ECLI:NL:RBMNE:2023:638

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
10000778 UC EXPL 22-4796 aw/1370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomsten voor volkstuinen en opzegging door nieuwe eigenaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en een groep tuinders over de opzegging van huurovereenkomsten voor moestuinen op een volkstuincomplex. De tuinders huren al jarenlang percelen op het complex, dat in eigendom is van [eiser sub 1] c.s., die het perceel in 2018 heeft verworven. De huurovereenkomsten zijn mondeling gesloten en zijn voor onbepaalde tijd aangegaan. [eiser sub 1] c.s. heeft de huurovereenkomsten opgezegd per 1 januari 2022, met als reden dat hij het perceel wil herontwikkelen. De tuinders hebben de opzegging betwist en stellen dat er geen zwaarwegende grond voor de opzegging is, en dat zij recht hebben op voortzetting van de huur.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van de huurovereenkomsten niet rechtsgeldig is, omdat [eiser sub 1] c.s. geen voldoende zwaarwegende grond heeft aangetoond voor de opzegging. De belangen van de tuinders bij voortzetting van de huur zijn groter dan de belangen van [eiser sub 1] c.s. bij beëindiging van de huurovereenkomsten. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. afgewezen en geoordeeld dat de huurovereenkomsten voortduren. Tevens is [eiser sub 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten van de tuinders.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10000778 UC EXPL 22-4796 aw/1370
Vonnis van 22 februari 2023
inzake

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
verder samen ook te noemen: [eiser sub 1] c.s. (mannelijk enkelvoud),
eisende partijen,
gemachtigde: mr. E.K. Sneeuw,
tegen:

1.[gedaagde sub 1]

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats 2] ,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats 2] ,
6.
[gedaagde sub 6] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
7.
[gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats 2] ,
8.
[gedaagde sub 8],
wonende te [woonplaats 2] ,
9.
[gedaagde sub 9],
wonende te [woonplaats 2] ,
10.
[gedaagde sub 10],
wonende te [woonplaats 2] ,
11.
[gedaagde sub 11],
wonende te [woonplaats 2] ,
12.
[gedaagde sub 12],
wonende te [woonplaats 2] ,
13.
[gedaagde sub 13],
wonende te [woonplaats 2] ,
14.
[gedaagde sub 14],
wonende te [woonplaats 2] ,
15.
[gedaagde sub 15],
wonende te [woonplaats 2] ,
16.
[gedaagde sub 16],
wonende te [woonplaats 2] ,
17.
[gedaagde sub 17],
wonende te [woonplaats 2] ,
18.
[gedaagde sub 18],
wonende te [woonplaats 2] ,
19.
[gedaagde sub 19],
wonende te [woonplaats 2] ,
20.
[gedaagde sub 20],
wonende te [woonplaats 2] ,
21.
[gedaagde sub 21],
wonende te [woonplaats 2] ,
22.
[gedaagde sub 22],
wonende te [woonplaats 2] ,
23.
[gedaagde sub 23],
wonende te [woonplaats 2] ,
24.
[gedaagde sub 24],
wonende te [woonplaats 2] ,
25.
[gedaagde sub 25] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
26.
[gedaagde sub 26] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
27.
[gedaagde sub 27],
wonende te [woonplaats 2] ,
28.
[gedaagde sub 28],
wonende te [woonplaats 2] ,
29.
[gedaagde sub 29],
wonende te [woonplaats 2] ,
30.
[gedaagde sub 30],
wonende te [woonplaats 2] ,
31.
[gedaagde sub 31],
wonende te [woonplaats 2] ,
32.
[gedaagde sub 32],
wonende te [woonplaats 2] ,
33.
[gedaagde sub 33],
wonende te [woonplaats 2] ,
34.
[gedaagde sub 34],
wonende te [woonplaats 2] ,
35.
[gedaagde sub 35] ,
wonende te [woonplaats 4] ,
verder samen ook te noemen: de tuinders,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. A.P. van Stralen.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding met 15 producties is op 12 juli 2022 bij de tuinders bezorgd,
  • de tuinders hebben schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Zij hebben 24 producties bijgevoegd,
  • [eiser sub 1] c.s. heeft de aanvullende producties 16 t/m 19 toegestuurd,
  • de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 januari 2023. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. [eiser sub 1] c.s. heeft een pleitnota overgelegd. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 22 februari 2023 vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
De tuinders huren ieder een stuk grond op het volkstuincomplex gelegen aan de [straat] in [plaats] . [onderneming] B.V., voormalig eigenaar van het perceel waarop het volkstuincomplex is gelegen (het perceel), is ruim 40 jaar geleden begonnen met de verhuur van volkstuinen. De huurovereenkomsten met de tuinders zijn voor onbepaalde tijd aangegaan en niet schriftelijk vastgelegd. De helft van de tuinders huurt al gedurende 10 tot 20 jaar een moestuin op het volkstuincomplex, dertig procent van hen huurt daar nu al meer dan 20 tot 42 jaar een moestuin en twintig procent van de tuinders huurt de moestuin gedurende 5 tot 10 jaar.
