ECLI:NL:RBMNE:2023:6615

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
16/126485-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en wederspannigheid met zwaar lichamelijk letsel tegen politieambtenaar

Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 mei 2023 in Utrecht een politieambtenaar heeft aangevallen. De verdachte heeft meermalen met kracht tegen het hoofd van de politieambtenaar geschopt, wat leidde tot een hersenschudding, tinnitus en een gebroken kies bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en wederspannigheid, waarbij het geweld dat hij heeft gebruikt een aanmerkelijke kans op de dood van de politieambtenaar met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder immateriële schadevergoeding voor de politieambtenaar en andere slachtoffers van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen politieambtenaren en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/126485-23; 16/061479-23 (gev. ttz) en 16/070233-23 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023 en 27 november 2023. Op de laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. van Keulen, advocaat te Utrecht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn raadsvrouw mr. E. Ceulen, advocaat te Arnhem, en door [A] , medewerker van slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/061479-23
en 16/070233-23 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 6 en feiten 7 en 8.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Primair
op 20 mei 2023 te Utrecht heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk te doden, door hem meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd te schoppen;
subsidiair
op 20 mei 2023 te Utrecht [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd te schoppen;
meer subsidiair
op 20 mei 2023 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd te schoppen;
Feit 2
op 20 mei 2023 te Utrecht zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet tegen politieambtenaren [slachtoffer 1] en [verbalisant 1] , terwijl dit verzet zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel bij die [slachtoffer 1] tot gevolg heeft gehad;
Feit 3
op 20 mei 2023 te Utrecht politieambtenaar [verbalisant 2] en/of meerdere politieambtenaren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
Feit 4
op 20 mei 2023 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
Feit 5
op 20 mei 2023 te Utrecht een door de officier van justitie afgegeven gedragsaanwijzing van 12 maart 2023, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod, heeft overtreden;
Feit 6
op 1 maart 2023 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
Feit 7
op 12 maart 2023 te Utrecht zijn vader [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
Feit 8
op 12 maart 2023 te Utrecht een auto (Opel Meriva) toebehorende aan [benadeelde] en/of [slachtoffer 4] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding met betrekking tot feit 2 nietig moet worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het onder feit 2 genoemde wetsartikel alleen verwijst naar de strafmodaliteit in artikel 181 van het Wetboek van Strafecht (Sr) (wederspannigheid met (zwaar) lichamelijk letsel ten gevolge) en niet naar het wettelijk voorschrift zoals beschreven in artikel 180 Sr (wederspannigheid).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie moet het verweer worden verworpen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De tekst van de dagvaarding met betrekking tot feit 2 is feitelijk en concreet. Uit het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat het voor verdachte niet duidelijk was wat hem wordt verweten en waartegen hij zich moest verdedigen. Voor (partiële) nietigheid van de dagvaarding bestaat geen grond. Het verweer wordt verworpen.
De dagvaarding is dus geldig. Verder is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder de feiten 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor de geweldshandeling ‘schoppen’.
Wat betreft feit 2 heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feit 1 primair en feit 2
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [slachtoffer 1] , genummerd PL0900-2023148108-21, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 20 mei (de rechtbank begrijpt: 20 mei 2023) was ik, [slachtoffer 1] , aan de [adres 1] te [woonplaats] . Ik deelde [verdachte] mede dat hij was aangehouden.
Ik voelde direct dat [verdachte] zijn arm aanspande en naar zijn lichaam trok, precies de andere kant op dan dat ik hem wilde brengen.
Aldaar op het trottoir probeerden wij [verdachte] onder controle te krijgen. [2] Daar dit niet direct lukte, probeerde ik [verdachte] 's been te haken, ten einde hem naar de grond te brengen.
Op dat moment voelde ik echter dat bij het haken, dat [verdachte] mijn linkerbeen
wegschopte. Ik verloor hierdoor mijn balans en viel voorover. Ik voelde dat ik op de grond terecht kwam, echter vrijwel direct voelde ik een hele harde dreun tegen de rechterzijde van
mijn gezicht. Ik voelde een enorme pijnscheut en zag dat het [verdachte] was. [3]
In een reactie dook ik naar voren om de benen van [verdachte] beet te pakken, ten einde dat
hij mij niet nogmaals kon raken, toen ik het been van [verdachte] weer naar achteren zag gaan.
