ECLI:NL:RBMNE:2023:6657

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
16/307801-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak diefstal met geweld, veroordeling voor mishandeling met werkstraf en contactverbod.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2023, stond een minderjarige verdachte terecht voor mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij handelde met het oogmerk om goederen van de aangever weg te nemen. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor mishandeling, omdat hij de aangever meermalen in het gezicht had geslagen. De rechtbank legde een werkstraf op van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd er een contactverbod opgelegd met de aangever als bijzondere voorwaarde. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor een bedrag van € 579,59, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en het lage recidiverisico, wat meebracht dat een hogere straf dan het uitgangspunt voor mishandeling gerechtvaardigd was. De zaak werd behandeld achter gesloten deuren vanwege de minderjarigheid van de verdachte, en de ouders van de benadeelde partij waren ook aanwezig om hun standpunten naar voren te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/307801-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2023.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2023. De behandeling van de zaak heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte] minderjarig is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk, en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en zijn advocaat, mr. N. Durdabak, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
feit 1:
op 24 november 2022 in Bussum [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2, primair:
op 24 november 2022 in Bussum samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld handschoenen en/of draadloze oordopjes van [slachtoffer] heeft gestolen;
feit 2, subsidiair:
op 24 november 2022 in Bussum samen met (een) ander(en) geprobeerd heeft met (bedreiging met) geweld goederen en/of geld van [slachtoffer] te stelen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] het oogmerk had met (bedreiging met) geweld spullen van [slachtoffer] weg te nemen, moet hij worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. [verdachte] heeft geen oogmerk gehad op het plegen van een straatroof. Uit meerdere verklaringen blijkt dat de jongen met het wapen op een scooter aan komt rijden, afstapt en onmiddellijk het wapen tegen het hoofd van [slachtoffer] zet. Er bestond voor [verdachte] geen mogelijkheid zich hiervan te distantiëren. De enkele omstandigheid dat [verdachte] daarbij in de buurt was, is onvoldoende om te spreken van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan dit feit. [verdachte] heeft niet geslagen op het moment dat het wapen tegen het hoofd van [slachtoffer] werd gehouden. Evenmin heeft [verdachte] in zakken van [slachtoffer] gevoeld. [verdachte] kende degene met het wapen ook niet en had geen weet van het wapen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak: feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat [verdachte] een strafbare bijdrage heeft geleverd aan het wegnemen van de handschoenen en/of draadloze oordopjes van [slachtoffer] . Er zijn geen aanwijzingen dat [verdachte] heeft gehandeld met het oogmerk handschoenen en/of draadloze oordopjes van [slachtoffer] weg te nemen.
Nu de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat [verdachte] het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zal hij hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 november 2023; [2]
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] . [3]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1:op 24 november 2022 te Bussum [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen te slaan in/tegen het gezicht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] , tenzij dit contact plaatsvindt in het kader van herstelbemiddeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft geen verweer gevoerd over de strafmaat. De raadsvrouw geeft aan dat er geen bezwaren zijn om aan [verdachte] een contactverbod met [slachtoffer] op te leggen, maar een locatieverbod voor het hele centrum van [plaats 1] zou wel te bezwaarlijk zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een brutale mishandeling van [slachtoffer] . [verdachte] is degene geweest die de gewelddadige confrontatie heeft opgezocht