2.2.
De heer [eiser sub 2] , eiser sub 2, woont met zijn gezin naast het volkstuincomplex. Op 12 juni 2018 heeft [eiser sub 1] c.s. het perceel in eigendom verkregen en is hij van rechtswege opvolgend verhuurder geworden.
2.3.
[eiser sub 1] c.s. heeft het plan opgevat om het perceel anders in te richten. Hij wil daarbij aansluiting zoeken bij het door de gemeente [gemeente] te realiseren [park] , door alleen biologische moes- en volkstuinen te realiseren, nieuwe paden aan te leggen zodat het perceel voor iedereen toegankelijker en uitnodigender wordt, een middenplein aan te laten leggen waar kleinschalige activiteiten kunnen plaatsvinden en enkele off-grid werkplekken te realiseren die te huur kunnen worden aangeboden. Architect [A] heeft die wensen van [eiser sub 1] c.s. in juni 2021 uitgewerkt in een schetsplan op hoofdlijnen.
2.4.
In maart 2021 heeft [eiser sub 1] c.s. op het prikbord van het volkstuincomplex een mededeling opgehangen, die – voor zover hier van belang – als volgt luidt:
“Beste moestuinders,
Wij willen jullie laten weten dat er iemand van de gemeente langs is geweest in verband met illegale bebouwing op de moestuinen. Vanuit de gemeente krijgen wij nog officieel bericht wat dit op korte termijn gaat betekenen. Maar dat er te veel bebouwing is en dat hier wat aan gedaan moet worden staat vast.
De gemeente is ook druk bezig met herontwikkelen van dit gebied. Wij gebruiken deze gelegenheid dan ook om in gesprek te gaan met de gemeente te kijken naar plannen voor het stuk grond.
Voor de moestuinen zal er dit seizoen niks veranderen maar in de nabije toekomst wel. Zo gauw wij meer weten en wat dit voor jullie gaat betekenen laten wij het weten.
(…)”
2.5.
Bij brief van 3 mei 2021 heeft [eiser sub 1] c.s. de huurovereenkomsten met de tuinders opgezegd tegen 1 januari 2022. [eiser sub 1] c.s. schrijft in die brief, voor zover hier van belang:
“Op 5 februari 2021 heeft de inspecteur van de gemeente [gemeente] geconstateerd dat er illegale opstallen geplaatst zijn op het moestuinencomplex gelegen aan de [straat] te [plaats] .
Dit heeft er mede toe geleid dat er is besloten de bestemming van het moestuinencomplex te wijzigen, zulks is aan u mondeling toegelicht op 27 maart 2021.
Voor zover nodig wordt hierdoor de huurovereenkomst aangaande de huur van uw moestuin opgezegd per 1 januari 2022. Als gevolg van deze opzegging verzoek ik u vóór voorgenoemde datum uw moestuin te ontruimen en leeg op te leveren.
(…)”
2.6.
Op 8 juli 2021 heeft de gemeente [gemeente] een digitale bijeenkomst georganiseerd over het nieuw te realiseren [park] . De gemeente [gemeente] heeft een locatie aangewezen waarbinnen meerdere parken worden gerealiseerd. Het volkstuincomplex is gelegen binnen die door de gemeente [gemeente] aangewezen locatie. Een aantal tuinders heeft deze digitale bijeenkomst bijgewoond, evenals [eiser sub 2] .
2.7.
De opzeggingsbrief van 3 mei 2021 heeft [eiser sub 1] c.s. op 9 juli 2021 nogmaals als bijlage bij een e-mailbericht aan de tuinders toegestuurd. In dat e-mailbericht schrijft [eiser sub 1] c.s. aan de tuinders het volgende:
“Tijdens de digitale bijeenkomst van gisteravond over het nieuw te realiseren [park] vernam ik dat er een hoop ergernis bestaat over het gebrek aan toelichting over de sluiting van de moestuinen.
Ik zie dat de emoties hoog oplopen bij de tuinders. Ook kan ik me indenken ik dat het erg moeilijk is dat iets na 40 jaar eindigt.
Toch houden we de datum van 1 januari 2022 aan voor opzegging van de huur. We zullen dus niet de opzegtermijn verlengen.
Hieronder een korte toelichting bij onze plannen met het landje.
We zijn bezig met een nieuw plan voor het stuk grond. Het plan zal groen en de natuur als uitgangspunt behouden.
