ECLI:NL:RBMNE:2023:653

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
C/16/549430 / FA RK 22-2096
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor psychodiagnostisch onderzoek van minderjarige in het kader van medische behandeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2023 een beschikking gegeven over de vervangende toestemming voor een psychodiagnostisch onderzoek van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling (GI), die verzocht om toestemming voor de medische behandeling van [minderjarige], geboren in 2014. De moeder van [minderjarige] weigerde deze toestemming, wat aanleiding gaf tot het verzoek om vervangende toestemming van de kinderrechter.

De procedure begon met een verzoek van de GI op 15 december 2022, gevolgd door een SAVE-rapportage en correspondentie van de moeder en haar advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2023 waren de vader, de GI en hun vertegenwoordigers aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen. De kinderrechter heeft de beslissing aangehouden om meer informatie over het diagnostisch onderzoek te verkrijgen, waarna de GI en de ouders aanvullende brieven hebben ingediend.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het psychodiagnostisch onderzoek noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] te voorkomen, gezien zijn achteruitgang in schoolprestaties en concentratieproblemen. De moeder was van mening dat het onderzoek niet op het juiste moment uitgevoerd moest worden, terwijl de vader instemde met het verzoek. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om vervangende toestemming te verlenen voor het onderzoek, uitgevoerd door Foss en Partners, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit besluit is genomen in het belang van de ontwikkeling en gezondheid van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/549430 / JE RK 22-2096
Datum uitspraak: 21 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling,
Samen Veilig Midden-Nederland,
locatie Utrecht , hierna te noemen: de GI ,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.B. Boer.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 december 2022, ingekomen bij de
griffie op 15 december 2022;
- de SAVE rapportage van 12 september 2022, ingekomen bij de griffie op 16 december 2022;
- de brief van de moeder van 7 januari 2023;
- de brief van de advocaat van de moeder van 10 januari 2023.
1.2.
Op 10 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. F.H.P. van Venetien (waarnemend voor mr. A.B.
Boer);
- mevrouw M. Bakkernes en mevrouw J.R. Verheul, vertegenwoordigers van de
GI .
1.3.
De moeder heeft in een brief van 7 januari 2023 haar mening gegeven over het verzoek. De moeder heeft in deze brief geschreven dat zij niet zal verschijnen bij de mondelinge behandeling op 10 januari 2023.
Tijdens de zitting bleek dat de vader en de GI niet over de brief van de moeder beschikten. Van alle berichten aan de rechtbank moet ook een afschrift aan de wederpartij en eventuele andere belanghebbenden worden gezonden. De rechtbank heeft na de zitting de brief van de moeder daarom doorgestuurd naar de vader en de GI .
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling van 10 januari 2023 heeft de kinderrechter de beslissing op het verzoek van de GI aangehouden in afwachting van nadere informatie over het diagnostisch onderzoek voor [minderjarige] . De GI heeft tot 24 januari 2023 de tijd gekregen om deze informatie te verstrekken. De ouders mochten hierop tot 31 januari 2023 reageren.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling van 10 januari 2023 de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de GI van 24 januari 2023;
  • de brief van de moeder van 30 januari 2023.
1.6.
Er heeft niet opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 29 juli 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 29 juli 2023.
Wat verzoekt de GI ?
2.3.
De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van [minderjarige] , omdat de moeder weigert toestemming te geven voor deze behandeling. De medische behandeling betreft een psychodiagnostisch onderzoek dat wordt uitgevoerd door Foss en Partners . De GI heeft toegelicht dat het onderzoek zal worden uitgevoerd door een psycholoog en dat het onderzoek om die reden kan worden aangemerkt als een medische behandeling in het kader van de Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO). De reden voor het psychodiagnostisch onderzoek is dat de schoolprestaties van [minderjarige] al langere tijd achteruit gaan. De school van [minderjarige] geeft aan dat [minderjarige] niet toekomt aan leren. Hij is zweverig en heeft geen focus. Volgens de school heeft [minderjarige] veel in zijn mars, maar omdat [minderjarige] zich niet kan concentreren, komt dit niet eruit. De school vindt het nodig dat onderzocht wordt waar de concentratie- en leerproblemen van [minderjarige] vandaan komen.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Wat vindt de moeder van het verzoek?
2.4.
De moeder is het niet eens met het verzoek. De moeder heeft in haar brieven uitgelegd dat zij in beginsel geen tegenstander is van een diagnostisch onderzoek, maar het onderzoek moet dan wel op het juiste moment en op de juiste manier worden uitgevoerd. De moeder vindt dat het nu niet het juiste moment is om een diagnostisch onderzoek uit te voeren bij [minderjarige] . Er is namelijk geen sprake van een stabiele situatie voor [minderjarige] . [minderjarige] wordt nog steeds belast met de echtscheidingsstrijd van de ouders. Ook vormt de school voor [minderjarige] geen veilige basis terwijl die dat wel zou moeten zijn. Verder vindt de moeder dat [minderjarige] op school meer aandacht moet krijgen. Als school dan nog steeds problemen ziet, kan alsnog een diagnostisch onderzoek worden verricht. Tot slot vindt de moeder dat de GI onvoldoende heeft gemotiveerd wat de noodzaak is van het diagnostisch onderzoek en welke ernstige nadelen afgewend moeten worden.
Wat vindt de vader van het verzoek?
2.5.
De vader is het eens met het verzoek. Hij heeft toestemming gegeven voor het diagnostisch onderzoek.

