In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader, waarbij de moeder toestemming vorderde om met hun minderjarige kinderen op vakantie te gaan. De vader, woonachtig in Oostenrijk, is niet verschenen op de zitting. De moeder heeft op 22 november 2023 een dagvaarding ingediend, en de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend volgens de EU-Betekeningsverordening. De moeder heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, aangezien de vakantie gepland staat van 22 december 2023 tot en met 7 januari 2024.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de moeder toegewezen, met de bepaling dat de vakantie in Duitsland zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bezwaren zijn tegen de vakantie in Duitsland en dat het belang van de kinderen voorop staat. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vakantie kan doorgaan zonder vertraging door een mogelijk hoger beroep. De uitspraak is gedaan door mr. A.R. Scharrenborg, in samenwerking met griffier mr. K.A.H. Verhoeven.