ECLI:NL:RBMNE:2023:6660

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
16/267076-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor diefstal voorafgegaan/vergezeld van bedreiging met geweld, handelen in strijd met artikel 27 lid 1 WWM, mishandeling, eenvoudige belediging van een ambtenaar en medeplegen van oplichting.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, bedreiging met geweld, mishandeling, belediging van een ambtenaar en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2023 in Bussum samen met anderen een 85-jarige vrouw heeft opgelicht door zich voor te doen als een bankmedewerker. Tijdens deze daad heeft hij haar gedwongen sieraden af te geven. Tevens heeft hij haar zoon mishandeld door hem meermalen in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schadevergoeding voor de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft vastgesteld op € 2.500,- en de materiële schade op € 152,57. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen wapens onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/267076-23; 16/309651-22 (gev. ttz); 16/030446-23 (gev. ttz); 16/047861-23 (gev. ttz); 16/088834-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2023. De behandeling van de zaak heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte] minderjarig is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk, en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en zijn advocaat, mr. N. Durdabak, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [verbalisant 1] en zijn gemachtigde, de heer [gemachtigde] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
16/267076-23
feit 1, primair:op 12 oktober 2023 in Bussum samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] heeft opgelicht;
feit 1, subsidiair:op 12 oktober 2023 in Bussum samen met (een) ander(en) geprobeerd heeft [slachtoffer 2] op te lichten;
feit 2, primair:op 12 oktober 2023 in Bussum met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 3] een doos met sieraden van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
feit 2, subsidiair:op 12 oktober 2023 in Bussum [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
feit 3:op 12 oktober 2023 opzettelijk een ambtenaar ( [verbalisant 1] ) heeft beledigd;
16/309651-22
feit 1, primair:op 24 november 2022 in Bussum samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld handschoenen en/of draadloze oordopjes van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 1, subsidiair:op 24 november 2022 in Bussum samen met (een) ander(en) geprobeerd heeft met (bedreiging met) geweld goederen en/of geld van [slachtoffer 1] te stelen;
feit 1, meer subsidiair:op 24 november 2022 in Bussum samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2:op 24 november 2022 in Bussum een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
16/030446-23
op 4 januari 2023 in Bussum opzettelijk een gebiedsverbod heeft overtreden;
16/047861-23
op 16 februari 2023 in Bussum opzettelijk een gebiedsverbod heeft overtreden;
16/088834-23
op 31 maart 2023 in Bussum opzettelijk een gebiedsverbod heeft overtreden.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 16/309651-22 feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en getuige [getuige] kan worden vastgesteld dat [verdachte] , samen met anderen, het oogmerk, ofwel de bedoeling, heeft gehad spullen van [slachtoffer 1] weg te nemen. De officier van justitie acht ook het onder parketnummer 16/309651-22 feit 2, 16/030446-23, 16/047861-23, 16/088834-23 en 16/267076-23 feit 1 primair, 16/267076-23 feit 2 subsidiair en 16/267076-23 feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. [verdachte] moet volgens de officier van justitie worden vrijgesproken van het onder parketnummer 16/267076-23 feit 2 primair ten laste gelegde, aangezien aangeefster haar sieraden aan [verdachte] heeft afgegeven en [verdachte] deze niet heeft weggenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16/267076-23 feit 2 primair ten laste gelegde, nu aangeefster haar sieraden heeft afgegeven aan [verdachte] en hij deze niet heeft weggenomen. Ten aanzien van het onder parketnummer 16/267076-23 feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte] geen opzet heeft gehad verbalisant [verbalisant 1] te beledigen. [verdachte] moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 16/309651-22 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Op basis van de uiteenlopende verklaringen van [slachtoffer 1] en getuige [getuige] kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] samen met anderen het oogmerk heeft gehad op het wegnemen van goederen van [slachtoffer 1] .
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 16/267076-23 feit 1, 16/267076-23 feit 2 subsidiair, 16/309651-22 feit 1 meer subsidiair, 16/309651-22 feit 2, 16/030446-23, 16/047861-23 en 16/088834-23 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/267076-23: vrijspraak feit 2, primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 16/267076-23 feit 2 primair ten laste gelegde. [verdachte] heeft, samen met anderen, met oplichtingsmiddelen aangeefster gedwongen tot afgifte van de sieraden en deze zijn zo uit de beschikkingsmacht van aangeefster geraakt. Nu de sieraden zijn ‘afgegeven’ in de zin van artikel 326 Sr (oplichting), zijn deze niet door [verdachte] ‘weggenomen’, als bedoeld in artikel 310 en 312 Sr (diefstal en diefstal met geweld).