3.De beoordeling

Conclusie
3.1.
De kinderrechter zal aan de GI vervangende toestemming verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling van [minderjarige] , in de vorm van een psychodiagnostisch onderzoek door Foss en Partners . Deze toestemming vervangt de toestemming van de moeder. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Wat zegt de wet?
3.2.
Ingevolge artikel 1:265h Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. De kinderrechter vindt dat aan deze voorwaarden is voldaan.
Wat is een medische behandeling?
3.3.
Wanneer een minderjarige medisch onderzocht moet worden, medische behandeling behoeft of wanneer hij moet worden opgenomen in een ziekenhuis is in beginsel de WGBO van toepassing. De WGBO bevat bepalingen omtrent de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
3.4.
Ingevolge artikel 7:446, lid 2 BW wordt onder handelingen op het gebied van de geneeskunst verstaan:
a. alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -
rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;
b. andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.
Voor een medisch onderzoek of behandeling van een minderjarige jonger dan 12 jaar is toestemming van de ouders met gezag vereist.
Is er sprake van een medische behandeling?
3.5.
Uit de schriftelijke toelichting van 24 januari 2023 die de GI na de zitting aan de rechtbank gestuurd heeft, blijkt dat het onderzoek waarvoor vervangende toestemming wordt verzocht een psychodiagnostisch onderzoek is. In dat onderzoek wordt de geestelijke en/of fysieke gezondheidstoestand van [minderjarige] beoordeeld. De diagnostiek wordt uitgevoerd door een psycholoog. Gelet hierop vindt de kinderrechter dat de diagnostiek kan worden aangemerkt als een medische behandeling in het kader van de WGBO. Het gaat immers om de beoordeling van [minderjarige] gezondheidstoestand.
Is er sprake van ernstig gevaar voor de gezondheid?
3.6.
De kinderrechter is van oordeel dat het psychodiagnostisch onderzoek van Foss en Partners noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] te voorkomen. De school heeft eerder gevraagd om een diagnostisch onderzoek om uit te zoeken waardoor de concentratie- en leerproblemen van [minderjarige] veroorzaakt worden. Toen de daarvoor benodigde toestemming uitbleef, heeft de school geprobeerd [minderjarige] met een intensieve begeleiding te helpen. Die begeleiding was gericht op het aanbrengen van meer focus, op planning en overzicht, op emotieregulering en op vergroting van de aandacht tijdens instructies. Maar dit heeft geen verbetering gebracht en de leerprestaties van [minderjarige] gaan steeds verder achteruit. Dit vormt in de ogen van de kinderrechter een ernstig gevaar voor [minderjarige] ontwikkeling en daarmee voor de ontwikkeling van zijn geestelijke gezondheid. Daarbij betrekt de kinderrechter dat [minderjarige] zich in een kwetsbare positie bevindt door de aanhoudende scheidingsstrijd die de ouders voeren. Hij loopt bovendien achter in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast heeft de vader tijdens de zitting gezegd dat hijzelf gediagnosticeerd is met ADD. Mogelijk lijdt [minderjarige] aan dezelfde aandoening. Diagnostiek is dus noodzakelijk voor [minderjarige] .
3.7.
De kinderrechter is het niet eens met de moeder, die schrijft dat ze niet verwacht dat de school een vervolg zal geven aan het psychodiagnostische onderzoek. Zij leidt die verwachting af uit het gegeven dat de school - volgens haar - tot nu toe onvoldoende heeft gedaan om een veilige omgeving voor [minderjarige] te scheppen. De kinderrechter vindt dat de school dat juist wel heeft gedaan door extra aandacht aan [minderjarige] te geven, zoals hierboven al beschreven staat. Verder ziet de kinderrechter geen aanleiding om te vinden dat de vader [minderjarige] onvoldoende begeleidt. [minderjarige] heeft last van concentratieproblemen en dat zal het lastig maken hem thuis tot leren te brengen. De kinderrechter is het ook niet eens met de stelling van de moeder dat er eerst gewacht moet worden tot de echtscheidingsstrijd tot rust is gekomen. [minderjarige] heeft het namelijk nodig dat er nu wordt gehandeld om zijn leer- en concentratieproblemen op te lossen, want die problemen bestaan al veel te lang.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verleent vervangende toestemming voor de medische behandeling van [minderjarige] , inhoudende een psychodiagnostisch onderzoek door Foss en Partners ;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023 door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
YvdL