door samen met anderen naar [slachtoffer] toe te lopen. [slachtoffer] is vervolgens geduwd en er is van alles naar hem geroepen. Dit moet voor [slachtoffer] al een zeer bedreigende situatie zijn geweest. [verdachte] heeft [slachtoffer] vervolgens meerdere keren met kracht tegen zijn gezicht geslagen waarbij hij ook zijn oor heeft geraakt. [slachtoffer] heeft als gevolg daarvan hevige pijn ondervonden. Hoewel het geen onderdeel uitmaakt van de verdenkingen in deze procedure, blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] ook nog door een vriend van [verdachte] is geschopt. [verdachte] is vervolgens weggelopen en heeft zich niet bekommerd om hoe het verder met [slachtoffer] ging. [slachtoffer] heeft als gevolg van het handelen van [verdachte] een hersenschudding opgelopen en last gehad van oorsuizen. Zoals uit de ter terechtzitting (door de moeder van [slachtoffer] ) voorgelezen slachtofferverklaring blijkt, heeft de avond van 24 november 2022 een grote impact op het leven van [slachtoffer] gehad. Met zijn handelen heeft [verdachte] een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dit soort geweldsfeiten leveren, vanwege het feit dat het in het openbaar is gepleegd, ook gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. [verdachte] heeft kennelijk niet bij de gevolgen van zijn handelen stilgestaan en voor zover hij dat wel heeft gedaan, heeft [verdachte] zich daardoor niet laten weerhouden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 oktober 2023 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 13 november 2023, opgesteld door mevrouw L. Vos, raadsonderzoeker. Uit dit rapport blijkt dat [verdachte] zich het afgelopen jaar positief heeft ontwikkeld. Zo wordt benoemd dat [verdachte] het goed doet op school, een stage en werk heeft en zijn vrienden met een negatieve invloed heeft laten vallen. Daarnaast is [verdachte] niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Beschreven is dat [verdachte] waarschijnlijk uit de PGA (Persoonsgerichte aanpak) wordt gehaald en PGA-ervaringsdeskundige kan worden. Het algemeen recidiverisico is laag, wat aangeeft dat de kans dat [verdachte] opnieuw een strafbaar feit pleegt als klein wordt ingeschat. Het is volgens de raadsonderzoeker wel van belang dat [verdachte] vaardigheden ontwikkelt om, zonder het gebruik van geweld, met conflictsituaties om te gaan. [verdachte] wordt op dit moment begeleid door [naam instelling] . Gelet op de positieve ontwikkeling van [verdachte] en het lage recidiverisico vindt de Raad oplegging van een gedragsinterventie of jeugdreclasseringsmaatregel niet op zijn plaats. Geadviseerd wordt aan [verdachte] een werkstaf op te leggen.
Beoordeling van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans bij vergelijkbare feiten worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een mishandeling waarbij meerdere klappen zijn gegeven is het uitgangspunt een werkstraf van 40 uren. Gelet op de aard en ernst van het feit en de gevolgen voor [slachtoffer] , ziet de rechtbank aanleiding [verdachte] een hogere straf op te leggen dan het genoemde uitgangspunt. De rechtbank neemt in overweging dat [verdachte] verantwoording heeft afgelegd ter terechtzitting en spijt heeft betuigd. Daarnaast heeft hij zich in de afgelopen periode positief ontwikkeld. De rechtbank ziet dan ook aanleiding een gedeelte van de werkstraf voorwaardelijk aan [verdachte] op te leggen, ook om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (gewelddadige) strafbare feiten te plegen. [verdachte] krijgt de kans te laten zien dat hij zich van gewelddadig gedrag kan onthouden.
Alles afwegende acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Als bijzondere voorwaarde zal de rechtbank aan [verdachte] een contactverbod met [slachtoffer] opleggen. De ouders van [slachtoffer] hebben ter zitting aangegeven dat [slachtoffer] niet openstaat voor herstelbemiddeling. De rechtbank zal daarvoor dan ook geen uitzondering maken op het contactverbod. Als dit in de toekomst verandert, kan om een wijziging van de voorwaarden worden verzocht.
Contact- en locatieverbod
De rechtbank zal het door de benadeelde partij gevorderde contact- en locatieverbod afwijzen. De rechtbank legt reeds als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] op. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet proportioneel om daarnaast een ingrijpend locatieverbod (dat een groot deel van [plaats 1] en [plaats 2] bestrijkt) op te leggen.

