ECLI:NL:RBMNE:2023:6631

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
22/2202
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering. Eiseres ontving deze uitkering vanaf 19 juli 2021, maar het Uwv heeft bepaald dat zij 80-100% arbeidsongeschikt is, maar niet duurzaam. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, wat door het Uwv ongegrond is verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2023 behandeld. Eiseres was niet aanwezig, maar haar zoon en de gemachtigde van het Uwv waren wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen nadere informatie was opgevraagd bij haar GGZ-behandelaar. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had waarom er geen sprake was van een progressief of stabiel ziektebeeld.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. Eiseres wordt aangeraden om bij verslechtering van haar gezondheid een nieuwe ziekmelding bij het Uwv te doen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Met het besluit van 28 juli 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 19 juli 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering krijgt. Deze uitkering krijgt eiseres tot en met 18 juli 2023. Volgens het Uwv is eiseres 80-100% arbeidsongeschikt.
1.1.
Tegen dit besluit hebben zowel eiseres als de (ex-)werkgever van eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 18 oktober 2022 is dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres komt daarmee niet in aanmerking voor een IVA-uitkering.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [A] ; de zoon van eiseres, mr. W. Wienen, waarnemend voor de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv. Eiseres was niet aanwezig.

Geschil

2. Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv terecht heeft bepaald dat eiseres volledig (80-100%) maar niet-duurzaam arbeidsongeschikt is. Volgens het Uwv is eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt omdat haar mogelijkheden om te werken nog kunnen verbeteren. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 19 juli 2021 (de datum in geding).

Beoordelingskader

3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
4. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

5. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
6. Eiseres voert aan dat sprake is van onzorgvuldig onderzoek, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nadere informatie heeft opgevraagd bij de GGZ-behandelaar en de psycholoog over de verwachte herstelkansen van eiseres en de termijn waarbinnen herstel en verbetering van het functioneren kan worden verwacht.
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. Ten tijde van de datum in geding was de behandelaar van eiseres de POH-GGZ (praktijkondersteuner) van de huisarts. Dit volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 september 2022, de informatie van de huisarts en is ook tijdens de zitting door partijen toegelicht. Tijdens de zitting is ook toegelicht dat tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de gemachtigde van eiseres is gevraagd bij welke instanties zij medische informatie kon opvragen. De gemachtigde wist tijdens de hoorzitting niet wie de behandelaars van eiseres waren. Blijkens het verslag van de hoorzitting is afgesproken dat de namen van de behandelaars bij eiseres werden opgevraagd en alsnog aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep zouden worden toegezonden. Eiseres heeft vervolgens een machtiging ondertekend waarin de praktijkondersteuner van de huisarts, de cardioloog en de oogarts als behandelaars zijn vermeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens bij hen ook medische informatie opgevraagd. De rechtbank wijst in dit verband op de brief van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 juli 2022 aan de huisarts en de praktijkondersteuner van de GGZ. Ook is voor de rechtbank niet duidelijk welke specifieke informatie de verzekeringsarts bezwaar en beroep zou hebben gemist, omdat in de schriftelijke informatie van de huisarts ook de informatie van de praktijkondersteuner GGZ is opgenomen. Omdat er ten tijde van de hoorzitting nog geen sprake was van een behandeling door een psycholoog kon daar ook geen informatie bij worden opgevraagd. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zelf eiseres heeft kunnen onderzoeken, omdat zij niet bij de telefonische hoorzitting aanwezig was. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
8. Namens eiseres wordt betoogd dat haar fysieke en psychische klachten ernstiger zijn dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens eiseres niet toereikend gemotiveerd dat er geen sprake is van een ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en dat er op lange termijn meer dan geringe kans op herstel bestaat.
9. De rechtbank geeft eiseres op dit punt geen gelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel inzichtelijk gemotiveerd waarom er geen sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld, waarvoor geen behandeling mogelijk is. De rechtbank legt dit uit en merkt hierbij op dat het gaat om de medische situatie van eiseres op 19 juli 2021, de datum in geding.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 12 september 2022 uitgebreid gereageerd op de medische informatie van de cardioloog, de oogarts en de huisarts. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er met betrekking tot de cardiale problematiek sprake van een stabiele situatie per juni 2021. Er zijn op dat moment geen duidelijke cardiale klachten. Bij lichamelijk onderzoek gericht op het hart heeft de cardioloog in juni 2021 geen afwijkingen geconstateerd.
Op en rond de datum in geding had eiseres staar. Eiseres heeft vervolgens een staaroperatie gehad waardoor haar gezichtsvermogen weer 100% is. Voor de acceptatieproblematiek is eiseres onder behandeling bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Deze behandeling is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep meestal een kortdurende behandeling van drie maanden. De verwachting is, gelet de aanwezige problematiek, dat binnen een jaar sprake zal zijn van een verbetering van de functionele mogelijkheden. De oogproblematiek is binnen een jaar hersteld. De verwachting is dat door middel van de psychische begeleiding de beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren zijn afgenomen. Volgens de informatie van de huisarts zou eiseres ADL-afhankelijk zijn en vergeetachtig. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep komt deze informatie van de huisarts echter niet overeen met de informatie van de cardioloog en de onderzoeksbevindingen van de primaire verzekeringsarts. De vermoeidheidsklachten zijn daarom volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep cardiaal niet te objectiveren. Mogelijk hangt een en ander samen met de acceptatieproblematiek. Er is daarom geen sprake van een progressief of een stabiel ziektebeeld waarvoor geen behandeling mogelijk is. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Tijdens de zitting heeft de zoon van eiseres meegedeeld dat de gezondheidssituatie van eiseres inmiddels is verslechterd omdat vanaf medio 2022 sprake is van een tweede lekkende hartklep. De rechtbank begrijpt de zorgen van de zoon van eiseres, maar ziet in die verklaring geen aanleiding om de beoordeling voor de hier voorliggende beoordelingsdatum (19 juli 2021) voor onjuist te houden. Zij geeft eiseres in overweging om voor deze verslechterde gezondheidssituatie een nieuwe ziekmelding bij het Uwv te doen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.