4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelenvoor de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. Verdachte heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2023;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 3 januari 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 24 september 2021, opgemaakt door de politie Eenheid MiddenNederland;
- een geneeskundige verklaring van het Isala ziekenhuis in Zwolle van 17 september 2021, inhoudende de medische informatie van [slachtoffer] , opgemaakt door de arts [arts] ;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] van 26 juli 2023, opgemaakt door de politie Eenheid MiddenNederland;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal rijden onder invloed met bijlagen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 13 januari 2022, opgemaakt door de politie Eenheid-Midden-Nederland;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 september 2021, opgemaakt door de politie Eenheid MiddenNederland.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Vormverzuim
Allereerst moet de rechtbank vaststellen of het bloedonderzoek rechtmatig is verlopen. Uit het proces-verbaal rijden onder invloed volgt dat op 10 september 2021 bij verdachte bloed is afgenomen voor alcoholbepaling. Verdachte was op dat moment niet in staat om zijn wil kenbaar te maken. Het bloed is afgenomen zonder toestemming van de hulpofficier van justitie. De rechtbank constateert dat dit op zichzelf een vormverzuim oplevert. De rechtbank stelt echter ook vast dat de opdracht om bloed bij verdachte af te nemen wel door de operationeel coördinator is verleend. Daarnaast heeft verdachte op 23 september 2021 tijdens een politieverhoor toestemming gegeven voor het doen van bloedonderzoek. Na deze toestemming is aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) opdracht gegeven om het bloed te onderzoeken. Het NFI heeft vervolgens het bloed onderzocht en op 25 oktober 2021 een rapport opgesteld. De resultaten daarvan zijn op 27 oktober 2021 per brief aan verdachte kenbaar gemaakt en hij is gewezen op de mogelijkheid tot het doen van tegenonderzoek. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht op het doen van tegenonderzoek en hij heeft tijdens de zitting ook verklaard dat hij dat niet nodig vond.
Op grond van het voorgaande constateert de rechtbank dat het bloed van verdachte niet is onderzocht voordat hij daartoe toestemming had gegeven. Het bloed is weliswaar afgenomen zonder dat de hulpofficier van justitie daartoe een bevel had gegeven, maar is pas onderzocht nadat verdachte daartoe toestemming had gegeven. Daarmee is sprake van een vormverzuim, maar de rechtbank volstaat met de enkele constatering hiervan. Verdachte heeft immers geen nadeel geleden, nu hij zelf aangeeft alcohol te hebben gedronken en vóór het bloedonderzoek toestemming heeft gegeven voor het bloedonderzoek.
Veroorzaken verkeersongeval
Feitelijke toedracht
Vaststaat dat op 10 september 2021 op de Domineesweg in Urk een eenzijdig verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte was de bestuurder van de auto en het slachtoffer [slachtoffer] zat naast hem als bijrijder. Verdachte is in de auto gestapt nadat hij die avond alcohol had genuttigd. De door verdachte bestuurde auto is frontaal in botsing gekomen tegen een in de berm staande boom, als gevolg waarvan verdachte en de bijrijder letsel hebben opgelopen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte bij het naderen van de rotonde op de Domineesweg heeft gereden met een veel hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was. Het was nodig om daar snelheid te verminderen, vanwege de rotonde en dat was ook duidelijk vanwege het verkeersbord dat aangeeft dat zich daar een rotonde bevindt. Verdachte heeft niet het verloop van de rotonde gevolgd, maar is rechtdoor over het middeneiland van die rotonde gereden en heeft daarbij meerdere delen van een, in de grond verankerd, kunstwerk op het middeneiland omver gereden. Hierdoor is de auto losgekomen van de bodem en op de rijbaan aan de andere zijde van de rotonde terechtgekomen, waarna de auto is doorgeschoten in de berm en tot stilstand gekomen tegen een boom. Als gevolg van het verkeersongeval heeft de bijrijder meerdere facturen in de vingers en de hand en een scheur in de buikslagader opgelopen.
Vaststaat verder dat verdachte in zijn auto is gestapt onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol; het alcoholgehalte in het bloed van verdachte bedroeg 1,99 milligram alcohol per milliliter bloed. Alcohol heeft een negatieve invloed op het beoordelingsvermogen en de reactiesnelheid. Er mag van worden uitgegaan dat verdachte na zodanig gebruik van alcohol niet in staat was auto te rijden en de nodige aandacht te geven aan de weg.
Juridische kwalificatie
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Voor het antwoord op die vraag moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Of sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de WVW kan niet zonder meer worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer.
Verdachte heeft verklaard dat hij dronken achter het stuur is gestapt. Hij weet niet meer hoe snel hij heeft gereden, maar uit de verklaring van het slachtoffer volgt dat verdachte veel te hard heeft gereden en dat zij meerdere keren heeft geroepen dat hij langzamer moest rijden. Doordat verdachte over het middeneiland is gereden en los van de bodem is gekomen, zijn geen bandensporen aangetroffen. Daardoor kon in de verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) niet de exacte snelheid worden bepaald. Uit de VOA volgt wel dat bij enkelbaansrotondes, zoals de onderhavige, de maatvoering van de rotonde is gebaseerd op een maximale doorrijdsnelheid van 35 km/h. Uit de VOA volgt dan ook de conclusie dat verdachte de rotonde met een dusdanige snelheid heeft genaderd dat hij ofwel de rijbaan van de rotonde niet meer op een gecontroleerde wijze met zijn auto kon volgen ofwel dat hij opzettelijk rechtdoor is gereden. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat verdachte heeft gereden met een veel hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en dat hij onder invloed van alcohol was op het moment van het ongeval, wat in algemeenheid het reactievermogen vertraagt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet heeft gedragen zoals van een normale verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Verdachte heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich deels ook hebben voorgedaan. De rechtbank oordeelt dat het handelen van verdachte blijk heeft gegeven van rijgedrag dat als zeer onvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd, zodat sprake is van een ernstige mate van schuld.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen, namelijk darmletsel, inwendige bloeding en vingerfracturen. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij ook fracturen in haar hand en een scheur in de buikslagader heeft opgelopen. Het slachtoffer is na het verkeersongeval direct geopereerd. In de geneeskundige verklaring staat dat de verwachte hersteltermijn meer dan twee maanden bedraagt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Rijden onder invloed
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de resultaten van het bloedonderzoek en de verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte met een alcoholgehalte van 1,99 milligram alcohol per milliliter bloed een personenauto heeft bestuurd. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.