Bewijsmiddelen
16/267076-23 [1] :
feit 1, primair:
[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 november 2023 [2] ;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [3] .
feit 2, subsidiair:[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 november 2023 [4] ;
- een proces-verbaal van verhoor van minderjarige verdachte [verdachte] [5] ;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] [6] .
feit 3:
[verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik spuugde en een spetter kwam tegen de arm van aangever aan. [7]
Aangever [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: Bussum.
Op 12 oktober 2023 moest ik [verdachte] transporteren en paste ik een fouillering toe. Ik stond voor [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] in mijn richting keek. Ik zag en hoorde dat [verdachte] spuugde. Ik voelde en ik zag dat [verdachte] zijn spuug op mijn linkerarm kwam. Ik voelde mij hierdoor in mijn eer aangetast. [8]
16/309651-22 [9]
feit 1, primair:
[verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik was op 24 november 2022 in het centrum van Bussum. Ik zag jongens ruzie maken met [slachtoffer 1] . Ik stopte daar en toen trok ik mijn nepvuurwapen om [slachtoffer 1] te bedreigen. Ik heb het wapen tegen hem aan gehouden. [10]
[verdachte] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard:
Een van die jongens begon zijn zakken te legen. Volgens mij vonden zij alleen handschoenen. [11]
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 24 november 2022 zijn wij naar de [naam horecagelegenheid] in Bussum gegaan. [12] De jongen, die later het vuurwapen tegen mijn hoofd zette, zal ik jongen (2) noemen. Ik zag dat jongen 2 een zwart pistool tegen mijn hoofd aanhield. Ik hoorde dat jongen 2 zei dat ik mijn zakken leeg moest maken. Ik zag en voelde toen dat jongens in al mijn jaszakken gingen voelen. [13] Later kwam ik erachter dat ik mijn draadloze oortjes mis. Deze oortjes zaten in mijn rechterjaszak. [14]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:Op 1 december 2022 ontving ik een e-mail van [slachtoffer 1] . Ik las in de mail dat hij zich kan herinneren dat de verdachte die het pistool vasthield deze op zijn hoofd hield daarbij zei: "Als je dom doet, krijg je een kogel door je kop heen." Daarnaast las ik dat ook zijn winterhandschoenen uit zijn jas zijn weggenomen. [15]
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard:Op 24 november 2022 verhoorde ik de getuige:
Toen ik bij [slachtoffer 1] en de groep ging staan, trok meteen een van die jongens een pistool. Hij hield het pistool tegen [slachtoffer 1] z’n hoofd. De jongen met het pistool vroeg aan [slachtoffer 1] wat hij in zijn zakken had en dat moest hij laten zien. [16]
feit 2:[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 november 2023 [17] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [18] ;
- een proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] [19] .
16/030446-23 [20]
[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 november 2023 [21] ;
- een geschrift, te weten een bevel gebiedsverbod van 6 december 2022 op naam van [verdachte] [22] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] [23] .
16/047861-23 [24]
[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 november 2023 [25] ;
- een geschrift, te weten de verlenging gebiedsverbod van 5 januari 2023 op naam van [verdachte] [26] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] [27] .