Echter was ik net te laat en voelde wederom een trap op mijn hoofd. [4] Direct daarop voelde ik een derde schop tegen mijn hoofd met het andere been van [verdachte] . [5]
Een proces-verbaal van aangifte van [getuige] , genummerd PL0900-2023148299-2, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik zag dat uw collega uitgleed en door [verdachte] met kracht met zijn voet in het
gelaat werd getrapt. Ik zag dat [verdachte] dit een aantal keren herhaalde. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen van politieambtenaar [verbalisant 3] , genummerd PL0900-2023148108-16, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven
Ik zag dat de collega's [verbalisant 1] en [slachtoffer 1] naar [verdachte] toeliepen en hem beet pakten. Ik zag dat verdachte zich verzette tegen zijn aanhouding. Ik
zag dat hij op de grond aan het draaien was om te pogen om zich los te krijgen. Ik
zag vervolgens dat collega [slachtoffer 1] de benen van verdachte wilde pakken. Ik zag
vervolgens dat verdachte een trappende beweging naar collega [slachtoffer 1] maakte.
Ik zag dat collega [slachtoffer 1] vol op zijn gezicht werd geraakt. Ik zag dat dit met
kracht gebeurde en dat de trap heel hard was. Ik zag namelijk dat collega [slachtoffer 1]
door de trap naar achteren viel. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen van politieambtenaar [verbalisant 2] , genummerd PL0900-2023148108-6, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven
Net op het moment dat ik omkeek zag ik dat collega [slachtoffer 1] naar aanleiding van het verzet van [verdachte] op de grond viel. Vervolgens zag ik dat [verdachte] zijn rechterbeen naar achteren bewoog om vervolgens kennelijk opzettelijk en met forse kracht uit te halen en met een slinger zijn rechtervoet op de rechterwang van collega [slachtoffer 1] schopte. Ik zag collega [slachtoffer 1] naar achteren vallen. [8]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , genummerd PL0900-2023148108-7, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven
Toen collega [slachtoffer 1] en ik de verdachte vast pakten merkte ik dat [verdachte] zijn armen met kracht contra bewoog ten opzichte waar ik zijn armen naartoe wilde hebben om de transportboeien deugdelijk te bevestigen. Collega [slachtoffer 1] en ik zette de verdachte tegen de politie bus aan om zo meer controle te krijgen. Ik merkte dat [verdachte] nog meer in het verzet ging. Ik voelde namelijk dat [verdachte] met kracht mij van zich af probeerde te duwen.
Vervolgens zag ik dat [verdachte] een trappende beweging maakte richting collega [slachtoffer 1] .
Ik zag dat deze trap met kracht was en dat de voet van [verdachte] op het been van collega
[slachtoffer 1] kwam. Ik zag dat collega [slachtoffer 1] hierdoor hard ten val op de stenen kwam. Ik
zag dat [verdachte] met zijn linkerbeen een trappende beweging richting het gelaat van collega [slachtoffer 1] maakte. Ik zag dat, door de trappende beweging, collega [slachtoffer 1] met volle kracht werd geraakt in zijn gelaat. Ik hoorde, toen de schoen van [verdachte] het gezicht van collega [slachtoffer 1] raakte, een doffe klap die ik niet snel meer zal vergeten. [9]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een letselrapportage Forensische Geneeskunde van GGD regio Utrecht voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Afgebroken kies onderkaak links.
Hersenschudding geconstateerd.
Pijn rechter aangezicht.
Tevens oorsuizen, rechts meer dan links. [10]
Hersenschudding en oorsuizen wijzen op letsel in hersenen en gehoorgangen.
Heeft kneuzing van het rechter kaakkopje. [11]
Een stomp trauma door schoppen in het gezicht moet steeds als potentieel ernstig (invaliderend) worden gezien, omwille van de vitale structuren in de gezicht zoals ogen, neus, oren en mond, slagaderen en zenuwen vlak daaromheen. Hard schoppen tegen de slaap kan leiden tot ernstig schedel-/hersenletsel en in het ergste geval dodelijk verlopen. Gezien de plaats van de letsels had dit incident kunnen leiden tot uitval van de functies van met name de ogen, de neus, de kauwfunctie, bloedingen en uitval van zenuwfuncties in het gelaat, alsmede inwendige hersenschade kunnen veroorzaken. [12]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van de KNO arts [B] van 15 juni 2023 voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik zag [slachtoffer 1] op 15 juni 2023. Hij heeft 24 uur een hoge piep in het oor. Fors last van tinnitus beiderzijds. Hoge piep. Voelt ook een continue druk op de beide oren.
