ECLI:NL:RBMNE:2023:6387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23/2700
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank over AOW-pensioenopbouw van niet-verzekerde periode

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser, die sinds 17 september 2000 in Nederland verblijft, had een verblijfsvergunning ontvangen op 15 juni 2007. Voorafgaand aan deze datum had hij echter geen arbeid verricht en was hij niet verzekerd voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale Verzekeringsbank had in een besluit van 16 december 2022 vastgesteld dat de eiser vanaf 15 juni 2007 slechts 32% AOW-pensioen had opgebouwd, omdat hij in de periode van 17 september 2000 tot en met 14 juni 2007 niet verzekerd was geweest.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 13 oktober 2023 behandeld. De eiser stelde dat hij met terugwerkende kracht recht had op een geldige verblijfstitel en dat deze periode meegeteld moest worden voor de opbouw van zijn AOW-pensioen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser in de relevante periode niet verzekerd was, omdat hij geen arbeid had verricht en niet rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de beroepsgrond van de eiser verworpen en benadrukt dat het niet aan de rechtbank is om de wetgeving te wijzigen, maar om te beoordelen of de besluiten van de Sociale Verzekeringsbank juist waren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat de eiser geen recht heeft op een hogere AOW-pensioenopbouw dan vastgesteld. De eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2700

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: N. Zuidersma-Hovers).

Inleiding

1. Eiser verblijft sinds 17 september 2000 in Nederland. Op 15 juni 2007 heeft eiser een verblijfsvergunning ontvangen om in Nederland te mogen blijven. In de periode van 17 september 2000 tot en met 14 juni 2007 heeft eiser niet gewerkt.
2. Bij besluit van 16 december 2022 heeft verweerder beslist dat eiser tot en met 14 december 2022 op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) vanaf 15 juni 2007 32% AOW-pensioen heeft opgebouwd onder meer omdat hij in de periode van 17 september 2000 tot en met 14 juni 2007 niet verzekerd is geweest omdat hij in die periode geen arbeid in loondienst heeft verricht.
3. Met het bestreden besluit van 23 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
4. De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of eiser in de periode van 17 september 2000 tot en met 14 juni 2007 verzekerd was en dus ook over die periode recht heeft op AOW. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De te beoordelen periode is van 17 september 2000 tot en met 14 juni 2007.
8. Niet in geschil is dat eiser vanaf 15 juni 2007 rechtmatig verblijft in Nederland en sindsdien verzekerd is. Ook is niet in geschil dat eiser in de te beoordelen periode geen arbeid heeft verricht. Eiser was in deze periode in afwachting van zijn verblijfsvergunning en mocht in deze periode geen werkzaamheden verrichten.
9. Ingevolge artikel 6, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft op grond van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet verzekerd. Aan de kring der verzekerden kan op grond van artikel 6, derde lid, van de AOW uitbreiding worden gegeven bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Een van deze uitbreidingen is gegeven in het ‘Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999’ (het Besluit)
10. Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Besluit is de vreemdeling die in afwachting is van zijn verblijfsvergunning ook verzekerd indien hij op grond van artikel 11, eerste lid, onder a en b, van het Besluit:
a. in Nederland, met uitzondering van het continentaal plat, in overeenstemming met de Wet arbeid vreemdelingen arbeid in dienstbetrekking verricht uit hoofde waarvan hij aan de loonbelasting is onderworpen;
b. op het continentaal plat arbeid in dienstbetrekking verricht uit hoofde waarvan hij aan de loonbelasting is onderworpen.
11. Eiser heeft aangevoerd dat hij met terugwerkende kracht een geldige verblijfstitel heeft en daarom een AOW-pensioen opbouwt sinds 17 september 2000 en niet pas vanaf 15 juni 2007 omdat hij in deze periode in Nederland heeft gewoond en wel wilde werken maar dat dat niet was toegestaan, Eiser stelt zich op het standpunt dat hem niet kan worden verweten dat hij niet heeft gewerkt. Daarom moet deze periode worden meegeteld voor de opbouw van zijn AOW-pensioen.
12. . . De rechtbank volgt dit standpunt van eiser niet. Eiser heeft ter zitting verduidelijkt dat hij niet eerder dan met ingang van 15 juni 2007 een verblijfsvergunning heeft. Vanaf 15 juni 2007 stond artikel 6, tweede lid van de AOW niet langer in de weg voor verzekering voor de AOW, Ook is niet gebleken dat eiser verzekerd is geweest op grond van artikel 11, eerste lid onder a en b van het Besluit. Eiser heeft in de te beoordelen periode daarom geen pensioen op grond van de AOW opgebouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. Ter zitting heeft eiser gesteld dat sprake is van positieve discriminatie omdat AOW een woonverzekering is. Volgens eiser zou de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te lang over zijn aanvraag hebben gedaan en zou er in zijn situatie een uitzondering moeten worden gemaakt, gelet op alle feiten en omstandigheden. De rechtbank begrijpt de emotie en het standpunt van eiser, maar benadrukt – zoals ook ter zitting is aangegeven – dat het niet aan de rechtbank is om de huidige wetgeving te wijzigen. Dit is aan de wetgever. De rechtbank kan slechts beoordelen of verweerder in dit geval op juiste gronden haar besluit heeft genomen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht heeft besloten dat eiser in de periode van 17 september 2000 tot en met 14 juni 2007 niet verzekerd was voor de AOW. Verweerder heeft terecht de hoogte van het AOW-pensioen vastgesteld op 32%. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.