16/088834-23 [28]
[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 november 2023 [29] ;
- een geschrift, te weten de tweede verlenging gebiedsverbod van 1 maart 2023 op naam van [verdachte] [30] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 4] [31] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
16/267076-23:
feit 1, primairop 12 oktober 2023 te Bussum tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten het afgeven van sieraden, door
- die [slachtoffer 2] te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de ING Bank,
- te zeggen dat hij de bankpas van die [slachtoffer 2] op kwam halen omdat er criminelen bezig waren om geld van haar bankrekening af te halen,
- (binnen 10 minuten) aan te kloppen op de deur van de woning van die [slachtoffer 2] ,
- te zeggen "Ik kom het pasje halen" en te vragen naar sieraden,
- een doos met sieraden in ontvangst te nemen,
- met die doos in de hand de woning te verlaten;
feit 2, subsidiairop 12 oktober 2023 te Bussum [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen met kracht op/tegen zijn gezicht/hoofd te slaan;
feit 3op 12 oktober 2023 te Bussum opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op de linkerarm van die [verbalisant 1] te spugen;
16/309651-22:
feit 1, primairop 24 november 2022 te Bussum tezamen en in vereniging met anderen, handschoenen en draadloze oordopjes, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en te richten tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] te zetten en hierbij de woorden toe te voegen dat deze [slachtoffer 1] zijn zakken leeg moest maken en de woorden toe te voegen: “als je dom doet, krijg je een kogel door je kop heen” en
- in de jaszakken van voornoemde [slachtoffer 1] te voelen en te graaien;
feit 2op 24 november 2022 te Bussum een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om te dreigen heeft gedragen;
16/030446-23op 4 januari 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door de burgemeester van Gooise Meren, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 6 december 2022 tot 8 januari 2023 niet mocht bevinden in het gebied begrensd door de volgende wegen: [straat 1] - [straat 2] - [straat 3] - [straat 4] - [straat 5] - [straat 6] - [straat 7] - [straat 13] - [straat 6] - [straat 9] - [straat 10] - [straat 11] - [straat 12] , door zich op voornoemde datum op de [straat 4] te bevinden;
16/047861-23op 16 februari 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk [kenmerknummer] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de gemeentewet, gedaan door de burgemeester van de gemeente Gooise Meren, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 6 december 2022 tot en met 5 maart 2023 niet mocht bevinden in het centrum van Bussum, door zich op voornoemde datum om 19:23 uur in voornoemd gebied te bevinden;
16/088834-23op 31 maart 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door de burgemeester van Gooise Meren inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 6 december 2022 tot en met 2 april 2023 niet mocht bevinden in het gebied begrensd door de volgende wegen: [straat 1] - [straat 2] - [straat 3] - [straat 4] - [straat 5] - [straat 6] - [straat 7] - [straat 13] - [straat 6] - [straat 9] - [straat 10] - [straat 11] - [straat 12] , door zich op voornoemde datum op het [straat 14] te bevinden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/267076-23 feit 1, primair: medeplegen van oplichting;
16/267076-23 feit 2, subsidiair: mishandeling;
16/267076-23 feit 3: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
16/309651-22 feit 1, primair: diefstal, voorafgegaan/vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/309651-22 feit 2: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
16/030446-23; 16/047861-23; 16/088834-23: telkens, opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Wat vindt de officier van justitie?
De officier van justitie vindt dat [verdachte] niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis, maar wel als straf onbetaald werk moet gaan doen. De officier van justitie vraagt de rechtbank om [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 50 dagen (dus de tijd die [verdachte] al vast heeft gezeten) onvoorwaardelijk en de rest (130 dagen) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie vraagt de rechtbank om daaraan de voorwaarden te verbinden die de Raad adviseert. Verder vraagt de officier van justitie om [verdachte] een werkstraf van 80 uur op te leggen, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als [verdachte] de werkstraf niet (naar behoren) verricht.
8.2
Wat vindt de advocaat van [verdachte] ?
De advocaat is het op zich eens met de eis van de officier van justitie. Hij vraagt wel om een lagere voorwaardelijke jeugddetentie en een lagere werkstraf op te leggen.
8.3
Wat vindt de rechtbank?
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf en/of maatregel in de zaak van [verdachte] passend zou zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank zal dit hieronder uitleggen.
8.3.1
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Op 24 november 2022 is [slachtoffer 1] het slachtoffer geworden van een gewelddadige straatroof. [slachtoffer 1] is op brutale wijze door een groep jongens bestolen van zijn handschoenen en airpods. [verdachte] heeft daar de grootste rol in gehad, doordat hij een - niet van echt te onderscheiden - pistool uit zijn jas pakte en tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gehouden. Alsof dat nog niet genoeg was, zei [verdachte] daarbij: ‘als je dom doet, krijg je een kogel door je kop’. [verdachte] heeft er helemaal niet bij stil gestaan hoe dit zou zijn voor [slachtoffer 1] . Hij heeft zich alleen laten leiden door zijn behoefte om stoer te doen en indruk te maken op andere jongens. Dit incident is voor [slachtoffer 1] ontzettend angstaanjagend en traumatisch geweest. Uit de slachtofferverklaring die de vader van [slachtoffer 1] tijdens de zitting heeft voorgelezen, blijkt duidelijk dat het voorval tot op de dag van vandaag een enorme impact heeft op [slachtoffer 1] en zijn familie. Zij voelen zich niet meer veilig en hebben een periode met veel spanning, stress en heftige emoties doorgemaakt. Dit rekent de rechtbank [verdachte] zwaar aan. Ook in het algemeen zorgen dit soort feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, vooral omdat het in het openbaar is gebeurd.
