ECLI:NL:RBMNE:2023:6482

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
16/155331-23; 16/138678-23 (gev. ttz); 16/204644-22 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en bedreiging met geweld, met tbs-maatregel

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere diefstallen heeft gepleegd, vergezeld van bedreiging met geweld. De verdachte heeft op 24 juni 2023 in Huizen een fiets gestolen van slachtoffer 1, waarbij zij met een passer stekende bewegingen heeft gemaakt en daarbij ook slachtoffer 2 heeft bedreigd. Daarnaast heeft de verdachte op 6 juni 2023 slachtoffer 3 bedreigd met een stanleymes en een fiets van deze persoon gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend, gezien haar psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank oordeelt dat deze maatregel noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen en om de verdachte te helpen bij haar psychische problemen. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en een schadevergoeding van €600,- aan slachtoffer 3 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/155331-23; 16/138678-23 (gev. ttz); 16/204644-22 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. F. van Seventer, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Parketnummer 16/155331-23
feit 1
primair
op 24 juni 2023 in Huizen een fiets van [slachtoffer 1] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
subsidiair
op 24 juni 2023 in Huizen heeft geprobeerd een fiets van [slachtoffer 1] te stelen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
feit 2
op 24 juni 2023 in Huizen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een passer stekende bewegingen te maken naar de handen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
Parketnummer 16/138678-23
feit 1
op 6 juni 2023 in Huizen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met de woorden “ik ga jou neersteken” en “Ik wil iemand neersteken” en daarbij met een stanleymes stekende beweging te maken richting [slachtoffer 3] ;
feit 2
op 6 juni 2023 in Huizen een fiets van [slachtoffer 3] heeft gestolen.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/155331-23 en 16/138678-23 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2, 3 en 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert verdachte hiervan vrij te spreken. De officier van justitie acht de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, omdat niet is gebleken dat verdachte opzet had op het (pogen tot het) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan beide slachtoffers. De rechtbank is ten eerste van oordeel dat er geen sprake is van vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en de verklaring van verdachte. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het strafdossier bevat onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen dat door het steken met een passer in de richting van een hand een aanmerkelijke kans bestaat op zwaar lichamelijk letsel. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde [1]
De
bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzittingvan 22 november 2023, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik met de passer stekende bewegingen heb gemaakt om de fiets af te pakken.
Uit de
aangifte van [slachtoffer 1] [2] van 24 juni 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 24 juni 2023 fietste ik in Huizen tot er plots een vrouw voor mij stond. Ik hoorde de vrouw zeggen “Ik heb een fiets nodig” en “Los los”. Terwijl zij dat deed maakte zij stekende bewegingen naar mij toe met een puntig voorwerp dat zij in haar handen hield. Ik liet de fiets los. Er fietste een man voorbij die vroeg wat er aan de hand was. Ik vertelde de man dat mijn fiets was afgepakt door haar. De man pakte de fiets voor mij terug. Ik zag dat de vrouw ook stekende bewegingen maakte naar de man.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] [3] van 25 juni 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 24 juni 2023 zag ik een man en een vrouw aan een fiets trekken. Ik zag dat de vrouw steekbewegingen naar de man maakte met een passer die zij in haar rechterhand had. Ik zag dat zij probeerde de man te steken in zijn hand waarmee hij de fiets vast had. Ik pakte de fiets vast en de vrouw probeerde mij een paar keer in mijn hand te steken met de passer.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er sprake is van een voltooide diefstal. Voor een veroordeling van diefstal als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Uit de bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de fiets van aangever heeft afgepakt. Door het afpakken van de fiets van aangever heeft verdachte zich een zodanige feitelijke heerschappij over die fiets verschaft én deze zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken dat de wegneming van de fiets als voltooid geldt. Dat de fiets later door de getuige weer van de verdachte wordt afgepakt, doet daaraan niets af.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 [4]
De
bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzittingvan 22 november 2023, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de woorden “Ik ga jou neersteken” en “Ik wil iemand neersteken” heb geroepen naar deze mevrouw. Ik had een stanleymes bij mij. Het zou kunnen dat ik stekende bewegingen heb gemaakt naar haar.