Conclusie: Tinnitus / gehoorverlies post-traumatisch. [13]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van KNO-arts [C] van 24 augustus 2023 voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Er is besloten om nu alleen linkerzijde 3x te behandelen. [14]
Na lokale verdoving werd Intratympanale dexamethason toegediend. [15]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van kaakchirurg [D] van 9 november 2023 voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Er zal dus rekening gehouden moeten worden met vervanging van meerdere gebitselementen. Hierbij moet gedacht worden aan implantaten. [16]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van arts-medisch adviseur [E] van 14 november 2023 voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Na het ongeval raakte cliënt arbeidsongeschikt. Hij werd begeleid door de bedrijfsarts. Er
vonden meerdere gesprekken plaats. De bedrijfsarts constateerde diverse beperkingen, o,a.
met het verdelen en vasthouden van de aandacht, prikkelrijke en lawaaierige omgevingen,
verantwoording dragen, beslissingen nemen, omgaan met geweld en een hoge fysieke
belasting. Cliënt volgde diverse behandelingen. Sinds september 2023 ging het langzaamaan
beter met cliënt; hij werkte op dat moment 2x2 uur per week in passende werkzaamheden. [17]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van arts-medisch adviseur [E] van 22 november 2023 voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Het klopt inderdaad dat de tinnitus die gepaard gaat met blijvende gehoorschade meestal
óók blijvend is. Hoe langer tinnitusklachten aanhouden, hoe kleiner de kans dat deze
uiteindelijk zullen verdwijnen. [18]
Feit 3
Verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 20 mei 2023, genummerd PL0900-2023148108-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 25 e.v. van het einddossier.
Feit 4
Verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 20 mei 2023, genummerd PL0900-2023148108-13, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 77 e.v. van het einddossier.
Feit 5
Verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2023;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijke gedragsaanwijzing van de officier van justitie van 12 maart 2023 (los bijgevoegd).
Feit 6
Verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 1 maart 2023, genummerd PL0900-2023062976-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 5 e.v.
Feiten 7 en 8 [19]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023073735-6, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op zondag 12 maart 2023 stond ik, verbalisant, [slachtoffer 4] te woord. Ik zag dat [slachtoffer 4] een flink rood doorlopen linkeroog had. Ik hoorde dat [slachtoffer 4] zei dat zijn zoon [verdachte] in de auto zat te wachten. [20]
Ik zag dat de personenauto een zwarte Opel Meriva betrof, voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat op de bijrijdersstoel in de auto een man zat, de nader te noemen verdachte [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). Ik zag dat de voorruit voor de bijrijder gebarsten was. Tevens zag ik dat het raam aan de bijrijderszijde geheel kapot was. [21]
Ik zag dat de verdachte wees naar de kapotte ruiten van de auto. Ik hoorde dat hij verklaarde dat hij zich 6 uren lang had geprobeerd in te houden en dat het daarna niet meer lukte. [22]
Gesprek vader
Ik hoorde dat [slachtoffer 4] mij in het kort verklaarde dat zijn zoon [verdachte]
  • hem had gewurgd en geslagen
  • hem in ieder geval twee keer op zijn linkerkant van het gezicht had geslagen, twee keer op zijn neus en ook twee keer op de rechterkant van zijn gezicht
  • de ruiten van de auto had ingeslagen met een breekijzer.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023073872-2, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven
[benadeelde] , eigenaresse van het voertuig een Opel Meriva voorzien van het kenteken: [kenteken] . [24]
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair en feit 2
In de loop van de (vroege) ochtend van 20 mei 2023 zijn bij de politie Utrecht meerdere meldingen binnengekomen die verband hielden met een burenconflict aan de [straat] in Utrecht. Na de laatste melding kwam de politie opnieuw ter plaatse en werd door de buren van verdachte aangifte tegen hem gedaan van bedreiging. Verdachte bevond zich in zijn woning en kwam op agressieve wijze naar buiten toen de vader van de buurvrouw en verdachtes vader voor zijn woning een woordenwisseling kregen. Daarop hielden politieambtenaren [slachtoffer 1] en [verbalisant 1] verdachte aan. Verdachte verzette zich met geweld tegen die aanhouding.