[verdachte] heeft verder tot drie keer toe opzettelijk een gebiedsverbod overtreden. Hiermee heeft [verdachte] laten zien dat hij geen enkel respect had voor het verbod dat de burgermeester hem had opgelegd. Dat gebrek aan respect blijkt ook uit het feit dat [verdachte] opnieuw een ernstig strafbaar feit heeft begaan terwijl zijn voorlopige hechtenis onder strenge voorwaarden (inclusief ITB CRIEM maatregel) was geschorst. Op 12 oktober 2023 heeft hij namelijk samen met anderen de 85-jarige mevrouw [slachtoffer 2] opgelicht. [verdachte] deed zich voor als bankmedewerker en kwam naar het huis van mevrouw [slachtoffer 2] om haar op slinkse wijze sieraden afhandig te maken. Bij zijn vlucht heeft [verdachte] haar zoon mishandeld door hard met zijn vuisten tegen het gezicht en hoofd van de zoon te slaan. Daarbij heeft de zoon pijn en verwondingen opgelopen. Het is heel zorgwekkend dat [verdachte] dit heeft gedaan. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft in een brief aan de officier van justitie geschreven dat zij het heel vervelend vindt dat haar vertrouwen op deze manier is beschaamd. Het geeft haar een naar en onrustig gevoel om zich onveilig te wanen in haar eigen huis. Dat is aan [verdachte] en zijn mededaders te wijten.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van [verdachte] . Daaruit blijkt dat [verdachte] eerder alleen strafbeschikkingen heeft gekregen voor verkeersfeiten. Dit weegt de rechtbank niet in het voordeel of nadeel van [verdachte] mee.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het NIFP-rapport van mevrouw M.G.E. Hobbelen, GZ-psycholoog van 3 maart 2023. Dit is geschreven nadat [verdachte] de straatroof van 24 november 2022 had gepleegd, de overige delicten zijn dus niet meegenomen. De psycholoog adviseert om [verdachte] de straatroof enigszins verminderd toe te rekenen. Volgens de psycholoog is er bij [verdachte] sprake van uitdagend en grensoverschrijdend gedrag bij een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. In classificerende zin wordt gesproken van een oppositioneel-opstandige stoornis en een ouder-kind relatieprobleem. Er is onvoldoende zicht verkregen op de invloed van [verdachte] hasjgebruik, maar er zijn aanwijzingen dat dit de problematiek van [verdachte] heeft versterkt. Het NIFP adviseert een ITB Harde Kern jeugdreclasseringsmaatregel.
De Raad heeft in het rapport van 21 november 2023 opgeschreven dat zij zowel in de situatie thuis als in de houding van [verdachte] risicofactoren zien die de kans op herhaling van delictgedrag vergroten. De Raad vindt het belangrijk dat de juiste hulpverlening van de grond komt om meer beschermende factoren te creëren en de risicofactoren te verminderen. De Raad vindt het ook van belang dat [verdachte] behandeld wordt voor de door het NIFP vastgestelde diagnoses. Het is positief dat [verdachte] en zijn ouders daarvoor openstaan en dat er een start gemaakt kan worden met deze hulpverlening. Verder vindt de Raad het positief dat [verdachte] weer naar school gaat en minder drugs gebruikt, al zijn die ontwikkelingen nog erg pril. Aangezien er meerdere risicofactoren zijn en de begeleiding eerder niet vlekkeloos verliep, is het volgens de Raad van belang dat [verdachte] goed wordt ingekaderd en er externe aansturing is.
De Raad adviseert de rechtbank om [verdachte] een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden waaronder ITB Harde Kern met elektronische monitoring en behandeling.