Uit de
aangifte van [slachtoffer 3] [5] van 6 juni 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 6 juni 2023 fietste ik in Huizen. Ik zag een vrouw die op mij afstapte. Zij pakte het stuur van mijn fiets vast. Ik hoorde de vrouw roepen “Ik ga jou neersteken” en “Ik wil iemand neersteken”. Ik zag dat zij stekende bewegingen naar mij maakte terwijl zij een stanleymes vasthad. Ik voelde mij hierdoor enorm bedreigd. Ik had het idee dat deze vrouw mij echt wilde neersteken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
De
bekennende verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 22 november 2023, zakelijk weergegeven:
Ik ben weggefietst met de fiets.
Uit de
aangifte van [slachtoffer 3] [6] van 6 juni 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zag op 6 juni 2023 te Huizen dat de vrouw mijn fiets oppakte en wegfietste.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
primair
op 24 juni 2023 te Huizen een fiets, die aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door met een passer, stekende bewegingen in de richting van de handen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te maken;
feit 3
op 6 juni 2023 te Huizen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een stanleymes voor die [slachtoffer 3] te gaan staan en stekende bewegingen naar die [slachtoffer 3] te maken en daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou neersteken" en "Ik wil iemand neer steken”;
feit 4
op 6 juni 2023 te Huizen een fiets, die aan [slachtoffer 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (geheel) uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, met aftrek van het voorarrest;
- een (ongemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij het uitgebrachte rapport betreffende het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 12 oktober 2023, waaruit blijkt dat gelet op de ernstige psychiatrische problematiek van verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen (vergezeld met bedreiging van geweld). Diefstallen zijn ernstige feiten die niet alleen de betreffende slachtoffers, maar ook de maatschappij schade en overlast opleveren. Dergelijke feiten zorgen daarnaast voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Door haar handelen heeft verdachte bovendien geen respect getoond voor eigendom van anderen. Het spreekt voor zich dat de ernst van dit soort feiten groter wordt als gedreigd wordt met geweld.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes. Deze bedreiging heeft veel impact gehad op het slachtoffer, een vrouw van 75 jaar die toevallig daar fietste en uit het niets werd bedreigd door verdachte. De bedreiging heeft bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte onder meer en voor zover hier van belang kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 20 november 2023;
  • een rapport betreffende een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 12 oktober 2023, opgemaakt door psychiater I.F.F.M. Elzakkers (hierna: de psychiater);
  • een rapport betreffende een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 13 oktober 2023, opgemaakt door GZ-psycholoog M. ten Berge (hierna: de psycholoog);
  • een rapport van de reclassering van 20 oktober 2023.
Justitiële documentatie
Uit de uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder, op 4 november 2022, onherroepelijk is veroordeeld wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte loopt hiervoor nog in de opgelegde proeftijd.
Rapportages
Uit voornoemde rapporten volgt dat de psychiater en psycholoog een autisme spectrum stoornis (hierna: ASS) hebben vastgesteld en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk borderline trekken. Daarnaast hebben de psychiater en psycholoog antisociale en afhankelijke trekken bij verdachte gezien en een recidiverende depressieve stoornis. De combinatie van deze stoornissen maakt dat verdachte nauwelijks in staat is haar emoties adequaat te ervaren of te hanteren. Verdachte laat zich vanuit haar woede en verstoorde gewetensfunctie niet goed remmen door sociale normen. De drempel voor grensoverschrijdend gedrag is erg laag. Deze stoornissen waren ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig. De psychiater en psycholoog adviseren de feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van deze rapporten dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Uit voornoemde rapporten blijkt bovendien dat verdachte al jarenlang onder behandeling staat bij verschillende hulpinstanties die haar niet hebben kunnen helpen met haar problematiek. Er zijn daarnaast zeer veel risicofactoren. Deze risicofactoren bestaan onder andere uit de eerdere agressie, de psychische en persoonlijkheidsstoornis, de beperkte responsiviteit, het beperkte inzicht en de hoge mate van instabiliteit, de zeer beperkte coping en de stressvolle leefomstandigheden. Verdachte is al jaren zeer instabiel en dit is het afgelopen jaar verergerd. Indien verdachte in vrijheid wordt gesteld en er niets veranderd is aan de situatie zoals voor het ten laste gelegde, spelen dezelfde frustraties en zeer beperkte coping nog steeds. De emotieregulatie is erg beperkt en er is te weinig begrenzing van haar grensoverschrijdende gedrag. Verdachte zal op zoek blijven gaan naar manieren om hulp te krijgen en zal zich hierbij niet laten remmen door sociale normen. Het recidiverisico is hoog en de beperkte beschermende factoren zijn onvoldoende om de risicofactoren te neutraliseren.