Het door verdachte gebruikte geweld
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geweld dat verdachte heeft uitgeoefend tijdens zijn aanhouding bestond uit het met zijn armen in de tegengestelde richting bewegen van de richting waarin [slachtoffer 1] en [verbalisant 1] hem probeerden te bewegen. Daarnaast heeft hij [verbalisant 1] tegen het lichaam geduwd en [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht tegen zijn hoofd geschopt. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank wettig en overtuigend bewijs voor meer dan één schop. [slachtoffer 1] heeft in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen gedetailleerd verklaard over drie schoppen. De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze bevindingen te twijfelen, temeer nu deze steun vinden in overige bewijsmiddelen, waaronder het letsel dat bij [slachtoffer 1] is geconstateerd. Uit de letselrapportage van de GGD blijkt namelijk dat [slachtoffer 1] zowel rechts (pijn rechter aangezicht, kneuzing kaakkopje, oorsuizen) als links (gebroken kies onderkaak) verwondingen had. Daarnaast heeft getuige [getuige] verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt en dit daarna een aantal keren heeft herhaald. Deze getuige stond in de deuropening van zijn woning, de woning naast die van verdachte. De aanhouding van verdachte vond plaats op straat, voor deze woningen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat deze getuige de gebeurtenissen goed heeft kunnen zien. Dat andere getuigen, zoals overige politieagenten, niet hebben verklaard over meer dan één schop tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , ziet de rechtbank niet als een contra-indicatie voor het bewijs daarvan. Uit hun verklaringen blijkt immers dat deze agenten in dat korte tijdsbestek druk bezig waren met het in bedwang houden van de vader van verdachte ofwel het overmeesteren van verdachte die zich tegen zijn aanhouding bleef verzetten. Het is daardoor goed mogelijk dat zij niet alles hebben gezien. Opvallend is daarbij dat agenten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ieder een ander moment hebben beschreven waarop [slachtoffer 1] een schop kreeg. [verbalisant 2] had het over een schop nadat [slachtoffer 1] was gevallen en [verbalisant 3] beschreef een trap toen [slachtoffer 1] de benen van verdachte vastpakte. Beide gebeurtenissen zijn door [slachtoffer 1] genoemd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt.
Poging doodslag
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte ‘vol’ opzet had op het doden van [slachtoffer 1] . De vraag die vervolgens rijst, is of sprake is van voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake als kan worden vastgesteld dat de kans op de dood van [slachtoffer 1] door het handelen van verdachte aanmerkelijk was en verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] door een schop van verdachte tegen zijn been op de grond is beland. Eenmaal op de grond is [slachtoffer 1] door verdachte herhaaldelijk (in ieder geval drie keer) met kracht tegen het hoofd geschopt. Dat dit met veel kracht gepaard ging blijkt niet alleen uit de verklaring van [slachtoffer 1] zelf, maar ook uit de verklaringen van [verbalisant 1] , die een doffe klap tegen het hoofd beschrijft, [verbalisant 2] , die zag dat verdachte zijn been met forse kracht naar achteren bewoog en met een slinger zijn voet tegen de wang van [slachtoffer 1] schopte, en [verbalisant 3] , die zag dat [slachtoffer 1] vol op zijn gezicht werd geraakt door een krachtige trap.
De rechtbank overweegt dat het door verdachte gebezigde geweld tegen [slachtoffer 1] , gelet op de aard, duur en intensiteit ervan, een aanmerkelijke kans op diens overlijden opleverde. Verdachte heeft immers meerdere keren fors geweld uitgeoefend op het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] die bovendien op de grond lag. Uit de letselrapportage van de GGD volgt dat een stomp trauma door schoppen in het gezicht steeds moet worden gezien als potentieel ernstig (invaliderend). Hard schoppen tegen de slaap kan leiden tot ernstig schedel-/hersenletsel en in het ergste geval dodelijk verlopen.