Tijdens de zitting heeft de heer [A] het advies van de Raad toegelicht. Mevrouw [B] heeft tijdens de zitting verteld dat de jeugdreclassering zich kan vinden in de adviezen. [verdachte] was voorheen moeilijk te begeleiden omdat hij zich onbeschoft gedroeg en zich niet aan de afspraken hield. Mevrouw [B] ziet wel een verandering in de houding van [verdachte] sinds hij heeft vastgezeten. Hij is nu van goede wil, de hoop is dat hij dit vast kan houden.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de hoeveelheid feiten, de ernst van deze feiten en de gevolgen daarvan laten meewegen. Ook heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken dat [verdachte] ten tijde van de eerste feiten pas 15 jaar oud was en tijdens de zitting tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank volgt het advies van de Raad en zal [verdachte] niet terugsturen naar de jeugdgevangenis. De rechtbank vindt het van belang dat een flinke voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd om [verdachte] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om reclasseringsbegeleiding, hulpverlening en behandeling (waarbij ook zijn ouders moeten meewerken) mogelijk te maken. Daarbij vindt de rechtbank het passend dat de ITB Harde Kern maatregel inclusief elektronische monitoring wordt opgelegd. De verwachting is dat [verdachte] baat heeft bij dit duidelijke strakke kader.
Alles overwegende legt de rechtbank [verdachte] een jeugddetentie op voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. [verdachte] heeft al 50 dagen in voorarrest gezeten. Dit betekent dat [verdachte] niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet, tenzij hij zich tijdens zijn proeftijd niet houdt aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals hieronder opgenomen in de beslissing van de rechtbank. Dit zijn de voorwaarden die zijn geadviseerd door de Raad met een enkele aanpassing (zoals het gebied waarop het locatiegebod betrekking heeft).
Om [verdachte] wel de gevolgen van zijn gedrag te laten voelen, legt de rechtbank naast de voorwaardelijke jeugddetentie ook een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op. Enerzijds moet de hoogte van de werkstraf recht doen aan de ernst van de gepleegde feiten. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat [verdachte] al een tijd vast heeft gezeten. Anderzijds vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] tijd overhoudt voor school en naleving van de bijzondere voorwaarden, met name voor de behandeling. Daarom vindt de rechtbank een werkstraf voor de duur van 80 uur passend en geboden. Als [verdachte] de werkstraf niet of niet goed uitvoert, moet hij 40 dagen naar de jeugdgevangenis.
8.3.4
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bevelen dat de algemene en bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Op basis van wat in de deskundigenrapporten is geschreven over het verhoogde recidiverisico, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
8.3.5
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Onder [verdachte] zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • een wapen, te weten een (nep)vuurwapen van het merk Walther (G3082427);
  • een wapen, te weten een mes van het merk Redstone (G3081022).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd om de inbeslaggenomen wapens aan het verkeer te onttrekken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het de twee inbeslaggenomen wapens onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.866,43 Dit bedrag bestaat uit € 1.366,43 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade, ten gevolge van het onder parketnummer 16/309651-22 feit 1 primair bewezen verklaarde. Ook heeft de benadeelde partij om vergoeding van de proceskosten verzocht. Dit betreft een bedrag van € 353,80.
Daarnaast heeft [verbalisant 1] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200,- aan immateriële schade, ten gevolge van het onder parketnummer 16/267076-23 feit 3 bewezen verklaarde
.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de volgende materiële schadeposten moeten worden toegewezen: de handschoenen, de oortjes, de reiskosten van en naar het politiebureau en de advocaat en het aangeschafte persoonlijke alarm. Ten aanzien van de overige gevorderde vergoeding van reiskosten heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de overige materiële schadeposten vindt de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat geen sprake is van een rechtstreeks verband met het strafbare feit.
De officier van justitie heeft de rechtbank daarnaast verzocht het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding vast te stellen op € 2.500,-, gelet op het aandeel van [verdachte] in de geweldpleging.
De officier van justitie heeft gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Vordering benadeelde partij van [verbalisant 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering benadeelde partij toe te wijzen, nu de benadeelde in zijn eer en goede naam is geschaad en sprake is van rechtstreekse schade.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1]
Vanwege de bepleite vrijspraak van het onder parketnummer 16/309651-22 feit 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman verzocht de gevorderde kosten van de handschoenen en oortjes af te wijzen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de volgende materiële schadeposten niet voor toewijzing vatbaar zijn: de reiskosten, de gederfde inkomsten van de moeder van de benadeelde partij (ook deels als proceskosten aangevoerd) en de aanschaf van camera’s. Deze schade is namelijk niet door de benadeelde partij zelf geleden en er is geen sprake van een rechtstreeks verband. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor het persoonlijke alarm heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Nu uit de vordering blijkt dat de oorzaak van de psychische problemen van de benadeelde niet alleen is gelegen in het ten laste gelegde feit, heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen tot € 1.000,-.