Het niet uitgesloten dat er weer mogelijkheid tot moestuinen zal komen. Als dit zo zal zijn, zullen jullie als huidige huurders van de tuinen je als eerste mogen inschrijven voor de moestuinen. Mochten deze moestuinen er komen, zullen deze wel worden ingericht op een manier dat ze in onze plannen passen.
(…)”.
2.8.
De tuinders hebben hun moestuinen niet ontruimd.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat de huurovereenkomsten door [eiser sub 1] c.s. rechtsgeldig zijn opgezegd waardoor deze zijn geëindigd per 1 januari 2022, althans per 1 februari 2022, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
voor recht zal verklaren dat de tuinders het perceel op dit moment zonder recht of titel gebruiken;
de tuinders zal veroordelen om het perceel binnen 14 dagen, ofwel binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met alle daar vanwege hen aanwezige personen en/of goederen en hen te veroordelen het perceel schoon en vrij van bebouwing ter vrije beschikking aan [eiser sub 1] c.s. op te leveren, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 30.000,00 per huurder;
e tuinders zal veroordelen om aan [eiser sub 1] c.s. de proceskosten te betalen en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat hij de huurovereenkomst heeft opgezegd tegen 1 januari 2022, met inachtneming van een redelijke opzegtermijn van 8 maanden. De huurovereenkomsten zijn als gevolg van die opzegging per 1 januari 2022 geëindigd. Ondanks herhaalde verzoeken weigeren de tuinders het perceel te ontruimen en aan hem ter beschikking te stellen. [eiser sub 1] c.s. betwist dat [eiser sub 2] in 2019 mondeling zou hebben toegezegd dat de tuinders de moestuinen nog tien jaar mogen blijven huren.
3.3.
De tuinders voeren als verweer – samengevat – aan dat [eiser sub 2] in 2019 in een gesprek met hun contactpersoon [gedaagde sub 33] (gedaagde sub 33) heeft gezegd dat hij nog geen plannen met het perceel had en dat de situatie de komende tien jaar ongewijzigd zou blijven, in die zin dat de tuinders de moestuinen in elk geval de komende tien jaar nog konden blijven huren. [gedaagde sub 33] heeft die mondelinge toezegging met medeweten van [eiser sub 2] aan alle tuinders doorgegeven. De tuinders mogen [eiser sub 1] c.s. aan die mondelinge toezegging houden en [eiser sub 1] c.s. heeft de huurovereenkomsten op 3 mei 2021 daarom niet rechtsgeldig kunnen opzeggen.
3.4.
Daarnaast stellen de tuinders dat in dit geval een zwaarwegende grond voor [eiser sub 1] c.s. is vereist om de huurovereenkomst op te zeggen. Zij beroepen zich in dit verband op de arresten van de Hoge Raad van 28 oktober 2011 en 29 juni 2012 (vindplaatsen: ECLI:NL:HR:2011:BQ9854 en ECLI:NL:HR:2012:BW1280). Zij stellen dat hun belangen bij voortzetting van de huur groot zijn. Tuinieren bevordert hun fysieke en mentale gezondheid en tuinders die financieel niet veel te besteden hebben kunnen hun eigen gekweekte groenten en fruit op tafel zetten. Een aantal tuinders geeft een deel van de oogst weg aan de Voedselbank. Daarnaast worden de sociale contacten die op het volkstuincomplex plaatsvinden zeer gewaardeerd. De tuinders vormen samen een grote, zeer diverse familie waarbinnen de passie voor tuinieren en natuur wordt gedeeld. Er is veel aandacht voor biodiversiteit en kringloop, voor voedsel- en waardplanten, schuil- en broedplaatsen voor insecten, vogels, amfibieën en zoogdieren. Drie van de tuinders hebben bijenvolken, die niet eenvoudigweg zijn te verplaatsen. Daarbij komt dat het vinden van een alternatief volkstuincomplex niet reëel is. De wachtlijsten van andere volkstuincomplexen in de regio zijn opgelopen tot wel tien jaar en veel wachtlijsten zijn om die reden gesloten. De tuinders benadrukken dat zij op zich niet tegen herontwikkeling van het volkstuincomplex zijn, maar dat zij over de manier waarop en wanneer dat gebeurt met [eiser sub 1] c.s. in gesprek willen. [eiser sub 1] c.s. wil dat gesprek echter niet aangaan. Wegens het ontbreken van een zwaarwegende grond aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. heeft de opzegging volgens de tuinders niet tot het einde van de huur geleid. Zij vragen de kantonrechter daarom primair de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af te wijzen.
3.5.