De rechtbank neemt vanwege voornoemde omstandigheden aan dat het door verdachte uitgeoefende geweld dusdanig groot was dat potentieel dodelijk letsel had kunnen worden toegebracht. De kans is in juridische zin dan ook als aanmerkelijk te bestempelen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het schoppen door verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer 1] naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer 1] , dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank ziet zich hierin in haar overtuiging gesterkt door de uitingen die verdachte riep kort voordat hij [slachtoffer 1] heeft geschopt (“ik maak jullie allemaal af”) [25] en nadat dat was gebeurd (“kom dan één op één in de ring, ik maak je helemaal af”) [26] .
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Wederspannigheid met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg
Het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat geen limitatieve opsomming van wat onder zwaar lichamelijk letsel moet worden verstaan. Naast de invulling die artikel 82 Sr tot op zekere hoogte geeft, heeft de Hoge Raad algemene gezichtspunten geformuleerd die relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Hieronder moet in ieder geval worden begrepen de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie letsel en van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, maar ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Daarnaast kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit geval als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] aan het door verdachte gebruikte geweld een hersenschudding, tinnitus (oorsuizen) en een afgebroken kies heeft overgehouden. Voor de klachten die hij aan dit letsel heeft overgehouden is [slachtoffer 1] onder behandeling (geweest) bij een KNO-arts en kaakchirurg. Volgens de kaakchirurg moet rekening gehouden worden met vervanging van meerdere gebitselementen, waarbij gedacht moet worden aan implantaten. De tinnitus zorgt voor een aanhoudende piep en pijnscheuten in de oren van [slachtoffer 1] . Voor de behandeling hiervan heeft [slachtoffer 1] drie pijnlijke injecties in zijn oor moeten ondergaan. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat tinnitus en de daarmee gepaard gaande gehoorschade naar waarschijnlijkheid blijvend is. [slachtoffer 1] is als gevolg van het letsel vooralsnog (grotendeels) arbeidsongeschikt geraakt.
Gezien de ernst van de combinatie van de letsels bij [slachtoffer 1] en gezien de noodzaak van medisch ingrijpen voor de afgebroken kies en het lange, onzekere en waarschijnlijk uitblijvende herstel van de tinnitus, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte gepleegde wederspannigheid zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
Samenloop
Ten aanzien van beide feiten 1 primair en 2 verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte meermalen heeft geschopt tegen het hoofd van verbalisant [slachtoffer 1] . In die zin is sprake van eendaadse samenloop tussen beide feiten.
Partiële vrijspraak feit 6
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde schoppen, nu de verklaring van aangever [getuige] op dit punt geen steun vindt in een ander bewijsmiddel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 20 mei 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 20 mei 2023 te Utrecht, zich met geweld heeft verzet tegen twee ambtenaren, [slachtoffer 1] en [verbalisant 1] (hoofdagenten bij de politie-eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- zijn armen met kracht in tegengestelde richting te bewegen dan die waarin voornoemde
verbalisanten hem trachten te bewegen,
- die [verbalisant 1] (met kracht) tegen het lichaam te duwen, en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te schoppen,
terwijl dit misdrijf en/of daarmede gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kies, hersenschudding en tinnitus bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
Feit 3
op 20 mei 2023 te Utrecht [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je helemaal af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 4
op 20 mei 2023 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "kankerhoer ik maak je kapot" en "kankerhoer je wil dood, ja ze wil dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 5
op 20 mei 2023 te Utrecht opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 12 maart 2023 waarin aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer 4] en locatieverbod voor de [adres 2] was opgelegd, gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, door contact te hebben met die [slachtoffer 4] ;
Feit 6
op 1 maart 2023 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem meerdere malen met zijn vuisten in het gezicht te stompen en/of te slaan;
Feit 7
op 12 maart 2023 te Utrecht, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door zijn vader:
- meerdere malen tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, en
- te wurgen;
Feit 8
op 12 maart 2023 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (een zwarte Opel Meriva met kenteken [kenteken] ), die aan [benadeelde] toebehoorde heeft beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
Poging tot doodslag;
Feit 2
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
Feit 3
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, terwijl het feit
wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
Feit 4
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 5
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
Feit 6
Mishandeling;
Feit 7
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
Feit 8
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals voorgesteld door de reclassering, met als toevoeging dat ook een kortdurende klinische opname tot de mogelijkheden moet behoren indien nodig. Daarnaast heeft zij verzocht een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, in die zin dat verdachte geen contact mag opnemen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor de duur van 5 jaar en dat hij zich niet mag ophouden in de omgeving van de [straat] in Utrecht. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht dit contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden op te leggen. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de conclusie van psychiater psycholoog [F] inhoudende dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar was. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest (102 dagen) op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd door de reclassering. Het voorgestelde contactverbod door de buren van 5 jaar vindt de raadsvrouw te lang.