Vordering benadeelde partij van [verbalisant 1]
Gelet op de bepleite vrijspraak voor het aan [verdachte] onder parketnummer 16/267076-23 feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade die ziet op de handschoenen (€ 44,99) en oortjes (€ 27,99), de reiskosten van en naar de GGZ (€ 52,64) en de psycholoog (€ 88,54) en het aangeschafte persoonlijke alarm (€ 17,99) een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank is ook van oordeel dat deze genoemde posten voldoende zijn onderbouwd. Deze posten komen dus voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding voor de weggenomen handschoenen en de oortjes tot een bedrag van € 72,98. Hij heeft het bewezenverklaarde feit namelijk samen met anderen gepleegd.
De rechtbank heeft de vordering ten aanzien van het aangeschafte persoonlijke alarm, de reiskosten van en naar de GGZ en de psycholoog ook toegewezen in de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte 1] . Gelet op de leeftijd van [verdachte] en zijn medeverdachte en de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank het onwenselijk dat [verdachte] en zijn medeverdachte onderling moeten regelen hoe de schade wordt verdeeld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om [verdachte] slechts aansprakelijk te houden voor de helft van het bedrag van € 88,54 (€ 44,27), € 52,64 (€ 26,32) en € 17,99 (€ 9,-).
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overige materiële schadeposten als volgt.
Reiskosten van en naar het politiebureau
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten van en naar het politiebureau (€ 14,56) afwijzen, omdat deze kosten ertoe strekken strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. Daarvan kan dus niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b, BW. Dat betekent dat er geen wettelijke basis is om deze kosten toe te wijzen.
Reiskosten van en naar de advocaat en school
De reiskosten van en naar de advocaat (€ 16,46) en school (€ 228,98) zijn geen kosten die gemaakt zijn voor vaststelling van aansprakelijkheid of schade of die zijn gemaakt ter beperking of voorkoming van (verdere) schade. De vordering tot vergoeding van deze kosten als materiële schade zal dus worden afgewezen. De reiskosten van en naar de advocaat zullen wel als proceskosten worden toegewezen, zoals hierna vermeld onder het kopje ‘Proceskosten’.
Inkomstenderving van de moeder van benadeelde
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor inkomstenderving van de moeder van [slachtoffer 1] (€ 440,-) is de rechtbank van oordeel dat deze moet worden afgewezen. Op grond van artikel 6:107 BW komt de tijd die door naasten wordt besteed aan verzorging van de gekwetste als verplaatste schade voor vergoeding in aanmerking, wanneer het normaal en gebruikelijk is daarvoor tegen betaling derden in te schakelen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt echter niet dat de begeleiding door moeder verzorging betreft die anders door een professional was verricht. Daarom is er geen wettelijke basis om deze kosten te vergoeden.
Camera’s
Omdat het bewezenverklaarde feit niet heeft plaatsgevonden bij de woning van de benadeelde, ontbreekt het rechtstreekse verband tussen het feit en de aanschaf van camera’s voor de woning. Daarom zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van deze kosten (€ 434,28).
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen.
Gezien de aard en ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 lid 1 sub b BW kan worden aangenomen. Dat volgt ook uit de onderbouwing van de vordering, waarin de psychische klachten van [slachtoffer 1] zijn omschreven. Gelet op de aard en ernst van het feit en de rol van [verdachte] hierin, én de door de benadeelde partij gestelde vergaande nadelige gevolgen begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 2.500,-.
Het toe te wijzen bedrag en de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering aldus voor een totaalbedrag van € 2.652,57 toewijzen, bestaande uit € 152,57 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Het materiële schadebedrag van de handschoenen (€ 44,99) en de oortjes (€ 27,99) wordt hoofdelijk toegewezen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] afwijzen voor een bedrag van € 700,-, bestaande uit materiële schade. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 2.652,57 (hoofdelijk voor wat betreft de toegewezen bedragen van de handschoenen (€44,99) en de oortjes (€ 27,99)), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat [verdachte] nog minderjarig was ten tijde van het feit zal geen gijzeling worden toegepast
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De reiskosten van en naar de advocaat (€ 16,46) en het eigen risico DAS (€ 250,-) zijn kosten die als proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal deze proceskosten gelet op hetgeen hierboven is overwogen voor de helft, te weten € 133,23 (€ 266,46 gedeeld door twee) toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde vergoeding van gederfde inkomsten door opname van verlofuren van de moeder van de benadeelde afwijzen, gelet op hetgeen onder het kopje ‘Inkomstenderving’ door de rechtbank is overwogen.
