ECLI:NL:RBMNE:2023:6514

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/16/565090 / JE RK 23-1866
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na verblijf in gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 december 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling, SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, om [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te plaatsen. De minderjarige, geboren in 2007, heeft eerder een verblijf gehad in gesloten jeugdhulp en heeft daar veel geleerd. Zowel de minderjarige als haar moeder steunen het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige ook zelf gesproken en haar mening gevraagd.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds april 2023 onder toezicht staat en dat er zorgen waren over haar emotieregulatie en gedrag. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de minderjarige grote stappen heeft gezet in haar ontwikkeling en dat zij gemotiveerd is om naar een open groep te gaan. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en heeft deze verleend tot 24 mei 2024. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp die tot 6 maart 2024 liep, als ingetrokken wordt beschouwd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de betrokken partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/565090 / JE RK 23-1866
Datum uitspraak: 1 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D.C. Dorrestein te Houten.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 31 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [instelling] in [plaats 1] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [minderjarige] bij beschikking van 6 april 2023 (voorlopig) onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 24 mei 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 april 2023 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor [minderjarige] voor de duur van vijf maanden, dus tot 6 september 2023. Daarna is er nogmaals een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, voor de duur van zes maanden, dus tot 6 maart 2024.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
[minderjarige] is het eens met het verzoek. Zij heeft op de gesloten groep heel veel geleerd. Ze heeft structuur gekregen, leren luisteren en normen en waarden geleerd. [minderjarige] is heel blij dat ze naar de open groep kan, wil in februari 2024 beginnen met een Mbo-opleiding en wil tot die tijd gaan werken bij bijvoorbeeld de Action of de Jumbo.
3.3.
De moeder is het ook eens met het verzoek van de GI. Zij is heel trots op [minderjarige] .

4.De beoordeling

De beslissing

4.1.
De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige] verlenen voor een plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, tot 24 mei 2024. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De toelichting
4.2.
De kinderrechter constateert dat er geen verweer is gevoerd tegen het verzoek van de GI. Daarnaast vindt de kinderrechter dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
4.3.
[minderjarige] heeft sinds 6 april 2023 op een gesloten groep van [instelling] verbleven, vanwege grote zorgen. Deze zorgen zagen met name op de emotieregulatie, een drugs- en telefoonverslaving, het bewaken van haar eigen (seksuele) grenzen en zelfbepalend- en agressief gedrag. De kinderrechter is daarom heel blij om te horen dat het goed gaat met [minderjarige] en dat zij op de gesloten groep enorme stappen heeft gezet. [minderjarige] heeft therapie gevolgd, onder andere om te leren omgaan met haar emoties. De kinderrechter constateert dat [minderjarige] heeft geleerd om dingen bespreekbaar te maken, om zich aan afspraken te houden, zij heeft structuur gebracht in haar leven en de verloven bij de moeder en bij haar oma en zus verlopen goed. Er is inmiddels plek voor [minderjarige] op een open groep van [instelling] in [plaats 2] . [minderjarige] is heel gemotiveerd om naar deze groep te gaan en kent de groep ook al. Ze heeft daar namelijk al eerder verbleven. [minderjarige] zal, na haar verlof bij haar moeder, in het eerste weekend van december naar deze groep gaan.
4.4.
Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat [minderjarige] naar de open groep van [instelling] kan en dat haar verblijf daar wordt gewaarborgd met een machtiging tot uithuisplaatsing. Vanuit de open groep in [plaats 2] kan de ingezette therapie worden doorgezet en zal samen met [minderjarige] worden geregeld dat zij, totdat zij in februari 2024 kan beginnen met de entreeopleiding voor het Mbo, dagbesteding heeft in de vorm van een baantje bij de Action of de Jumbo.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 24 mei 2024. Daarover merkt de kinderrechter op dat zij – zoals de GI op de zitting ook heeft vermeld – de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die liep tot 6 maart 2024, als ingetrokken beschouwd.
4.6.
De kinderrechter merkt tot slot op dat zowel [minderjarige] als haar moeder ontzettend trots op zichzelf kunnen zijn. De afgelopen periode is voor hen allebei heel zwaar geweest. Met [minderjarige] ging het lange tijd echt niet goed. De kinderrechter vindt het dan ook ontzettend knap dat haar leven, zoals ze dat zelf verwoordt, 180 graden is gedraaid.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 1 december 2023 tot 24 mei 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 6 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.