Daarnaast verzoekt de verdediging de rechtbank bij de straftoemeting rekening te houden met de conclusie van psycholoog [F] inhoudende dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar was.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder een poging tot doodslag op een politieambtenaar. Verdachte heeft zich tegen zijn aanhouding verzet en heeft een van de aanwezige politieambtenaren met geweld tegen de grond gewerkt. Op het moment dat de politieambtenaar op de grond lag heeft verdachte hem meermalen (in ieder geval driemaal) hard tegen zijn hoofd geschopt. Het door verdachte uitgeoefende geweld was potentieel dodelijk.
Tijdens de zitting heeft de betreffende politieambtenaar duidelijk gemaakt wat het bewezenverklaarde met hem heeft gedaan en met welke gevolgen hij nog iedere dag wordt geconfronteerd. Zijn gehoor is beschadigd en hij heeft als gevolg daarvan de hele dag een piep in zijn oor. Ook heeft hij regelmatig stekende pijn in zijn oren en hoofd. Dit alles levert veel verdriet en frustratie op. Deze frustratie wordt vergroot door de onzekerheid die hij ervaart of hij ooit weer (volledig) zal herstellen. Om met deze problemen om te gaan heeft hij zich onder behandeling van een psycholoog gesteld. Tot op heden kan hij zijn politiewerkzaamheden niet uitvoeren en zijn dienstwapen heeft hij moeten inleveren, omdat hij vanwege zijn beperkingen niet gecertificeerd kan blijven.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan wederspannigheid en aan bedreiging van politieambtenaren. Verschillende politieambtenaren zijn derhalve slachtoffer geworden van verdachte, terwijl deze politieambtenaren ter plaatse waren om de orde en vrede te bewaren, ook in het belang van verdachte. Verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven en dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Verdachte heeft daarnaast zijn buurvrouw bedreigd en ook zij is bang geworden dat haar iets ernstigs zou overkomen. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het effect dat zijn bedreigende woorden op haar zouden hebben. Ook heeft verdachte zijn buurjongen, de zoon van voornoemde buurvrouw, mishandeld. Hierdoor heeft de buurjongen letsel opgelopen en pijn ondervonden. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Zowel de bedreiging van de buurvrouw als de mishandeling van zijn buurjongen, hebben plaatsgevonden bij de woning van de buren, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Dit gevoel van veiligheid heeft verdachte ze ontnomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij het langlopende conflict met de buren op deze manier verder heeft doen escaleren.
Ten slotte heeft verdachte zijn vader mishandeld en de ruiten van de auto waarin zijn vader reed ingeslagen. De vader van verdachte heeft geen aangifte willen doen en heeft aangegeven dat hij alleen hulp voor zijn zoon wil. Uit de stukken volgt echter ook dat de vader van verdachte bang was dat verdachte hem iets zou aandoen als hij aangifte zou doen.
Naar aanleiding van deze strafbare feiten heeft verdachte van de officier van justitie een gedragsaanwijzing gekregen, inhoudende dat hij geen contact mocht zoeken of hebben met zijn vader. Desondanks heeft verdachte dit toch gedaan, als gevolg waarvan hij de gedragsaanwijzing heeft overtreden.
De persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 november 2023;
- reclasseringsadviezen van 17 augustus 2023 en 13 november 2023, opgesteld door reclasseringswerker S. Dijkslag;
- een psychologisch rapport van 7 augustus 2023, uitgebracht door GZ-psycholoog [F] .
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt onder meer dat verdachte na de onderhavige feiten, op 10 november 2023, is veroordeeld voor geweld tegen zijn vader en voor vernieling, gepleegd voorafgaand aan de onderhavige feiten.