Aangezien de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een advocaat, en dus niet in persoon heeft geprocedeerd, komt haar op grond van het bepaalde in artikel 238 leden 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in onderlinge samenhang bezien, geen vergoeding voor reiskosten voor het bijwonen van de zitting toe. De vordering tot vergoeding van die kosten (€ 23,80) zal dus worden afgewezen.
Vordering benadeelde partij van [verbalisant 1]
De benadeelde partij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek omdat hij in zijn eer of goede naam is geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de onderbouwde vordering, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, doordat hij in zijn eer is aangetast. De rechtbank vindt dan ook het gehele bedrag van € 200,- toewijsbaar.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Omdat [verdachte] nog minderjarig was ten tijde van het feit zal geen gijzeling worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 184, 266, 267, 300, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 27 en 54 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/267076-23 feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt [verdachte] tot
  • bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (50 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
  • bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
  • stelt daarbij
  • als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
 zich in het kader van Toezicht en Begeleiding, waarvan maximaal 12 maanden vanaf de datum van dit vonnis zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, zich op de door De Jeugd- en Gezinsbeschermers te bepalen tijdstippen meldt bij voornoemde jeugdreclassering, zo frequent en zolang de jeugdreclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. [verdachte] zal meewerken aan ITB Harde Kern, en de intensieve kaders van ITB Harde Kern door de jeugdreclassering aanvaarden en zich aan de weekroosters houden;
  • zich inzet voor het behouden van een positieve dagbesteding (school) en volgens het lesrooster naar school gaat;
  • zich inzet voor het verkrijgen van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal hebben met medeverdachten [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2006 en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2007, voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal hebben met de slachtoffers, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 5] 2008 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 6] 1938, tenzij dit in het kader van herstelbemiddeling is, voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan (aansluiting aan) elektronische monitoring, conform het deeladvies EM van Reclassering Nederland van 2 november 2023. [verdachte] mag zich op geen enkel moment bevinden binnen een straal van 500 meter rondom de kruising van de [straat 15] te Bussum en de [straat 16] te Bussum, behoudens toestemming van de jeugdreclassering;
  • meewerkt aan behandeling bij de Waag in de vorm van FAST en/of agressieregulatie behandeling, of een soortgelijke behandeling bij een soortgelijke instelling;
  • meewerkt aan middelencontrole en aan verslavingszorg, zolang de reclassering dit nodig acht;
- geeft aan de gecertificeerde instelling, te weten De Jeugd- en Gezinsbeschermers, de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt [verdachte] tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door
40 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
-heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • een wapen, te weten een nepvuurwapen van het merk Walther (G3082427);
  • een wapen, te weten een mes van het merk Redstone (G3081022);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.652,59, bestaande uit € 152,59 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag (hoofdelijk voor wat betreft het bedrag van de handschoenen van € 44,99 en oortjes van € 27,99), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] af voor een bedrag van € 700,-, bestaande uit materiële schade;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt [verdachte] de verplichting (hoofdelijk voor wat betreft het bedrag van de handschoenen van € 44,99 en oortjes van € 27,99) op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.652,59 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, en de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 133,23;
Benadeelde partij [verbalisant 1]
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 200,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en I.G.C. Bij de Vaate, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
16/267076-23
1
hij, op of omstreeks 12 oktober 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van een bankpas en/of sieraden, door
- die [slachtoffer 2] te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de ING Bank,
- te zeggen dat hij de bankpas van Die [slachtoffer 2] op kwam halen omdat er criminelen bezig waren om geld van haar bankrekening af te halen,
- (binnen 10 minuten) aan te kloppen op de deur van de woning van die [slachtoffer 2] ,
- te zeggen "Ik kom het pasje halen" en te vragen naar sieraden,
- een doos met sieraden in ontvangst te nemen,
- met die doos in de hand de woning te verlaten;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van een bankpas,
- die [slachtoffer 2] heeft gebeld en zich voor heeft gedaan als een medewerker van de ING Bank,
- heeft gezegd dat hij de bankpas van Die [slachtoffer 2] op kwam halen omdat er criminelen bezig waren om geld van haar bankrekening af te halen,
- (binnen 10 minuten) heeft aangeklopt op de deur van de woning van die [slachtoffer 2] ,
- heeft gezegd: "Ik kom het pasje halen" en heeft gevraagd naar sieraden,
- een doos met sieraden in ontvangst heeft genomen,
