ECLI:NL:RBMNE:2023:6461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
16.278097.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak te Urk wegens onvoldoende bewijs van opzet

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting op 28 oktober 2022 te Urk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht. Tijdens de zitting op 21 november 2023 heeft de officier van justitie, mr. M.M. Klappe, gevorderd om de verdachte een taakstraf op te leggen, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M. Koppert, pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de dag van de brand aanwijzingen waren die de verdachte in verband brachten met de brand op de boot van de benadeelde partij. De verdachte was kort voor de brand op de boot geweest en had berichten gestuurd die als verdacht werden beschouwd. Echter, het forensisch onderzoek kon niet vaststellen hoe de brand was ontstaan, en de rechtbank oordeelde dat het opzet van de verdachte niet bewezen kon worden. Hierdoor werd de verdachte integraal vrijgesproken.

De benadeelde partij, die materiële schade had geleden, vorderde een schadevergoeding van € 36.200,-. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.278097.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] (Brazilië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Klappe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Koppert, advocaat te Lelystad, alsmede de benadeelde partij [benadeelde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 28 oktober 2022 te Urk opzettelijk brand heeft gesticht op een boot, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen en heeft gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, wegens het ontbreken van opzet op de brandstichting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat op 28 oktober 2022 een brand heeft gewoed op de boot van [benadeelde] te Urk. Verdachte is vlak voor de brand een paar minuten op de boot geweest. Hem wordt verweten opzettelijk de brand te hebben gesticht.
Uit het dossier blijkt dat er een aantal aanwijzingen zijn die verdachte in verband brengen met de brand op de boot op 21 november 2023. Zo is verdachte zeer kort voor de brand lijkt te ontstaan, een aantal minuten op en in de boot is geweest. Nadat verdachte het bootje heeft verlaten, is niemand anders in de buurt van het bootje geweest. Ook blijkt uit het uitlezen van de telefoon van verdachte dat hij een uur na de brand onder meer de volgende berichten naar “ [A] ” heeft gestuurd: “Hahaha […] bootje in de fik” en “Dat maakt je dag wel”. Daarnaast heeft aangever verklaard dat hij van een aantal mensen heeft gehoord dat verdachte een foto van de brandende boot met de tekst: “Oeps” op Snapchat had geplaatst. Verdachte heeft echter ontkend dat hij de brand heeft gesticht. Hij heeft verklaard dat hij uit nieuwsgierigheid op de boot is geklommen, de kajuit is in gegaan en daar enkel heeft rondgekeken. Hij heeft geen brandbare spullen op de boot zien liggen en heeft niet op de boot gerookt. Wel is hij vaker op de boot geweest. Over de telefoonberichten heeft verdachte verklaard dat hij hier niets mee bedoelde.
Ondanks bovengenoemde aanwijzingen, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de boot. Uit het forensisch onderzoek is namelijk gebleken dat niet kan worden vastgesteld op welke wijze de brand is ontstaan. De brand moet blijkens het forensisch onderzoek opzettelijk zijn gesticht of te wijten zijn aan een ongeval, maar door de vernietigende kracht van de brand zijn eventuele sporen van brandstichting of een ongeval verloren gegaan. Daar komt bij dat het voor de rechtbank – ondanks de verklaring van verdachte – onduidelijk is gebleven wat zich enkele minuten voorafgaand aan de brand op de bootje heeft afgespeeld. Door dit alles is niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de brand opzettelijk is gesticht door verdachte. De rechtbank kan het opzet op de brandstichting niet enkel afleiden uit verdachte omstandigheden. Dit betekent dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 36.200,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe te wijzen tot een bedrag van € 8.500,- en de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel moet worden afgewezen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.A. Hebly en G.T. Fahner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2023.
De voorzitter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Urk, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een boot en/of een brandbare (vloei)stof, ten gevolge waarvan voornoemde boot en/of een of meerdere nabijgelegen gebouw(en) en/of een of meerdere isolerende pane(e)l(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.