ECLI:NL:RBMNE:2023:6385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23/3335
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsrecht op grond van de Participatiewet

In deze zaak hebben verzoekers, die sinds 6 oktober 2015 bijstand ontvangen op basis van de Participatiewet (Pw), een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de intrekking van hun bijstandsrecht door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De intrekking vond plaats na een opschorting van de bijstand op 2 maart 2023, omdat verzoekers niet de benodigde informatie hadden verstrekt. Ondanks de mogelijkheid om het verzuim te herstellen, hebben verzoekers niet voldaan aan de verzoeken van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft op 6 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de gemeente.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel verzoekers aangaven in een acute financiële noodsituatie te verkeren, bleek uit de overgelegde bankgegevens dat er voldoende financiële middelen beschikbaar waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers niet in een zodanige noodsituatie verkeerden dat zij niet meer in hun basisbehoeften konden voorzien. Bovendien werd vastgesteld dat het besluit van de gemeente niet evident onrechtmatig was, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 oktober 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3335

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: O.J.J.C. Koopmans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Rommers en I. Badrising).

Inleiding

1. Eisers ontvangen sinds 6 oktober 2015 op grond van de Participatiewet (Pw) bijstand naar de gehuwdennorm. Eiser exploiteerde samen met een ander een garagebedrijf in een vennootschap onder firma van 1 oktober 2021 tot en met 23 januari 2023.
2. Bij besluit van 2 maart 2023 heeft verweerder het recht op bijstand van eisers met ingang van 2 maart 2023 opgeschort omdat zij niet de benodigde informatie hebben verstrekt (artikel 54, eerste lid, van de Pw)..
3. Eisers zijn in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen door alsnog de gevraagde gegevens vóór 10 april 2023 te verstrekken. Eisers hebben niet aan dit verzoek voldaan.
4. Verweerder heeft bij besluit van 25 mei 2023 (het bestreden besluit) het recht op bijstand per 4 april 2023 (datum ontvangst opschortingsbesluit) ingetrokken op grond van artikel 54 Pw omdat eisers ook na de geboden herstelmogelijkheid niet hebben voldaan aan de medewerkingsverplichting op grond van artikel 17, tweede lid, van de Pw. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
5. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van verweerder om het recht op bijstand in te trekken.
6. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de zoon van verzoekers als tolk, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet daarom eerst kijken of er sprake is van spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
9. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is niet snel sprake van een spoedeisend belang. In principe kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald. Als dat nodig is, kan daarbij ook de wettelijke rente worden vergoed. Pas als een onomkeerbare situatie dreigt, neemt de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan. Een voorbeeld van zo’n onomkeerbare situatie is faillissement. De voorzieningenrechter neemt ook een spoedeisend belang aan als op een andere manier blijkt dat sprake is van acute financiële nood.
10. Verzoekers voeren aan dat sprake is van een acute financiële noodsituatie omdat zij op dit moment geen inkomen ontvangen waardoor betalingsachterstanden verder oplopen. Zij kunnen onder andere de huur en de zorgverzekering niet meer betalen. Daarnaast is hun nieuwe aanvraag voor een bijstandsuitkering afgewezen.
11. De voorzieningenrechter oordeelt dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel verzoekers hebben aangetoond diverse betalingsachterstanden te hebben, is niet gebleken dat verzoekers op korte termijn uit huis worden gezet of worden afgesloten van water, gas of elektriciteit. Ook is niet gebleken dat verzoekers geen betalingsregeling kunnen treffen voor de opgelopen betaalachterstanden. Daarnaast is van belang dat verzoekers niet alle recente bankgegevens, waaronder de gegevens van de creditcard, hebben overgelegd. Uit de bankgegevens die wel door verzoekers zijn overgelegd blijkt dat er grote bedragen zijn gestort op en overgemaakt van de betaalrekening van verzoekers. Ter zitting hebben verzoekers desgevraagd verklaard dat dit onder andere te maken heeft gehad met de verkoop van de oplegger en dat zij een financiële bijdrage ontvangen van hun kinderen. Gelet op al deze omstandigheden is niet gebleken dat verzoekers op dit moment in een zodanige financiële noodsituatie verkeren, dat zij niet meer in hun basisbehoefte kunnen voorzien.
Evident onrechtmatig besluit
12. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben, kan zij de voorziening alleen nog treffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat het voor de voorzieningenrechter overduidelijk is dat het standpunt van verweerder niet correct is en in de bezwaarfase dus geen stand zal houden. De voorzieningenrechter moet dit kunnen vaststellen zonder grondig onderzoek te doen naar de relevante feiten en/of de wettelijke bepalingen van de zaak.
12. Verzoekers voeren in hun verzoek aan dat artikel 54, eerste en vierde lid, van de Pw niet ten grondslag aan het besluit tot intrekking kan worden gelegd omdat verweerder te laat is met het intrekken van de bijstand nu niet is voldaan aan het vereiste van artikel 54, eerste lid, van de Pw om binnen acht weken na het opschortingsbesluit de bijstand in te trekken.
14. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit artikel 54 van de Pw zonder artikellid heeft vermeld. Ter zitting is door verweerder bevestigd dat in het nog te nemen besluit op bezwaar geen gebruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid van artikel 54 lid 4 om de bijstand in te trekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort. Verweerder wijst in dat verband ook op het bestreden besluit waarin staat vermeld dat eisers als gevolg van de opschorting een te laag bedrag aan bijstand hebben ontvangen en dat over de periode van 2 maart 2023 tot en met 3 april 2023 alsnog bijstand zal worden verstrekt. Verweerder heeft daarmee – zo begrijpt de voorzieningenrechter – in feite de opschorting ongedaan gemaakt. Desgevraagd heeft verweerder verklaard dat artikel 54, derde lid, van de Pw aan de beslissing op bezwaar ten grondslag zal worden gelegd. Gezien het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat op basis van de overgelegde stukken het niet evident is dat het bestreden besluit geen stand kan houden.
Belangenafweging
15. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van spoedeisend belang en dat het besluit van 25 mei 2023 ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekers te laten uitvallen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.