- met die doos in de hand de woning heeft verlaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, op of omstreeks 12 oktober 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren een doos met sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] meermalen met kracht op/tegen zijn gezicht/hoofd te slaan;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 oktober 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen met kracht op/tegen zijn gezicht/hoofd te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij, op of omstreeks 12 oktober 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar,te weten [verbalisant 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op de linkerarm van die [verbalisant 1] te spugen';
(art 267 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
16/309651-22:
1
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, handschoenen en/of draadloze oordopjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of te richten tegen het hoofd, althans het lichaam van deze [slachtoffer 1] en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] te zetten en/of te houden en/of hierbij de woorden toe te voegen dat deze [slachtoffer 1] zijn zakken leeg moest maken en/of de woorden toe te voegen: “als je dom doet, krijg je een kogel door je kop heen” en/of
- meermalen, althans eenmaal voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en/of
- in de jaszak(ken) van voornoemde [slachtoffer 1] te voelen en/of te graaien;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of heeft gericht tegen het hoofd, althans het lichaam van deze [slachtoffer 1] en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] heeft gezet en/of gehouden en/of
hierbij de woorden heeft toegevoegd dat deze [slachtoffer 1] zijn zakken leeg moest maken en/of de woorden heeft toegevoegd: “als je dom doet, krijg je een kogel door je kop heen” en/of
- meermalen, althans eenmaal voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt en/of
- in de jaszak(ken) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gevoeld en/of gegraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of te richten tegen het hoofd, althans het lichaam van deze [slachtoffer 1] en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] te zetten en/of te houden;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
(art 27 lid 1 Wet wapens en munitie)
16/030446-23
hij op of omstreeks 4 januari 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Gooise Meren, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 6 december 2022 tot 8 januari 2023 niet mocht bevinden in het gebied begrensd door de volgende wegen: [straat 1] - [straat 2] - [straat 3] - [straat 4] - [straat 5] - [straat 6] - [straat 7] - [straat 13] - [straat 6] - [straat 9] - [straat 10] -- [straat 17] ,, door, zich op voornoemde datum om 4 januari 2023 in/op de [straat 4] , althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/047861-23
hij op of omstreeks 16 februari 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk [kenmerknummer] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van de gemeente Gooise Meren, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 6 december 2022 tot en met 5 maart 2023 niet mocht bevinden in/op het centrum van Bussum door zich op voornoemde datum om 19:23 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te
bevinden;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/088834-23
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Gooise Meren, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 6 december 2022 tot en met 2 april 2023 niet mocht bevinden in het gebied begrensd door de volgende wegen: [straat 1] - [straat 2] - [straat 3] - [straat 4] - [straat 5] - [straat 6] - [straat 7] - [straat 13] - [straat 6] - [straat 9] - [straat 10] -- [straat 17] , door, zich op voornoemde datum op 31 maart 2023 in/op het [straat 14] , althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 oktober 2023, genummerd PLO900-2023314191, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 58. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023.
3.Pagina 9-10.
4.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023.
5.Pagina 52 & 54-55.
6.Pagina 13-14.
7.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023, inhoudende de
8.Een proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 1] , pagina 25.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 december 2022, genummerd 2022351353- 2022351340-2022354432, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 156. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023, inhoudende de
11.Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , pagina 121.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 12.
13.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 13.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 14.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 151.
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 18.
17.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 101.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 130.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 januari 2023, genummerd PL0900-2023004170, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 2 tot en met 22. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
21.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023.
22.Pagina 8-9.
23.Pagina 5.
24.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 februari 2023, genummerd PL0900-2023049280, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 2 tot en met 26. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
25.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023.
26.Pagina 21-22.
27.Pagina 5.
28.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 april 2023, genummerd PL0900-2023094334, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 2 tot en met 28. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
29.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023.
30.Pagina 28-30.
31.Pagina 6.