ECLI:NL:RBMNE:2023:6448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
16/706289-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk organiseren van een illegale loterij en het maken hiervan een gewoonte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 1 januari 2006 tot en met 29 oktober 2016 samen met anderen opzettelijk een illegale loterij heeft georganiseerd. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij het organiseren van deze loterij, waarbij hij de inleg en gegevens van deelnemers verzamelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de organisatie van de loterij zonder de vereiste vergunning plaatsvond, wat in strijd is met de Wet op de kansspelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de lange duur van de procedure, die meer dan vijf jaar heeft geduurd, en de gevolgen daarvan voor de verdachte, waaronder extra advocaatkosten en onzekerheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van € 2.000,-. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte inmiddels een andere weg is ingeslagen en zich als vrijwilliger inzet voor de maatschappij, wat meegewogen is in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706289-16 (P)
Vonnis van de meervoudige economische kamer van 22 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederland),
wonende aan de [adres] , [postcode] , te [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 8 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.V.C. Fellinger en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P. Figge, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 29 oktober 2016 in Hilversum, Kortenhoef, Bussum, ’s-Graveland, Weesp en/of elders in Nederland samen met anderen opzettelijk een illegale loterij heeft georganiseerd en hier een gewoonte van heeft gemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdslijn administratie documenten [verdachte] ’ van 10 april 2017, genummerd 2015210746, opgemaakt door [verbalisant] , politieambtenaar, Districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, doorgenummerde pagina 149 tot en met 186.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 29 oktober 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk gelegenheid heeft gegeven om mede te dingen naar prijzen, door het organiseren van een (illegale) loterij, terwijl de aanwijzing der winnaars telkens geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor telkens ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend; en hij aldus van het plegen van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1, eerste lid onder a van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan, terwijl hiervan een gewoonte is gemaakt

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een geldboete van € 2.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft aangegeven bij haar vordering rekening te hebben gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte erg geschrokken is van hetgeen is gebeurd en zich nu realiseert dat hij iets strafbaars heeft gedaan, waarvan hij erg veel spijt heeft. Verdachte heeft veel stress gehad door de onzekerheid van de afloop van deze zaak. Verdachte is eerder verkeerd gedagvaard, waarna het hof het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd. Vervolgens is verdachte opnieuw gedagvaard. Door deze gang van zaken heeft verdachte langer in onzekerheid moeten leven en tevens extra advocaatkosten moeten maken. De verdediging vraagt rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn en de extra zorgen en proceskosten die hiermee gepaard zijn gegaan. Daarnaast vraagt de verdediging rekening te houden met de goede weg die verdachte inmiddels is ingeslagen. Ondanks zijn gezondheidsproblemen verricht hij vrijwilligerswerk bij een ziekenhuis en wil hij een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij.
De verdediging heeft aangevoerd dat een geheel voorwaardelijke geldboete de juiste strafmodaliteit is. Bij de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete verzoekt de verdediging om te bepalen dat deze geldboete in termijnen mag worden betaald.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft samen met anderen gedurende een lange periode, in elk geval vanaf het jaar 2006 tot en met het moment van doorzoeking van zijn woning op 29 oktober 2016, werkzaamheden verricht ten behoeve van een illegale lotto. Hij heeft de lottogetallen van de deelnemers en hun inleg verzameld en, in elk geval vanaf enig moment, overgedragen aan [medeverdachte] . Zijn werkzaamheden waren van belang voor het goed functioneren van de lotto. Zonder tussenpersonen is een lotto zoals de onderhavige met een aanzienlijk aantal spelers, die op verschillende plaatsen in Nederland wonen, namelijk niet goed denkbaar.
Het is verboden om zonder vergunning een lotto te organiseren. Doel hiervan is niet slechts het voorkomen van gokverslaving, maar ook het beschermen van de consument en het tegengaan van criminaliteit en illegaliteit. Een vergunningstelsel maakt het mogelijk om (voorafgaand) toezicht te houden op de aanbieders van kansspelen. De organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte, heeft zich aan dat toezicht onttrokken.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 27 september 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. Ter terechtzitting heeft verdachte tevens kenbaar gemaakt dat hij spijt heeft van zijn strafbare daden en dit achter zich heeft gelaten. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte ondertussen een andere weg is ingeslagen, de criminaliteit achter zich heeft gelaten en zich als vrijwilliger inzet voor de maatschappij.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM met ruim vijf jaren. Deze overschrijding is het gevolg van fouten aan de kant van justitie. Hierdoor heeft verdachte langer in onzekerheid gezeten en tevens meer advocaatkosten moeten maken. Nu dit nadeel niet te wijten is aan verdachte, zal de rechtbank hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Conclusie
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Het tijdsverloop en de persoon van verdachte maken dat de rechtbank van oordeel is dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf niet passend is en een onvoorwaardelijke geldboete volstaat. De ernst van het feit maakt echter dat de rechtbank daarnaast ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van € 2.000,- passend en geboden is. Gelet op de draagkracht van verdachte bepaalt de rechtbank dat de geldboete in maandelijkse termijnen van elk € 100,00 mag worden voldaan.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24a, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en
  • 1 en 36 van de Wet op de kansspelen,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 week;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboete van € 2.000,00,bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door hechtenis van 30 dagen;
- bepaalt dat de geldboete in
maandelijkse termijnen van elk € 100,00mag worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mrs. A.J. Reitsma en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 29 oktober 2016 te Hilversum en/of Kortenhoef en/of Bussum en/of ’s-Gravenland en/of Weesp en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, door het organiseren van een (illegale) loterij, terwijl de aanwijzing der winnaars (telkens) geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend; en hij aldus van het plegen van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet op de kansspelen betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 1 lid 1 ahf/ond a Wet op de Kansspelen