ECLI:NL:RBMNE:2023:6620
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, geboren in 1968 te Polen en woonachtig in België. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die oorspronkelijk op 18 januari 2018 is ingediend. De vordering strekt tot het vaststellen van een bedrag van € 547.200,00, dat zou zijn verkregen uit deelname aan een criminele organisatie gericht op wapenhandel tussen 19 oktober 2013 en 29 november 2016.
Tijdens de zittingen op 12 en 19 februari 2018, 11 december 2018, 23 juni 2022 en 13 november 2023 is de vordering behandeld. De officier van justitie, mr. E. Ahbata, heeft op 13 november 2023 het standpunt ingenomen dat de vordering moet worden afgewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.K.A. van den Bos, heeft dit standpunt ondersteund.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeelde financieel heeft geprofiteerd van haar deelname aan de criminele organisatie. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat er sprake is van een financiële verwevenheid tussen de veroordeelde en haar echtgenoot, die ook medeveroordeeld is in de strafzaak. De rechtbank concludeert dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden toegewezen en wijst deze af.