8.3Het oordeel van de rechtbank
Het bepalen van de straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft in de uitoefening van zijn functie als politieambtenaar met zijn dienstwapen een schot gelost op de cabine van de tractor van [slachtoffer] , met als doel de tractor te stoppen. [slachtoffer] had hierdoor dodelijk geraakt kunnen worden en door gericht op de cabine te schieten heeft verdachte die mogelijkheid op de koop toe genomen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig feit. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verdachte oprecht de intentie heeft gehad het goede te doen, maar de rechtbank moet ook vaststellen dat de verdachte verwijtbaar een beoordelingsfout heeft gemaakt, die verstrekkende gevolgen heeft gehad voor [slachtoffer] en die heel anders had kunnen aflopen. [slachtoffer] heeft aan het incident gelukkig geen verwondingen overgehouden, maar het feit dat er op hem is geschoten, is voor hem een heftige gebeurtenis geweest. Uit de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] blijkt dat het gezin nog altijd in therapie is om alles te verwerken en dat zij nog continu aandacht krijgen van de pers, waar [slachtoffer] en zijn gezinsleden ook last van hebben.
De omstandigheden waaronder het feit is begaan
De samenleving vraagt veel van politieambtenaren. Besluiten moeten soms snel worden genomen en bij de uitvoering van hun werkzaamheden moeten politieambtenaren zich in situaties begeven die van tevoren niet duidelijk zijn en waar gevaar of agressie deel van kunnen zijn. Dit was ook het geval bij de boerenprotesten in de zomer van 2022. Op de dag voor het incident heeft de ME opgetreden, traangas ingezet en arrestaties verricht. Verdachte en zijn collega’s omschrijven de situatie als ‘van God los’ en ‘totale anarchie’. De sfeer was grimmig, er was een hoop lawaai en er werd geclaxonneerd en gas gegeven. Verdachte heeft ook verklaard dat hij voorafgaand aan het incident door meerdere personen op het industrieterrein is uitgescholden.
De rechtbank realiseert zich dat verdachte en zijn collega’s voor een lastige, zo niet onmogelijke, klus stonden. De ME was vertrokken en verdachte en zijn collega’s waren niet voldoende toegerust om effectief te kunnen optreden tegen de tractoren. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat [slachtoffer] en anderen met overtreding van verschillende verkeersregels hebben geprobeerd weg te komen van de politie. Ondanks de blokkade van de politie is [slachtoffer] niet blijven staan, maar is hij dwars over de middengeleider, tegen het verkeer in, de rotonde opgereden, terwijl hij wist dat de afrit door de politie was afgezet.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is zich bewust van het feit dat deze zaak al grote consequenties heeft gehad voor verdachte. Uit het rapport forensisch maatschappelijk werk van 13 oktober 2023, opgesteld door T. Koot, blijkt dat de vermeende schutter na het schietincident ernstig is bedreigd. Dit heeft ertoe geleid dat de woning van verdachte is voorzien van beveiligingscamera’s en dat tegen hem is gezegd dat hij constant rekening moest houden met de mogelijkheid dat hij en zijn gezin de woning moesten verlaten als de situatie daartoe aanleiding zou geven. Dit heeft het gevoel van veiligheid in zijn directe woonomgeving sterk aangetast. Verdachte heeft verteld dat dit ook een grote impact op zijn gezin heeft gehad. Daarnaast heeft het feit een paar jaar voordat verdachte met pensioen zou gaan plaatsgevonden. Verdachte heeft als politieagent een langdurige loopbaan achter de rug en wordt door zijn collega’s omschreven als een loyale en professionele collega met een voortreffelijke staat van dienst. Verdachte heeft verklaard dat het, achteraf bezien, niet had moeten gebeuren en dat hij het vreselijk vindt wat [slachtoffer] is overkomen. Het raakt verdachte ook diep hij met dit incident zijn loopbaan moet eindigen. De strafvervolging heeft negatieve gevolgen gehad voor de laatste jaren uit zijn loopbaan.