De psycholoog komt in de rapportage tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, paranoïde en dwangmatige kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis. Dit was tevens het geval ten tijde van het tenlastegelegde. Deze stoornis heeft ook zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed, daarom wordt geadviseerd hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Uit de reclasseringsadviezen blijkt dat het algemene recidiverisico wordt ingeschat als hoog en het geweldsrecidiverisico als gemiddeld tot hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod met de buren, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan het vinden huisvesting en meewerken aan toeleiding naar een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank neemt deze conclusies van de psycholoog en reclassering over bij het bepalen van de straf en maatregel.
Straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf gekeken naar de veelheid van bewezen verklaarde feiten en straffen die in dergelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, waaronder bij ernstig geweld gericht tegen politieambtenaren, wat in strafverzwarende zin wordt meegenomen. De verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte weegt in strafverminderende zin mee.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. Aan de proeftijd zal de rechtbank verbinden de hierna genoemde algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding daarnaast nog, zoals door de officier van justitie is gevorderd, de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname als onderdeel van de bijzondere voorwaarden op te nemen. Dit is door de reclassering als zodanig niet geadviseerd en een dergelijke bijkomende voorwaarde kan in de toekomst, indien noodzakelijk, middels een wijziging van de voorwaarden alsnog door een rechter worden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Dit heeft er onder meer mee te maken dat de rechtbank, anders dan gevorderd, de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte niet zal opheffen nu daartoe geen aanleiding bestaat. De verdachte mag een eventueel hoger beroep derhalve in vrijheid afwachten, terwijl de schorsingsvoorwaarden die aan de voorlopige hechtenis zijn verbonden, onverminderd doorlopen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel
De rechtbank zal ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten bevelen dat verdachte zich onthoudt van contact met zijn (voormalige) buurvrouw [slachtoffer 2] en (voormalige) buurjongen [slachtoffer 3] De rechtbank legt verdachte deze vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr op voor de duur van 5 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal (telkens) vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd. Gelet op de inhoud van het strafdossier en de verschillende over verdachte geschreven rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens zijn (voormalige) buren. Daarom zal zij tevens bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 en 2)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 4)
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 450,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 6)
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.192,36. Dit bedrag bestaat uit een materieel schadebedrag van € 442,36 en immaterieel schadebedrag van € 750,-, geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit. De gevorderde materiële schade ziet op gederfde inkomsten (€ 55,56), annuleringskosten van een gepland rijexamen (€ 39,80) en de kosten van een aangeschafte beveiligingscamera en videodeurbel (€ 347,-).
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, verhoogd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] (feit 1 en 2) verzocht de gevorderde immateriële schade te matigen. Er kan nog verbetering optreden in de medische toestand voor wat betreft de tinnitus en de nek- en hoofdklachten van het slachtoffer.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 3] (feit 6) aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld of het examen niet is gehaald en feitelijk een herexamen bij verdachte in rekening wordt gebracht. Daarnaast heeft zij het standpunt ingenomen dat de kosten voor de deurbel gelet op de aard van deze zaak niet voor vergoeding in aanmerking komen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank overweegt hierbij dat het waarschijnlijk is dat de gehoorbeschadiging blijvend van aard is. Ook heeft hij nog dagelijks last van de gevolgen van het strafbare handelen van verdachte. Door gevoelens van onzekerheid over zijn herstel, somberheid, verdriet en frustratie heeft hij zich onder behandeling van een psycholoog gesteld. Vanwege zijn beperkingen kan hij zijn eigenlijke politiewerkzaamheden tot op heden niet uitvoeren. De gevolgen zijn voor de benadeelde partij tot op heden dus groot en niet valt te verwachten dat dit in de nabije toekomst sterk zal verbeteren.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid – leent voor gehele toewijzing van € 18.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 18.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 111 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als zij ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’. Daarvan kan onder meer sprake zijn bij psychisch letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, psychisch letsel heeft opgelopen. Zo ondervindt de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte nog slaapproblemen en stressklachten.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – nu de vordering door de verdediging bovendien niet is betwist – naar maatstaven van billijkheid leent voor gehele toewijzing van € 450,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 450,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade van € 442,36 toewijzen. Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 6 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Voorts geldt dat de gevorderde schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en voorzien is van bewijsstukken.