De psychiater en psycholoog adviseren een langdurige opname in een setting met een voldoende hoog beveiligingsniveau in de vorm van een tbs-maatregel met dwangverpleging. Eerdere intensieve behandeling in de reguliere GGZ (inclusief juridische maatregelen) in combinatie met intensieve woonbegeleiding en een korte behandeling in de ambulante forensische GGZ hebben een verergering van de instabiliteit niet kunnen voorkomen. Verdachte is daarnaast onvoldoende in staat zich te conformeren aan opgelegde voorwaarden. Bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, een nieuwe zorgmachtiging of tbs met voorwaarden worden dan ook niet haalbaar geacht om het recidiverisico te minderen. Bij een tbs-maatregel met dwangverpleging is wel sprake van het zeer intensieve en langdurige behandelkader dat minimaal nodig is om het recidiverisico op termijn te minderen. Met een tbs-maatregel met dwangverpleging kan er een poging worden gedaan om verdachte via een gedragsmatig programma een meer adequate coping en verbeterde emotie regulatie aan te leren. Daarnaast is er in een dergelijke setting veel structuur en duidelijkheid. Op die manier is de hoop dat zowel het zelfdestructieve gedrag als het agressieve gedrag gericht op de omgeving afneemt en de mogelijkheden voor wonen buiten een instelling te zijner tijd weer onderzocht kunnen worden op haalbaarheid.
In het reclasseringsrapport staat dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering acht een forensische behandeling in verplicht kader niet haalbaar en niet uitvoerbaar. De reclassering wijst hierbij op de beperkte belastbaarheid van verdachte en benoemt, net als de psychiater en psycholoog, dat verdachte niet of nauwelijks zal kunnen voldoen aan voorwaarden zoals een meldplicht. Verder merkt de reclassering op dat de agressie van verdachte in het verleden ook gericht is geweest op hulverleners, waardoor de reclassering niet bij haar op huisbezoek zal gaan. Bovendien acht de reclassering toezicht met bijzondere voorwaarden niet afdoende voor de problematiek van betrokkene.
De op te leggen straf en maatregel
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank wijkt echter af van de eis van de officier van justitie, gelet op de vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies en conclusie in de rapporten van psychiater en psycholoog om de feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
De officier van justitie heeft tbs met dwangverpleging gevorderd. De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan, in die zin dat:
- sprake is van een misdrijf waarop minimaal 4 (vier) jaar gevangenisstraf staat;
- is vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het delict sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel vereist (gevaarscriterium);
- de rechtbank beschikt over adviezen van gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die verdachte hebben onderzocht.
Ter toelichting geldt het volgende.
Gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens:
De rechtbank volgt de psychiater en psycholoog in de hierboven genoemde conclusie dat verdachte lijdt aan ASS en dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk borderline trekken. Op grond van deze conclusie is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde een gebrekkige stoornis of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, Sr bestond.
