4.3Het oordeel van de rechtbank
In een proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden) valt -onder meer- het volgende te lezen.
Ik zag dat de verdachte zijn linkerhand op [de] schouder van het slachtoffer legde. Ik zag dat het slachtoffer zijn rechterarm op [de] nek van verdachte legde. Ik zag dat de verdachte rustig met zijn linkerhand op de rug van het slachtoffer klopte. Vervolgens zag ik dat de verdachte met volle kracht tegen het gezicht van het slachtoffer sloeg. Ik zag dat het slachtoffer geraakt werd aan de rechterkant van zijn gezicht. [..] Ik zag dat het slachtoffer meteen achterover op de grond viel en op de grond bleef liggen. [..] Ik zag dat de verdachte naar het slachtoffer toeliep [en] zich met zijn linkerhand vasthield aan een hoge tafel. Ik zag dat de verdachte vervolgens met zijn rechterbeen uithaalde. Ik zag dat de verdachte met volle kracht met zijn rechtervoet op het gezicht van het slachtoffer stampte. [..] Ik zag dat hij donkere gympen droeg.
In een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op 18 juni 2022 valt -onder meer- het volgende te lezen.
Ik hoorde een knal van iemand die op de grond viel. Ik zag later dat dit [slachtoffer] was. Nadat [slachtoffer] op de grond viel, zag ik dat een jongen in de lucht sprong en [slachtoffer] in zijn gezicht schopte.
Verdachte heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard ter terechtzitting van 1 februari 2023.
Het klopt dat ik op 18 juni 2022 in Zeist met mijn vuist tegen het hoofd van [slachtoffer] heb gestompt. Het klopt ook dat ik vervolgens -toen [slachtoffer] op de grond lag- op [slachtoffer] heb gestampt.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van de poging tot doodslag (feit 1 primair)
Op grond van de hierboven weergegeven redengevende feiten en omstandigheden -die volgen uit de bewijsmiddelen, zoals genoemd in de voetnoten- heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] eenmaal met gebalde vuist tegen het hoofd heeft gestompt en eenmaal met geschoeide voet op het hoofd heeft gestampt.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte, door aldus te handelen, geprobeerd heeft om [slachtoffer] van het leven te beroven.
De rechtbank stelt voorop, en dat hebben de raadsman en de officier van justitie ook erkend, dat het stompen en het stampen tegen iemands hoofd niet zonder enig risico is. Onder omstandigheden kan het stompen en het stampen tegen iemands hoofd een aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer, als gevolg van dit geweld, komt te overlijden. In onderhavige zaak is de rechtbank echter van oordeel, anders dan de officier van justitie, dat het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten biedt op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat in dit concrete geval er een aanmerkelijke kans bestond op de dood van [slachtoffer] . Zo ontbreekt bijvoorbeeld een letselverklaring of een (interpretatie)rapportage van een deskundige Forensische Geneeskunde in het dossier waaruit de rechtbank zou kunnen afleiden dat dit geweld tot de dood had kunnen leiden. Uit het dossier kan worden afgeleid dat er met kracht eenmaal op het gezicht is gestampt, maar die constatering is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat in dit specifieke geval sprake is geweest van een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid op het overlijden van het slachtoffer. Daarom kan ook niet worden geconcludeerd dat verdachte al dan niet voorwaardelijk opzet op het mogelijk overlijden van het slachtoffer had.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de poging tot doodslag (feit 1 primair).
Ten aanzien van de zware mishandeling (feit 1 subsidiair)
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door [slachtoffer] eenmaal tegen het hoofd te stompen en eenmaal met geschoeide voet tegen het hoofd te stampen. Voor de beantwoording van de vraag of het toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merken valt, kijkt de rechtbank naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel.
Ten overstaan van verbalisanten van de politie heeft [slachtoffer] verklaard dat hij -als gevolg van de door verdachte gepleegde geweldshandelingen- last heeft van gehoorverlies en van een aanhoudende pieptoon sinds 18 juni 2022. In december 2022 verklaart [slachtoffer] echter dat hij geen medische klachten meer heeft. Uit de geneeskundige verklaring van 20 juni 2022 blijkt slechts dat [slachtoffer] door de huisarts is verwezen naar de KNO-arts, en ook dat hij onder behandeling is geweest. Verdere informatie over de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en de weg naar herstel ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit onvoldoende bewijs op om tot een bewezenverklaring te komen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van zware mishandeling (feit 1 subsidiair).
Ten aanzien van de poging tot zware mishandeling (feit 1 meer subsidiair)
Wat de rechtbank wel bewezen acht, is dat verdachte door met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] te stompen en te stampen geprobeerd heeft om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit het proces-verbaal van het uitkijken van de beelden blijkt dat de klap op het gezicht zo hard is geweest dat [slachtoffer] hierdoor achterover is gevallen. Verder beschrijft de politie dat verdachte zich vasthield aan een tafel voordat hij met volle kracht met zijn voet op het gezicht van [slachtoffer] stampte. Door aldus te handelen bestaat er naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat hard stompen en stampen tegen of op het hoofd kan leiden tot zwaar letsel. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank ook dat verdachte eerst [slachtoffer] tegen de terrasvloer heeft geslagen en vervolgens, frontaal, boven op het hoofd heeft gestampt terwijl het hoofd door de harde ondergrond geen kant op kon.
De voornoemde gedragingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvormen zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. Dat een dergelijk zwaar lichamelijk letsel niet is ingetreden is in ieder geval niet te danken aan het handelen van verdachte.
De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] (feit 1 meer subsidiair).