet dat hij een fout heeft gemaakt en graag aan zijn toekomst wil werken. In dat licht heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast kan eventueel een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zodat de reclassering toezicht op verdachte kan houden en hem hulp kan bieden om zijn leven opnieuw in te richten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte, lijdend aan een waanstoornis, heeft enkele maanden voor zijn aanhouding een pistool met zeven scherpe kogelpatronen gekocht. Naar eigen zeggen heeft hij dit gedaan om zich te kunnen verdedigen tegen personen waar hij sinds 2016 een conflict mee heeft en die hem sinds die tijd regelmatig lastig vallen en pesten. Verdachte heeft dit pistool in zijn kamer in het huis van zijn ouders onder zijn hoofdkussen bewaard. De munitie lag in een kast in diezelfde kamer. De rechtbank weegt dan ook strafverzwarend mee dat verdachte het vuurwapen binnen handbereik en dicht bij de munitie bewaarde. Ook heeft verdachte tijdens zijn politieverhoor verklaard dat hij een keer in een weiland met het wapen heeft geschoten. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Het bezit van een vuurwapen met munitie is dan ook een zeer ernstig feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 31 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte op 9 juni 2017 door de politierechter is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de volgende rapporten die over verdachte zijn opgemaakt:
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 8 september 2023, opgemaakt door C.J. van Gestel, psychiater, en D. Simons, arts in opleiding tot psychiater;
  • een advies van Reclassering Nederland van 2 oktober 2023, opgemaakt door A.W. van Hernen, reclasseringswerker.
De deskundigen rapporteren in de Pro Justitia rapportage over twee stoornissen, te weten een waanstoornis van het achtervolgingstype met bizarre inhoud en een stoornis in middelengebruik (cocaïne), in remissie in een regulerende setting. Er is bij verdachte sprake van betrekkingswanen, achtervolgingswanen en hallucinaties. Deze liggen in het verlengde van de primaire waan dat een groep mensen vanwege een financieel conflict verdachte het leven zuur maakt. De waanstoornis maakt dat verdachte denkt zichzelf te moeten verdedigen. De deskundigen adviseren om het ten laste gelegde in tenminste verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, omdat de waan bij verdachte erg op de voorgrond staat en een steeds grotere rol heeft gespeeld in de aanloop naar het ten laste gelegde feit. Volgens de deskundigen was er bij verdachte sprake van enige vrije wil bij de keuze om specifiek een vuurwapen en munitie aan te schaffen. Het risico op recidive wordt als matig-hoog ingeschat. De deskundigen adviseren om de mogelijkheid van een zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz) te verkiezen boven alleen bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Uit de reclasseringsrapportage volgt dat verdachte ervan overtuigd is dat hij een slachtoffer is en dat mensen het op hem voorzien hebben. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht of ziektebesef. De reclassering acht een toezicht met bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar en haalbaar. Verdachte laat zorgmijdend gedrag zien en komt niet op de afspraken met de reclassering. Een kader waarin sprake is van meer dwang, drang en zorg is daarom geïndiceerd. De reclassering kan zich vinden in de aanvraag van een zorgmachtiging.
Strafoplegging
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan voor het bezit van een handvuurwapen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden (zonder rekening te houden met recidive) en voor het bezit van munitie van de tenlastegelegde hoeveelheid patronen een geldboete tussen de € 150,- en € 350,-.
De rechtbank volgt het advies van de deskundigen, zodat het plegen van de feiten in verminderde mate aan verdachte zal worden toegerekend. Hier zal de rechtbank in strafverminderende zin rekening mee houden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van (de duur van) de op te leggen straf ook rekening met de omstandigheid dat aan verdachte in de zaak met rekestnummer C/16/565203 FV RK 23-2694 een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wfz is verleend voor de duur van zes maanden. De zorgmachtiging en de onderhavige strafzaak zijn gelijktijdig ter zitting behandeld. De zorgmachtiging is in een aparte beschikking opgemaakt.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 186 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat het zowel voor verdachte als voor de samenleving van belang is dat verdachte zo snel mogelijk via een zorgmachtiging wordt behandeld.
Voorlopige hechtenis
Alhoewel verdachte op de dag van de uitspraak de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf zal hebben uitgezeten, ziet de rechtbank aanleiding om de voorlopige hechtenis van verdachte pas op te heffen op het tijdstip dat verdachte in het kader van de afgegeven zorgmachtiging in een GGZ-instelling kan worden geplaatst. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een door de strafrechter afgegeven zorgmachtiging in de zin van artikel 2.3 Wet Forensische Zorg valt aan te merken als een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel in de zin van artikel 72 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BESLAG

9.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de onder verdachte in beslag genomen handgranaat zal onttrekken aan het verkeer. De raadsman heeft zich tegen de vordering van de officier van justitie niet verzet.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten de handgranaat met goednummer G3172660, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging geplaatst kan worden in een GGZ-instelling;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 een handgranaat (goednummer G3172660).
Zorgmachtiging: gelet op artikel 2.3 van de Wet forensische zorg zal ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging volgens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg worden verleend. De beslissing tot verlening van een zorgmachtiging zal separaat worden opgemaakt en aan dit vonnis worden gehecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PPQ, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 stuks, (kogelpatronen) van het kaliber 9x19mm voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )