ECLI:NL:RBMNE:2023:662

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
16.126881.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van een poging tot doodslag en van medeplegen van zware mishandeling; bewezenverklaring van medeplegen van een poging tot zware mishandeling en van openlijke geweldpleging

Op 22 mei 2022 heeft de verdachte, samen met anderen, geprobeerd om het slachtoffer, [slachtoffer], opzettelijk van het leven te beroven in Almere. De rechtbank heeft het bewijs voor de poging tot doodslag en zware mishandeling onvoldoende geacht en heeft de verdachte vrijgesproken van deze beschuldigingen. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, die gezamenlijk geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer, die op dat moment op skeelers reed en daardoor extra kwetsbaar was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de snorfiets, die gebruikt is bij de feiten, uitgesproken. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij, [slachtoffer], heeft geleden, en is een schadevergoeding toegewezen van € 9.220,50, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.126881.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 2022 en 7 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, alsmede mr. J.A. Neslo, advocaat te Almere, en M. Kwakman, juridisch medewerker op het kantoor van mr. Neslo, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 22 mei 2022 te Almere, samen met één of meer anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door hem meermalen:
- met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, in de rug te steken/snijden en/of
- met een scooter tegen hem aan te rijden en/of
- met gebalde vuist tegen het gezicht te slaan/stompen en/of
- tegen het lichaam te trappen/schoppen en/of slaan/stompen/duwen;
Subsidiair is dit ten laste gelegd als het medeplegen van zware mishandeling, meer subsidiair als het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en meest subsidiair als het medeplegen van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
2.
op 22 mei 2022 te Almere openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging acht zij, in beide gevallen met uitzondering van het steken, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle varianten van het onder 1 ten laste gelegde. Er was bij verdachte geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en evenmin heeft zijn handelen – het met de scooter kort en niet hard tegen aangever aanrijden – zwaar lichamelijk letsel tot gevolg gehad. Bovendien is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten wat betreft het onder 1 ten laste gelegde. Het onder 2 ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van het steken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 1 primair (medeplegen van een poging tot doodslag)
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten, om aangever met opzet van het leven te beroven. Op grond van het dossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van een scherp en/of puntig voorwerp bij medeverdachte [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] dit voorwerp ook zou gaan gebruiken. Dat verdachte het opzet had om aangever van het leven te beroven, al dan niet in voorwaardelijke zin, is dan ook niet gebleken. De overige onder feit 1 primair ten laste gelegde geweldshandelingen, te weten het aanrijden van aangever met de scooter, het slaan/stompen tegen het hoofd en het lichaam en het trappen/schoppen tegen het lichaam, zijn ernstige geweldshandelingen, maar niet van dien aard dat daarmee de aanmerkelijke kans bestond dat aangever ten gevolge hiervan zou komen te overlijden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag.
Vrijspraak voor feit 1 subsidiair (medeplegen van zware mishandeling)
Ook voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het zwaar lichamelijk letsel is in de tenlastelegging onder 1 subsidiair omschreven als één of meer steekwonden, snijwonden, prikwonden, een klaplong en/of bloed in de longen. De rechtbank stelt vast dat dit letsel het gevolg is van het steken met het scherp en/of puntig voorwerp en niet van het slaan/stompen tegen het hoofd of trappen/schoppen tegen het lichaam van aangever. De tenlastelegging is daarmee, anders dan door de officier van justitie is gesteld, niet toegespitst op zwaar lichamelijk letsel in de vorm van (blijvende) littekens in het gezicht van aangever en kan ook niet als zodanig worden gelezen, zodat verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen voor feit 1 meer subsidiair en feit 2 [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2022 op zijn skeelers in Almere was. Hij skeelerde op het Busplein tegenover de Day&Night shop toen hij van achteren werd aangereden. Hierdoor viel hij voorover op handen en knieën. Op het moment dat hij op de grond terecht kwam, sloegen vier jongens op hem in. Het duurde wel een paar minuten. Hij ervoer op dat moment veel pijn. Ze hebben met scooters op hem ingereden toen hij op de grond lag. Ook hebben ze hem drie keer gestoken. [2]
Door getuige [getuige 1] is verklaard dat zij een groepje mensen bij de Day&Night shop zag. Zij waren aan het schreeuwen. Zij zag vervolgens een man van de groep weg skeeleren. Hij werd aangereden door de scooters, geslagen op zijn rug en onderuit getrapt. Hij zag kans naar de rand van de busbaan te skeeleren, maar werd weer gepakt door de jongens. Die gooiden hem tegen het bushokje. Toen hij in dat bushokje zat, kon hij geen kant meer op. Voor hem stonden de twee scooters met daarop de twee jongens en de derde en vierde dader. Daar kreeg hij enkele hele harde vuistslagen op zijn hoofd en werd hij weer aangereden. [3]
Uit het door de politie verrichte onderzoek naar de camerabeelden van Cameratoezicht Almere, van de Nederlandse Spoorwegen en naar de door getuige [getuige 2] vanuit de bus gemaakte camerabeelden (het zogenoemde Snapchatfilmpje) komt naar voren dat [verdachte] de bestuurder was van de donkerkleurige scooter, [medeverdachte 2] de blauwe scooter bestuurde, [medeverdachte 3] aangever heeft mishandeld en [medeverdachte 1] drie stekende bewegingen in de richting van de rug van aangever heeft gemaakt. [4] Uit de beelden van Cameratoezicht Almere volgt dat aangever meerdere keren werd omsingeld door vier personen, van wie twee personen ieder op een scooter zaten. [5] Door verbalisant zijn, op basis van de camerabeelden en de door getuigen afgelegde verklaringen, de feitelijke handelingen per verdachte beschreven.
[verdachte] :
02.21.36
uur: de bestuurder van de donkerkleurige scooter reed in de richting van aangever en stopte zeer kort achter aangever.
02.21.47
uur: de twee bestuurders van de twee scooters reden in de richting van aangever. [6]
02.21.55
uur: de persoon met de korte broek (de rechtbank begrijpt: aangever) viel op de grond, nadat de bestuurder van de donkerkleurig scooter tegen het linkerbeen van aangever aanreed. [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de grijze scooter de man in het begin onderuit heeft gereden en dat hij ook later, tijdens de mishandeling, weer op de man inreed. [8] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat aangever door één van de jongens op een scooter (de rechtbank begrijpt: de donkerkleurige scooter) achter aangever is aangereden en hem in de rug heeft gereden. De scooter reed vol gas op aangever in. [9]
[medeverdachte 2] :
02.21.40
uur: aangever werd aangereden door de bestuurder van de scooter met de blauwe voorkant.
02.21.57
uur: de persoon op de grond werd aangereden door de bestuurder van de tweede scooter, die aan de voorkant blauw was.
02.21.58
uur: de bestuurder van de scooter bleef tegen de persoon op de grond aanrijden. [10]
Door getuige [getuige 1] is verklaard dat de jongen op de blauwe scooter de man als eerste aanreed. Aangever werd later weer aangereden door de jongen op de blauwe scooter. Zij zag dat hij meerdere keren tegen zijn benen aanreed. Zij zag de scooter letterlijk heen en weer gaan. [11] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de snelheid waarmee de blauwe scooter tegen aangever aanreed niet heel hoog was, maar wel genoeg moet zijn geweest om pijn te veroorzaken. Hij zag dat beide keren dat de scooter tegen de man aanreed diens onderlichaam bewoog. [12]
[medeverdachte 3] :
02.21.24
uur: één van de vier personen pakte aangever vast en gaf hem een duw. Deze persoon liep achter aangever aan.
02.21.28
uur: deze persoon gaf aangever nogmaals een duw.
02.21.37
uur: deze persoon gaf aangever een trap tegen zijn benen, waardoor aangever ten val kwam.
02.21.47: aangever skeelerde weg. De persoon die aangever had getrapt, liep achter aangever aan. [13]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever onderuit werd getrapt door de vierde jongen die erbij kwam. Hij schopte aangever tegen zijn been, zodat hij tegen de grond viel. Aangever kwam weer overeind, maar werd weer onderuit getrapt door deze vierde jongen.
Zij zag dat de vierde dader aangever enkele heel harde vuistslagen tegen zijn hoofd gaf. Aangever viel door deze vuistslagen weer op de grond. [14] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat NN1 (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) aangever een vuistslag gaf. Hij zag dat NN1 met gebalde vuist zijn rechterarm met kracht naar het gezicht van aangever bracht en in het gezicht, net boven de oogkas, terecht kwam. [15]
[medeverdachte 1] :
Op het Snapchatfilmpje is het volgende te zien:
  • er staan twee personen bij aangever. Eén van deze twee personen maakte een stekende beweging in de richting van de rug van aangever.
  • diezelfde persoon maakte een tweede stekende beweging in de richting van aangever. Aangever zat met zijn rug in de richting van deze persoon.
  • diezelfde persoon maakte een derde stekende beweging in de richting van aangever, waarbij aangever met zijn rug in de richting van deze persoon probeerde op te staan.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever op de grond lag en klappen op zijn rug kreeg van de derde man. [17] Getuige [getuige 2] verklaarde dat aangever drie of vier keer door klappen werd geraakt aan de bovenkant van zijn lichaam. [18]
Uit de door een forensisch arts opgemaakte rapportage volgt dat er midden op het voorhoofd een scherp begrensde grillig ovale huidverkleuring zichtbaar is van circa 8 millimeter lang en circa 3 millimeter breed. Het is een genezende huidbeschadiging met korstvorming. Op het voorhoofd, boven de binnenkant van de rechter wenkbrauw, is een scherp begrensde streepvormige roodbruine huidverkleuring zichtbaar van circa 22 millimeter lang en circa 3 millimeter breed. Dit is een gehechte huiddoorklieving met twee hechtingen. Bij de linker binnen ooghoek, tegen de neusbrug, is een onscherp begrensde gele huidverkleuring zichtbaar van circa 34 millimeter lang en circa 16 millimeter breed. Dit is een onderhuidse bloeduitstorting. Op het rechter deel van de rug zijn drie scherp begrensde streepvormige
roodbruine huidverkleuringen met een grijspaars/groengele rand zichtbaar met enkele hechtingen er doorheen. Het zijn genezende huiddoorklievingen met korstvorming, hechtingen en enige onderhuidse bloeduitstortingen. Op beide armen en benen zijn onderhuidse bloeduitstortingen en huidbeschadigingen met korstvorming zichtbaar. [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever heeft aangereden met de scooter. [20] Hij had weg moeten gaan, maar is erbij gebleven. [21]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging voor feit 1 meer subsidiair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de mishandeling van aangever op twee momenten en op twee nabijgelegen plekken heeft plaatsgevonden en dat de vier verdachten al die tijd samen hebben opgetreden richting aangever. Toen aangever van de groep weg skeelerde, nadat hij door verschillende verdachten was geduwd, onderuit werd getrapt en werd aangereden door de blauwe scooter, volgden alle vier de verdachten hem naar de bushalte waar hij tegen zijn hoofd werd geslagen en opnieuw werd aangereden door beide scooters. Ook verdachte is al die tijd betrokken geweest bij de mishandeling van aangever door daar, ook al voorafgaand aan de mishandeling, steeds bij aanwezig te zijn, aangever te omsingelen en te achtervolgen en hem met de scooter aan te rijden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gelet op de aard van de door verdachten verrichte handelingen is er sprake geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Aangever, die op skeelers reed en daarmee extra kwetsbaar was, is meermalen geduwd, onderuit getrapt, meerdere keren hard op zijn hoofd geslagen en hij is door de scooters meerdere keren aangereden, terwijl getuigen verklaren dat de ene scooter vol gas op aangever inreed en de snelheid van de andere scooter hoog genoeg was om pijn te veroorzaken. De gedragingen van verdachten kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachten de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust hebben aanvaard. De rechtbank heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat indien iemand wordt aangereden met een scooter, de kans op zwaar lichamelijk letsel groot is en dus aanmerkelijk te noemen is, temeer als de scooter inrijdt op een persoon op skeelers, of als een persoon op grond ligt. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het steken met een scherp en/of puntig voorwerp nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat een medeverdachte het slachtoffer zou gaan steken. Ten aanzien van het steken kan daarom niet worden vastgesteld dat hiervoor een nauwe en bewuste samenwerking bestond. Van dat onderdeel van de tenlastelegging onder 1 meer subsidiair zal verdachte worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging voor feit 2
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Deze bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn, maar de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt vast dat uit de verschillende getuigenverklaringen en camerabeelden het gezamenlijk optreden van de groep van vier verdachten blijkt. Door alle verdachten zijn geweldshandelingen gepleegd. Verdachte heeft niet alleen getalsmatig voor versterking gezorgd door van begin tot eind erbij aanwezig te zijn en er zich niet van te distantiëren, maar hij heeft ook samen met de andere verdachten aangever meermalen omsingeld en is hem meermalen gevolgd als aangever van hen weg probeerde te gaan. Bovendien, en niet in de laatste plaats, bestuurde hij één van de scooters en reed hij daarmee vol gas tegen aangever aan.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte door te handelen zoals hiervoor vermeld opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen in groepsverband, ook waar het gaat om het steken met een scherp en/of puntig voorwerp. Dat niet kan worden vastgesteld of verdachte wist dat iemand anders uit de groep het slachtoffer zou steken, is niet van belang, nu verdachte aan het groepsgeweld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. meer subsidiair
op 22 mei 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
- met een scooter voornoemde [slachtoffer] heeft aangereden en
- met gebalde vuist tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en
- tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en geslagen/gestompt en geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 22 mei 2022 te Almere, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermalen,
- met een scherp en/of puntig voorwerp in de rug te steken/snijden en
- met een scooter aan te rijden en
- met gebalde vuist tegen het gezicht te slaan/stompen en
- tegen het lichaam te slaan/stompen en te trappen/schoppen en
- tegen het lichaam te duwen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 meer subsidiair:
medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
Feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Verdachte had een kleine rol in het ten laste gelegde, is nog jong, werkt fulltime en het risico op recidive is laag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en aan openlijke geweldpleging. In de nacht van 22 mei 2022 hebben verdachten het slachtoffer zonder enige noemenswaardige aanleiding omsingeld, achtervolgd, met scooters aangereden, geduwd, in zijn gezicht en tegen zijn lichaam geslagen en onderuit getrapt. Eén van de verdachten heeft het slachtoffer te midden van al dit geweld driemaal met een scherp en/of puntig voorwerp in diens rug gestoken.
Uit de bewegende beelden blijkt goed de ernst en het ongeremde, maar ook het laffe, van wat verdachten hebben gedaan. Zij hebben zich met zijn vieren gericht op een slachtoffer dat op skeelers reed en daarmee kwetsbaar en weerloos was. Zij hebben hun scooters ingezet als wapen door daarmee het slachtoffer meerdere keren vol gas aan te rijden.
Door hun handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Het slachtoffer moest in het ziekenhuis worden opgenomen en medisch ingrijpen was noodzakelijk om ernstiger letsel te voorkomen. Uit de door het slachtoffer overgelegde stukken blijkt dat hij nadien nog wekenlang lichamelijk beperkt is geweest als gevolg van het bewezen verklaarde en hij bovendien nu meerdere ontsierende littekens in zijn gezicht heeft. Ook voelt hij zich in het openbaar steeds onveilig en is hij voortdurend op zijn hoede.
Feiten als de onderhavige versterken daarnaast de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat. Meerdere (jonge) mensen zijn getuige geweest van dit geweld. Eén van de getuigen heeft verklaard het hoofd te hebben afgewend omdat hij het niet meer kon aanzien. Een ander verklaarde bang te zijn geweest voor de verdachten. Dit soort geweld leidt ertoe dat mensen bang zijn op een uitgaansavond (in Almere) een groep als die van verdachte en zijn medeverdachten tegen te komen.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte de ernst van bewezen verklaarde onvoldoende beseft. Hij heeft zijn aandeel steeds gebagatelliseerd en bovendien weinig empathie met het slachtoffer getoond. Dit weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 oktober 2022 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 19 juli 2022 en van 8 december 2022. Daarin wordt weergegeven dat de reclassering geen delictanalyse kan opstellen en geen verbanden kan leggen tussen de criminogene factoren en het eventuele delictgedrag omdat verdachte ontkent. Er lijkt sprake van een stabiele leefsituatie. Het sociaal netwerk wordt als een risico verhogende factor gekenmerkt. Er is verdiepingsdiagnostiek uitgevoerd waaruit blijkt dat verdachte moeite heeft met het beheersen van zijn impulsen. Een training op dit gebied, zoals ‘stop-denk-doe’, zou verdachte kunnen helpen. In het verleden is echter gebleken dat verdachte zelf in staat is om hulp te vragen als hij ergens tegenaan loopt. Dit, samen met het verloop van het huidige reclasseringstoezicht en de conclusie van de toezichthouder dat hij geen reden ziet om het reclasseringstoezicht voort te zetten bij een veroordeling, maakt dat de reclassering adviseert om verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan zowel voor zware mishandeling als voor openlijke geweldpleging uit van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De rechtbank vindt de strafbare handelingen als duwen, slaan of trappen niet zwaarder wegen dan het aanrijden met een scooter. Zij zal daarom aan drie van de vier verdachten eenzelfde straf opleggen. Hierbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat – hoewel de verdachten verschillende geweldshandelingen hebben gepleegd – zij overduidelijk als groep te werk zijn gegaan, met een gezamenlijk doel.
De rechtbank komt tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, verdachte ook verantwoordelijk houdt voor het steken met het scherp en/of puntig voorwerp zoals dat in het kader van de openlijke geweldpleging bewezen is verklaard. De ernst van de feiten vindt de rechtbank dusdanig dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Het signaal naar verdachte en ook anderen moet zijn dat dit soort zinloos groepsgeweld zwaar wordt bestraft.
Alles afwegende is een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Een gedeelte daarvan, namelijk 60 dagen, zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee wordt beoogd verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank zal, conform het advies van de reclassering, aan dit voorwaardelijk deel geen bijzondere voorwaarden verbinden.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen, zodat de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf direct kan worden geëxecuteerd.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een snorfiets, verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp zijn de onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.220,50. Dit bedrag bestaat uit € 2.220,50 materiële schade en € 12.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
* eigen risico 2022 - € 385,00
* schade aan kleding - € 183,00
* schade aan skeelers - € 200,00
* schade aan bank - € 1.000,00
* daggeldvergoeding ziekenhuisopname - € 62,00
* vergoeding huishoudelijke hulp - € 390,50
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 per verdachte en voor het overige niet-ontvankelijkverklaring. De gevorderde materiële schade kan hoofdelijk worden toegewezen, met uitzondering van de posten ‘ziekenhuisopname’ en ‘huishoudelijke hulp’, omdat deze schade het gevolg is van het steken met het scherp en/of puntig voorwerp. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de toe te kennen bedragen te verdelen naar rato van het handelen per verdachte en de vergoeding niet hoofdelijk toe te wijzen. Verder is de schade aan de bank geen directe schade en moet ook de post ‘skeelers’ worden afgewezen. Uit de stukken blijkt niet dat de vergoeding voor huishoudelijke hulp noodzakelijk was voor de duur van vijf weken. Voor de kosten van de ziekenhuisopname ontbreekt het causaal verband met het handelen van verdachte, zodat die post moet worden afgewezen, en dat geldt om diezelfde reden ook voor de gevorderde immateriële schade. De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde immateriële schadevergoeding af te wijzen dan wel sterk te matigen tot een bedrag van € 500,00.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank onder feit 2 ook het steken met het scherp en/of puntig voorwerp bewezen heeft verklaard, is er geen aanleiding om de schade die het gevolg is van het steken met het scherp en/of puntig voorwerp van de toe te kennen schadevergoeding uit te sluiten.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘eigen risico’, ‘kleding’, ‘skeelers’, ‘daggeld ziekenhuisopname’ en ‘vergoeding huishoudelijke hulp’ is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde schade aan de bank is onderbouwd met slechts één foto. De rechtbank zal die schade daarom schatten op een bedrag van € 500,00. De vordering wat betreft de materiële schade zal worden toegewezen tot het bedrag van € 1.720,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij recht op vergoeding hiervan. Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank de aard en ernst van de normschending en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan meegewogen. Ook heeft de rechtbank gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. Dit alles in aanmerking genomen acht de rechtbank een vergoeding van
€ 7.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk, vanwege het volgende.
In artikel 6:166 BW is bepaald dat indien één of meerdere van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Gelet op de bewezenverklaring stelt de rechtbank vast dat verdachte onderdeel was van een groep die openlijk geweld pleegde tegen de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn medeverdachten ieder voor zich een bijdrage geleverd aan de gedragingen die het gevaar voor letsel hebben doen ontstaan en bestaat tussen de bijdrage van verdachte en de bijdragen van de andere verdachten een zodanige samenhang, dat de gedragingen van ieder van hen als gedragingen in groepsverband gekwalificeerd kunnen worden. Verdachte is dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.220,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 81 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 2 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Beslag

- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK snorfiets (Omschrijving: zwart, merk: SYM, met sleutels);

Benadeelde partij

  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 9.220,50, bestaande uit een vergoeding van € 1.720,50 voor materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 9.220,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 81 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. H.J. Bos en mr. R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2023.
Mrs. Bos en Hebly zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te
beroven, meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in de
rug, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden,
- met een scooter en/of bromfiets voornoemde [slachtoffer] heeft aangereden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde
[slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en/of
geslagen/gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en)
en/of prikwond(en) en/of klaplong en/of bloed in de longen heeft toegebracht door
voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het
lichaam, te steken/snijden en/of
- met een scooter en/of een bromfiets voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en/of
- op/tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of te
duwen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in de
rug, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden,
- met een scooter en/of bromfiets voornoemde [slachtoffer] heeft aangereden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde
[slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en/of
geslagen/gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld
door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het
lichaam, te steken/snijden en/of
- met een scooter en/of een bromfiets voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en/of
- op/tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of te
duwen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekwond(en) en/of
snijwond(en) en/of prikwond(en) en/of klaplong en/of bloed in de longen ten
gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, openlijk, te weten,
op/aan de Olof Palmehof en/of de Grote Markt, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten tegen [slachtoffer] door
voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het
lichaam, te steken/snijden en/of
- met een scooter en/of brommer aan te rijden en/of
- ( met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en/of
- op/tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of
- tegen het lichaam te duwen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 mei 2022 (deel I) en 4 augustus 2022 (deel II), genummerd MD2R022065/BAC, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 801. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 111.
3.Pagina 236.
4.Pagina 614.
5.Pagina 264.
6.Pagina’s 213 en 615.
7.Pagina’s 614 t/m 615.
8.Pagina 616.
9.Pagina 616.
10.Pagina’s 617 t/m 619.
11.Pagina 620.
12.Pagina 620.
13.Pagina’s 620 t/m 622.
14.Pagina 623.
15.Pagina 624.
16.Pagina’s 626 t/m 628.
17.Pagina 628.
18.Pagina 628.
19.Rapportage d.d. 17 november 2022, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann, forensisch arts, pagina 6 t/m 8 en 10 t/m 11.
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 december 2022.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte in raadkamer d.d. 21 juli 2022, blad 2.