De rechtbank overweegt hierbij dat uit de overgelegde stukken voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij zijn rij- of theorie examen niet heeft kunnen afleggen. Het examen vond slechts een paar dagen na de mishandeling plaats. Verder kan de rechtbank begrijpen dat, nu het burenconflict tussen het gezin van de benadeelde partij en verdachte al zolang voortduurt en daarbij ook geweld is gebruikt door verdachte, een ringdeurbel en een beveiligingscamera heeft aangeschaft. Daarom acht de rechtbank deze kosten in voldoende direct verband staan tot het bewezenverklaarde en zijn deze voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid – leent voor gehele toewijzing van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Totale schade en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal derhalve de vordering tot het gehele gevorderde bedrag van € 1.192,36 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3]
aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.192,36 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 56, 57, 63, 180, 181, 184a, 285, 287, 300, 304, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/126485-23 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5, het onder 16/061479-23 en het onder 16/070233-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/126485-23 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5, het onder 16/061479-23 en het onder 16-070233-23 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
12 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland
meldt op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt
;
* zich onder behandeling stelt van het Forensisch Fact team van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* meewerkt aan het vinden en behouden van een woonplek, anders dan bij zijn vader of in het huis van zijn vader alwaar hij voor zijn detentie woonde. Verdachte informeert de reclassering over het adres van zijn woon- of verblijfplaats;
* meewerkt aan toeleiding naar een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het eventuele verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren, inhoudende dat verdachte wordt bevolen dat hij zich onthoudt van enig (direct en indirect) contact met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
- beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 2 weken hechtenis, met een maximum van 6 maanden;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 18.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 18.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 111 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 450,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 450,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.192,36;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.192,36 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 21 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, en mrs. C.A.J. van Yperen en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede
te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/126485-23
1
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Utrecht aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kies, hersenschudding en/of tinnitus, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd te schoppen;
(Artikel art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Utrecht, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen twee ambtenaren, [slachtoffer 1] en/of [verbalisant 1] (hoofdagenten bij de
politie-eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun
bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zijn armen met kracht in tegengestelde richting te bewegen dan die waarin voornoemde
verbalisanten hem trachten te bewegen,
- die [verbalisant 1] (met kracht) tegen het lichaam te duwen, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen,
terwijl dit misdrijf en/of daarmede gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken kies, hersenschudding
en/of tinnitus bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
(Artikel art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Utrecht [verbalisant 2] en/of meerdere politieambtenaren heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 2]
en/of andere politieambtenaren dreigend de woorden toe te voegen "ik maak jullie kanker af"
en/of "ik maak je helemaal af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen
"kankerhoer ik maak je kapot", "kankerhoer je wil dood, ja ze wil dood" en/of "ik maak jullie
kanker af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Utrecht opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een
gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 12 maart 2023 waarin aan verdachte een
contactverbod met [slachtoffer 4] en locatieverbod voor de [adres 2] was opgelegd,
gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, door contact te hebben met die Van
der Steen;
(Artikel art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/061479-23
hij op of omstreeks 1 maart 2023 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem (meerdere malen) met zijn vuisten in het gezicht te stompen en/of te slaan en/of hem te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16-070233-23
1
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Utrecht,
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat,
[slachtoffer 4] ,
heeft mishandeld door zijn vader:
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, en/of
- te wurgen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Utrecht,
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (een zwarte Opel Meriva met kenteken
[kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of
[slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 mei 2023, genummerd PL0900-2023148108, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 135. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.P. 57.
3.P. 57.
4.P. 51.
5.P. 52.
6.P. 81.
7.P. 43.
8.P. 26.
9.P. 32.
10.P. 70.
11.P. 71.
12.P. 71.
13.P. 66 en 67.
14.P. 36 van de vordering van [slachtoffer 1] .
15.P. 36 van de vordering van [slachtoffer 1] .
16.P. 65 van de vordering van [slachtoffer 1] .
17.P. 70 van de vordering van [slachtoffer 1] .
18.P. 76 van de vordering van [slachtoffer 1] .
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2023073735, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 45. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
20.P. 6.
21.P. 6.
22.P. 7.
23.P. 7.
24.P. 16.
25.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 29.
26.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 27.