Een misdrijf genoemd in artikel 37a, eerste lid en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht:
De rechtbank stelt vast dat aan het formele vereiste is voldaan. Het onder 1 primair bewezen verklaarde feit levert een geweldsdelict op waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 (vier) jaar of meer is gesteld. De rechtbank houdt daarnaast ook rekening met het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Gevaarscriterium:
De rechtbank heeft nagedacht over de vraag of tbs-maatregel met dwangverpleging moet worden opgelegd, aangezien dit een zeer verstrekkende maatregel is die doorgaans wordt opgelegd bij heftigere geweldsincidenten dan die verdachte heeft begaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of die maatregel in de situatie van verdachte passend en geboden is. De rechtbank oordeelt, alles overwegende, dat dit het geval is. De rechtbank neemt daarbij het advies van de psychiater en psycholoog tot behandeling van verdachte binnen het kader van tbs met dwangverpleging over. De rechtbank neemt in haar overweging het hoge recidiverisico en de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten mee. Daarnaast weegt voor de rechtbank zwaar dat uit de rapporten van psychiater, psycholoog en reclassering naar voren komt dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging de enige mogelijkheid lijkt te zijn om verdachte te helpen en het hoge recidiverisico op geweldsincidenten in te perken. Behandeling in een strak kader met een hoog beveiligingsniveau is noodzakelijk om de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen. Verdachte kan zonder deze behandeling niet terugkeren in de samenleving. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat verdachte zelf inziet dat oplegging van de tbs-maatregel nodig is en dat zij ter terechtzitting desgevraagd heeft verklaard dat zij oplegging van de tbs-maatregel ziet als haar laatste mogelijkheid om haar situatie te verbeteren.
Alles overziend, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat de tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De totale duur van de maatregel is daarom niet in tijd beperkt.
Conclusie
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en legt aan verdachte een (ongemaximeerde) tbs-maatregel met dwangverpleging op.
Voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank een maatregel oplegt die vrijheidsbeneming met zich brengt, zal zij het bevel voorlopige hechtenis niet opheffen.

9.BESLAG

Onder verdachte is een aantal goederen in beslag genomen. Over de volgende in beslag genomen goederen dient de rechtbank bij vonnis te beslissen:
  • passer;
  • schroevendraaier;
  • stanleymes.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen passer, schroevendraaier en stanleymes verbeurd verklaren, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat de feiten 1 primair, 3 en 4 met behulp van deze goederen zijn begaan of voorbereid.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,- bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van [slachtoffer 3] geheel dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld de vordering geheel of gedeeltelijk dient te worden afgewezen op grond van het draagkrachtbeginsel, nu te verwachten valt dat verdachte de komende tijd geen enkele draagkracht zal hebben.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft gesteld en onderbouwd dat zij, als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit, in haar persoon is aangetast, hetgeen namens verdachte onvoldoende gemotiveerd is betwist. De rechtbank overweegt dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt en stelt de vergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 600,00. Verdachte zal worden veroordeeld dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 600,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 4 november 2022 (parketnummer: 16/204644-22) is aan verdachte een geldboete opgelegd ter hoogte van € 1.250,- euro subsidiair 22 dagen hechtenis waarvan € 750,- euro subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, nu verdachte niets kan betalen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat, gelet op de oplegging van de maatregel – tbs-maatregel met dwangverpleging – tenuitvoerlegging naar het oordeel van de rechtbank niet opportuun is.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 57, 60, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1 primair, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat de totale duur van de tbs-maatregel niet is gemaximeerd;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • passer (omschrijving: PL0900-2023189541-3183247);
  • schroevendraaier (omschrijving: PL0900-2023189541-3183246);
  • stanleymes (omschrijving: PL0900-2023167758-3174147);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 600,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] aan de Staat € 600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 12 (twaalf) dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/204644-22
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Helmich, voorzitter, mr. A.M. Loots en mr. M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. S.Z. Turan en L. van Dieren, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat zij:
Parketnummer 16/155331-23
feit 1
op of omstreeks 24 juni 2023 te Huizen een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een passer, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen in de richting (van de handen van) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te maken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 24 juni 2023 te Huizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, de fiets heeft vastgepakt en/of een of meer stekende bewegingen met een passer, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van (de handen van) die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;feit 2
op of omstreeks 24 juni 2023 te Huizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een passer, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen naar (de handen van) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;Parketnummer 16/138678-23
feit 1
op of omstreeks 6 juni 2023 te Huizen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een stanleymes (met een deels uitgeschoven mes) voor die [slachtoffer 3] te gaan staan en/of een of meer stekende bewegingen naar die [slachtoffer 3] te maken en/of daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou neersteken" en "Ik wil iemand neer steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
op of omstreeks 6 juni 2023 te Huizen een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 juni 2023, genummerd PL0900-2023189541, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 49. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 13.
3.Pagina 16.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 juni 2023, genummerd PL0900-2023167758, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 44. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Pagina 5.
6.Pagina 5 en 6.