ECLI:NL:RBMNE:2023:6449
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met organisatie van een illegale loterij
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de organisatie van een illegale loterij. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld. De officier van justitie had aanvankelijk een bedrag van € 47.886,00 geëist, maar heeft dit bedrag tijdens de zitting op 8 november 2023 bijgesteld naar € 17.664,00, na argumenten van de verdediging. De verdediging stelde dat de veroordeelde gedurende een periode van 357 weken geen voordeel had genoten uit de illegale loterij, en verzocht om matiging van de betalingsverplichting vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om een geldbedrag te vorderen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de onderliggende strafzaak was veroordeeld voor het medeplegen van overtredingen van de Wet op de kansspelen. De rechtbank heeft de periode waarin de veroordeelde voordeel heeft genoten vastgesteld op 256 trekkingen, wat resulteert in een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 17.664,00. De rechtbank heeft de betalingsverplichting aan de Staat opgelegd en geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden, maar heeft geen aanleiding gezien om de betalingsverplichting te verlagen. De beslissing is genomen met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn, maar dit heeft niet in het nadeel van de veroordeelde gewerkt.