De straf
Op 1 juli 2022 is een wettelijke regeling van kracht geworden met betrekking tot onderzoeken naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren. Deze regeling kent de nieuwe bepaling van artikel 372 Sr, waarin als ambtsmisdrijf het schenden van de geweldsinstructie door opsporingsambtenaren strafbaar is gesteld. Volgens de memorie van toelichtingbij de nieuwe wettelijke regeling is algemeen uitgangspunt dat politieambtenaren bij het niet naleven van de geweldsinstructie worden vervolgd voor deze nieuwe strafbaarstelling en niet volgens de strafbepalingen die voor iedereen gelden, alhoewel de officier van justitie daar nog wel voor kan kiezen. Artikel 372 Sr vereist voor strafbaarheid wel dat de schending een gevolg heeft gehad, bestaande uit enig lichamelijk letsel, zwaar letsel of de dood. Daarop staan maximale gevangenisstraffen van respectievelijk een, twee of drie jaar. De situatie zoals die zich in deze zaak voordoet, waarbij de Ambtsinstructie is geschonden, maar geen doden of gewonden zijn gevallen, valt echter niet onder de nieuwe strafbepaling. Bij vervolging kan de officier van justitie in dit soort gevallen daarom alleen algemene strafbaarstellingen ten laste leggen, zoals hier een poging tot doodslag/poging tot zware mishandeling. Bij die algemene strafbaarstellingen wordt echter geen rekening gehouden met de speciale positie van opsporingsambtenaren en de algemene strafbaarstellingen kennen veel hogere maximumstraffen: ten tijde van het feit zoals hier bewezen verklaard maximaal tien jaar voor een poging tot doodslag.Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben erop gewezen dat dit consequenties moet hebben voor de strafmaat. De rechtbank zal hier in sterk strafmatigende zin rekening mee houden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat verder rekening met het feit dat verdachte een ervaren politieagent is, die verwijtbaar een verkeerde beoordeling heeft gemaakt en zich voor deze fout nu publiekelijk moet verantwoorden. De rechtbank heeft oog voor het feit dat de gang naar de rechtbank zwaar moet zijn geweest voor verdachte, die slechts zijn taak goed heeft willen uitvoeren en zich heeft willen inzetten voor een veilige samenleving. Ook neemt de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte mee dat hij in gesprek is gegaan met [slachtoffer] en zijn ouders.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat van politieambtenaren wordt verlangd dat zij het geweld en de hieruit voortkomende gevaren voor henzelf niet uit de weg gaan en dat verdachte ook zo heeft willen handelen. Waar burgers bij gevaarlijke situaties kunnen terugtreden om te voorkomen dat zij geweld moeten gebruiken om zichzelf te verdedigen, wordt van een politieambtenaar juist verwacht dat hij in die situatie optreedt en actie onderneemt. Het uitgangspunt moet dan ook zijn dat een politieagent, die geweld gebruikt om de rechtsorde te handhaven, in principe bijzondere bescherming geniet en zich voor het gebruiken van geweld niet zonder meer publiekelijk bij de rechter moet verantwoorden. Het gebruik van geweld moet echter wel gebeuren in overeenstemming met de wet- en regelgeving. In geval van bewezenverklaring van een strafbaar feit, zoals in deze zaak een poging tot doodslag, moet naar het oordeel van de rechtbank wel een straf volgen. Omdat er ten onrechte gericht met een dienstwapen is geschoten wordt verantwoording afgelegd en vervolgens een norm gesteld. Dit gebeurt mede als signaal naar de maatschappij dat ook beschermde functionarissen in ons rechtsstelsel een gerechtvaardigde straf niet ontlopen. De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van alleen een voorwaardelijke straf, ondanks de hiervoor genoemde strafmatigende omstandigheden, onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van het feit. Er is sprake van een poging doodslag, waarbij gericht is geschoten op de cabine van een tractor waar een bestuurder inzat. Dit is dermate ernstig dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Daarom zal de rechtbank afwijken van de strafeis van de officier van justitie en – naast een voorwaardelijke gevangenisstraf – ook een onvoorwaardelijke taakstraf aan verdachte opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van een jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van tachtig uren een passende straf.