9.BESLAG

Onder [verdachte] zijn de volgende goederen in beslag genomen:
- mes (G3081022)
- computer, te weten airpods (G3081021)
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen mes aan het verkeer te onttrekken en de airpods terug te geven aan [verdachte] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft de rechtbank verzocht de airpods terug te geven aan [verdachte] . Ten aanzien van het mes heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen mes onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van de airpods, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.970,23. Dit bedrag bestaat uit € 1.470,23 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Ook heeft de benadeelde partij om vergoeding van de proceskosten verzocht. Dit gaat om een bedrag van € 353,80.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen. Zo heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de volgende materiële schadeposten moeten worden toegewezen: de reiskosten van en naar het politiebureau, de advocaat en het getuigenverhoor, de gederfde inkomsten door het bijwonen van het getuigenverhoor en het aangeschafte persoonlijke alarm. Nu de officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] voor feit 2 vrij te spreken, heeft zij verzocht de gevorderde materiële schadevergoeding van de handschoenen en oortjes af te wijzen. Voor wat betreft de overige materiële schadeposten vindt de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat geen sprake is van een rechtstreeks verband met het strafbare feit.
Nu de officier van justitie alleen feit 1 wettig en overtuigend bewezen vindt, heeft zij de rechtbank verzocht het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding vast te stellen op € 500,-.
De officier van justitie heeft gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schadevergoeding sterk gematigd moet worden tot maximaal € 500,-. De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde vergoeding van de inkomstenderving van de moeder van de benadeelde partij. Voor wat betreft de overige materiële schadeposten heeft de raadsvrouw zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade voorzover deze ziet op de reiskosten van en naar de GGZ (€ 52,64) en de psycholoog (€ 88,54) en het aangeschafte persoonlijke alarm (€ 17,99) een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank is van oordeel dat deze posten voldoende zijn onderbouwd, en dus voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de vordering ten aanzien van deze posten ook toegewezen in de strafzaak van de medeverdachte [medeverdachte] . Gelet op de leeftijd van [verdachte] en zijn medeverdachte en de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank het onwenselijk dat [verdachte] en zijn medeverdachte onderling moeten regelen hoe de schade wordt verdeeld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om [verdachte] slechts aansprakelijk te houden voor de helft van de bedragen van € 52,64, € 88,54 en € 17,99, te weten € 26,32, € 44,27 en € 9,-.
Hanschoenen en oortjes
Tijdens het geweldsincident, na de mishandeling door [verdachte] , zijn de handschoenen (€ 44,99) en oortjes (€ 27,99) van [slachtoffer] weggenomen. Nu de rechtbank [verdachte] vrijspreekt van het onder feit 2 ten laste gelegde, te weten de diefstal met geweld, zal de rechtbank de benadeelde partij voor wat betreft deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren.
Reiskosten van en naar het politiebureau en het getuigenverhoor
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten van en naar het politiebureau (€ 14,56) en het getuigenverhoor van [slachtoffer] (€ 23,80) afwijzen, omdat deze kosten ertoe strekken strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. Daarvan kan dus niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Dat betekent dat er geen wettelijke basis is om deze kosten toe te wijzen.
Reiskosten van en naar de advocaat en school
De reiskosten van en naar de advocaat (€ 16,46) en school (€ 228,98) zijn geen kosten die gemaakt zijn voor vaststelling van aansprakelijkheid of schade of die zijn gemaakt ter beperking of voorkoming van (verdere) schade. De vordering tot vergoeding van deze kosten als materiële schade zal dus worden afgewezen. De reiskosten van en naar de advocaat zullen wel als proceskosten worden toegewezen, zoals hierna vermeld onder het kopje ‘Proceskosten’.
Inkomstenderving van de moeder van benadeelde
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor inkomstenderving van de moeder van [slachtoffer] (€ 440,- plus € 80,- voor het bijwonen van het getuigenverhoor van [slachtoffer] op 21 november 2023 en de zitting van 28 november 2023) is de rechtbank van oordeel dat deze moet worden afgewezen. Op grond van artikel 6:107 BW komt de tijd die door naasten wordt besteed aan verzorging van de gekwetste als verplaatste schade voor vergoeding in aanmerking, wanneer het normaal en gebruikelijk is daarvoor tegen betaling derden in te schakelen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt echter niet dat de begeleiding door moeder verzorging betreft die anders door een professional was verricht. Daarom is er geen wettelijke basis om deze kosten te vergoeden.
