ECLI:NL:RBMNE:2023:6569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/16/564203 / JE RK 23-1768
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige na uithuisplaatsing en hulpverleningstraject

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. De ouders van [minderjarige] zijn het niet eens met dit verzoek en stellen dat de situatie goed is en dat er geen gronden meer zijn voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 1 december 2023 gehouden, waarbij zowel de ouders als hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] na een periode van uithuisplaatsing en hulpverlening weer bij haar ouders is geplaatst. De kinderrechter oordeelt dat, hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden moet worden verlengd. Dit is noodzakelijk om een zorgvuldige overdracht van de GI naar het Buurtteam te waarborgen, gezien het wantrouwen van de moeder in het Buurtteam. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit in de situatie van [minderjarige] en de noodzaak om de hulpverlening goed te monitoren.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 8 maart 2024 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De ouders worden aangemoedigd om trots te zijn op hun inspanningen en de verbeteringen die zij hebben gerealiseerd in de zorg voor [minderjarige]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/564203 / JE RK 23-1768
Datum uitspraak: 1 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam-Zuidoost,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. M. Erkens,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. B. Drykoningen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 3 oktober 2023;
  • het bericht van de GI met bijlagen van 10 november 2023;
  • het verweerschrift van de moeder van 30 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar ouders.
2.3.
Bij beschikking van 8 december 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 8 december 2023. Daarnaast heeft de kinderrechter op 8 december 2022 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin tot 8 juni 2023. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 23 september 2023.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. Er wordt niet meer aan de wettelijke voorwaarden voor een ondertoezichtstelling voldaan. Het gaat heel goed met [minderjarige] en de moeder werkt goed mee aan de hulpverlening. Ook is het netwerk van de ouders nauw betrokken. Een ondertoezichtstelling kan niet alleen worden gebruikt om de situatie te monitoren en het verzoek van de GI moet dan ook worden afgewezen.
3.3.
De vader refereert zich aan de standpunten van de moeder. Hij vindt dat er geen gronden meer zijn voor een ondertoezichtstelling.

4.De beoordeling

De beslissing

4.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van drie maanden, dus tot 8 maart 2024. Het overige deel van het verzoek van de GI zal worden afgewezen. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De toelichting
4.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 en artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek, omdat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
4.3.
De kinderrechter constateert dat er de afgelopen periode sprake is geweest van een positieve ontwikkeling. Na de vorige zitting is [minderjarige] – nadat het 2thepoint-traject positief is afgerond en er een ondersteuningsplan is gemaakt met het netwerk van de ouders – op 22 september 2023 bij de ouders thuis geplaatst. Uit dit ondersteuningsplan volgt dat de vader een dag extra in de week thuis is, dat [minderjarige] een dag in de week naar de kinderopvang gaat en dat het netwerk en de opvoedondersteuners van ‘ Jayda-CC ’ de moeder op de andere dagen ondersteunen. Ook de voormalig pleegouders van [minderjarige] (oom en tante moederszijde) ondersteunen de moeder en [minderjarige] verblijft eens per maand een weekend bij hen. Verder is gebleken dat het goed gaat met [minderjarige] bij ouders thuis en dat de ouders de benodigde hulpverlening accepteren. De moeder krijgt op dit moment nog opvoedondersteuning van ‘ Jayda-CC ’, maar heeft geregeld dat er een overstap zal plaatsvinden naar de hulpverlening van ‘ Het Opstapje ’. Volgens de ouders sluit deze instantie beter aan bij hun cultuur en spreken de hulpverleners ook de taal van de vader. De kinderrechter vindt het positief om te horen dat de ouders meewerken aan de hulpverlening en dat zowel de GI als de opvoedondersteuning positief zijn over de situatie van [minderjarige] bij de ouders thuis. Ook vindt de kinderrechter het goed om te horen dat [minderjarige] nog eens in de maand bij haar voormalig pleegouders verblijft, omdat [minderjarige] gedurende haar eerste levensjaar ook aan hen gehecht is.
4.4.
Toch vindt de kinderrechter het, anders dan de ouders, gelet op de grote zorgen die er waren bij de aanvang van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige] , begrijpelijk dat de GI nog enige voorzichtigheid betracht met het afronden van de ondertoezichtstelling. [minderjarige] woont nu ongeveer twee maanden thuis en de kinderrechter vindt het voor de afronding van de ondertoezichtstelling noodzakelijk dat de situatie van [minderjarige] bij de ouders gedurende lange periode voldoende stabiel is gebleken. Verder is op de zitting gebleken dat de moeder geen goede band heeft met het Buurtteam en dat zij geen vertrouwen in hen heeft. Als de ondertoezichtstelling wordt afgerond, dan betekent dit echter dat het Buurtteam de enige organisatie is die kan zorgdragen voor de continuering van de betrokken hulpverlening vanuit ‘ Het Opstapje ’ en eventuele andere op termijn nodige hulpverlening. De GI heeft op de zitting uitgelegd dat het Buurtteam geen grote rol hoeft te spelen als de ingezette hulpverlening bij de ouders thuis goed verloopt. De kinderrechter is het echter met de GI eens dat het, gelet op het wantrouwen van de moeder in het Buurtteam , noodzakelijk is dat er een zorgvuldige overdracht plaatsvindt van de GI naar het Buurtteam . De kinderrechter vindt het daarom in het belang van [minderjarige] dat de gezinsvoogd nog gedurende een korte periode betrokken blijft om de situatie te monitoren, te beoordelen of de op dit moment ingezette hulpverlening voldoende is en om zorg te dragen voor een passende overdracht naar het Buurtteam .
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van drie maanden. De kinderrechter verwacht dat deze termijn voor de GI voldoende is om de hiervoor genoemde stappen te zetten. Het overige deel van het verzoek van de GI wijst de kinderrechter dan ook af.
4.6.
De kinderrechter merkt tot slot op dat de ouders ontzettend trots op zichzelf kunnen zijn. De afgelopen periode is voor hen heel zwaar geweest. Maar het is hen gelukt om alle professionele hulpverlening aan te grijpen en steun vanuit de familie te accepteren. Dit heeft gemaakt datde situatie thuis voor [minderjarige] zodanig is verbeterd dat zij inmiddels thuis woont en de ondertoezichtstelling naar alle waarschijnlijkheid over drie maanden kan worden afgerond.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 8 maart 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 7 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.