Camera’s
Omdat het bewezenverklaarde feit niet heeft plaatsgevonden bij de woning van de benadeelde, ontbreekt het rechtstreekse verband tussen het feit en de aanschaf van camera’s voor de woning. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van deze kosten (€ 434,28).
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling door [verdachte] immateriële schade heeft geleden, nu hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op het feit dat de rechtbank [verdachte] alleen voor feit 1 veroordeelt maar vrijspreekt van de daarna gevolgde beroving, begroot zij de immateriële schade naar billijkheid op € 500,-.
Het toe te wijzen bedrag en de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering aldus voor een totaalbedrag van € 579,59 toewijzen, bestaande uit € 79,59 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer] afwijzen voor een bedrag van € 803,80, bestaande uit materiële schade. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 579,59, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat [verdachte] nog minderjarig was ten tijde van het feit, zal geen gijzeling worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De reiskosten van en naar de advocaat (€ 16,46) en het eigen risico DAS (€ 250,-) komen als proceskosten voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal deze proceskosten gelet op hetgeen hierboven is overwogen voor de helft, te weten € 133,23 (€ 266,46 gedeeld door twee) toewijzen.
Onder het kopje proceskosten vordert de benadeelde partij ook vergoeding van gederfde inkomsten van de moeder van benadeelde. Dat bedrag zal de rechtbank afwijzen, gelet op hetgeen onder het kopje ‘Inkomstenderving’ hierboven is overwogen.
Aangezien de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een advocaat, en dus niet in persoon heeft geprocedeerd, komt haar op grond van het bepaalde in artikel 238 leden 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in onderlinge samenhang bezien, geen vergoeding voor reiskosten voor het bijwonen van de zitting van 28 november 2023 toe. De vordering tot vergoeding van die kosten (€ 23,80) zal dus worden afgewezen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] deze werkstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- als bijzondere voorwaarde geldt dat [verdachte] :
 gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008. De politie wordt belast met de controle op dit verbod;
Beslag
- gelast de teruggave aan [verdachte] van het volgende voorwerp:
 airpods (G3081021);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 mes (G3081022);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 579,59, bestaande uit € 79,59 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] af voor een bedrag van € 803,80, bestaande uit materiële schade;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 579,59 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, en de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 133,23.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter tevens kinderrechter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma, kinderrechter, en mr. H.C. Piet, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal te slaan in/tegen het gezicht;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, handschoenen en/of draadloze oordopjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of te richten tegen het hoofd,
althans het lichaam van deze [slachtoffer] en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
tegen het hoofd van deze [slachtoffer] te zetten en/of te houden en/of hierbij de woorden toe te voegen dat deze [slachtoffer] zijn zakken leeg moest maken en/of de woorden toe te voegen: “als je dom doet, krijg je een kogel door je kop heen” en/of
- meermalen, althans eenmaal voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen en/of
- in de jaszak(ken) van voornoemde [slachtoffer] te voelen en/of te graaien;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Bussum, gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of heeft gericht tegen het hoofd, althans het lichaam van deze [slachtoffer] en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van deze [slachtoffer] heeft gezet en/of gehouden en/of hierbij de woorden heeft toegevoegd dat deze [slachtoffer] zijn zakken leeg moest maken en/of de woorden heeft toegevoegd: “als je dom doet, krijg je een kogel door je kop heen” en/of
- meermalen, althans eenmaal voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of
- in de jaszak(ken) van voornoemde [slachtoffer] heeft gevoeld en/of gegraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 december 2022, genummerd 2022351353-2022351340-2022354432, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 156. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2023.
3.Pagina 12-13.