Subsidiair stellen de tuinders dat ter een redelijke opzegtermijn in acht moet worden genomen van drie jaar, omdat er minimaal één jaar nodig is om de inhoud van de tuinen te verhuizen naar een alternatieve locatie, er geen andere volkstuinen beschikbaar zijn, er tijd nodig is om een stallingslocatie te vinden en [eiser sub 1] c.s. geen zwaarwegend belang heeft bij de ontruiming van het perceel op korte termijn.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. worden afgewezen. De kantonrechter licht dat als volgt toe.
4.1.1.
De huurovereenkomsten voor de moestuinen zijn mondeling gesloten tussen de rechtsvoorgangster van [eiser sub 1] c.s. en de individuele tuinders. De huur is aangegaan voor onbepaalde tijd. [eiser sub 1] c.s. wil die huurovereenkomsten beëindigen en heeft deze daarom bij brief van 3 mei 2021 opgezegd tegen 1 januari 2022. De tuinders zijn het daarmee niet eens. Zij willen de huur voortzetten.
4.1.2.
Niet is gesteld of gebleken dat er tussen partijen afspraken zijn gemaakt over of en onder welke voorwaarden de huurovereenkomsten kunnen worden opgezegd. Het uitgangspunt van de wet is dat een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt door opzegging. De reden voor de opzegging doet in dit geval niet ter zake. De wet beschermt alleen huurders van woonruimte en bedrijfsruimte tegen een opzegging van de huurovereenkomst door de verhuurder. Die dwingendrechtelijke huurbescherming is dus niet van toepassing op huurovereenkomsten voor moestuinen. [eiser sub 1] c.s. kan de huurovereenkomsten met de tuinders dus in beginsel beëindigen door deze op te zeggen, volgens artikel 7:228 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De opzegging moet worden gedaan tegen een voor de huurbetaling overeengekomen dag, op de termijn van tenminste één maand. De kantonrechter begrijpt dat de huur jaarlijks, bij vooruitbetaling wordt voldaan. Dit betekent dat [eiser sub 1] c.s. de huur op 3 mei 2021 heeft kunnen opzeggen tegen 1 januari 2022.
4.1.3.
De Hoge Raad heeft onder andere in zijn arrest van 29 juni 2012 het volgende overwogen over een opzegging op grond van artikel 7:228 lid 2 van het BW (r.o. 3.4.):
“Weliswaar geeft art. 7:228 lid 2 de bevoegdheid een huurovereenkomst als de onderhavige op te zeggen tegen een voor huurbetaling overeengekomen dag op een termijn van ten minste een maand, maar de eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat(vgl. laatstelijk HR 28 oktober 2011,
LJNBQ9854)” (ECLI:NL:HR:2012:BW1280; [achternaam] /Berregratte).
In zijn arrest van 28 oktober 2011 heeft de Hoge Raad daarnaast overwogen, voor zover hier van belang (r.o. 3.5.1.):
“Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding”(ECLI:NL:HR:2011:BQ9854).
4.1.4.
Beoordeeld moet daarom worden (1) of de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de huurovereenkomsten en de omstandigheden van het geval meebrengen dat [eiser sub 1] c.s. voor de opzegging een zwaarwegende grond moet hebben en als die vraag bevestigend moet worden beantwoord, (2) of [eiser sub 1] c.s. een zwaarwegende grond voor de opzegging heeft en als dit niet het geval is, (3) wat daarvan het rechtsgevolg moet zijn.
(1)
Is een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging vereist?
4.1.5.
[eiser sub 1] c.s. heeft het perceel in verhuurde staat gekocht. Dat perceel was bij aankoop al ongeveer 40 jaar in gebruik als volkstuincomplex. Daarbij werden en worden de moestuinen binnen dat complex door de eigenaar verhuurd aan individuele tuinders, op basis van mondelinge huurovereenkomsten die in de meeste gevallen al meer dan 10 jaar en in veel gevallen zelfs langer dan 20 jaar lopen.
4.1.6.
De tuinders zijn geen eigenaar van de grond waarop zij tuinieren, zij hebben als huurders slechts een gebruiksrecht dat naar zijn aard tijdelijk is. Dit betekent dat zij er bij het doen van investeringen rekening mee hadden moeten houden dat er aan dat gebruik een einde zou kunnen komen omdat de eigenaar van de grond op enig moment zou kunnen besluiten iets anders met zijn grond te gaan doen. Omdat zij slechts een huurrecht hebben kunnen zij daarnaast niet bepalen wanneer en op welke wijze [eiser sub 1] c.s. als eigenaar het perceel zou mogen herontwikkelen en hij heeft voor die herontwikkeling hun instemming niet nodig.
4.1.7.
De opzegging door [eiser sub 1] c.s. van de huurovereenkomsten heeft voor de tuinders in dit geval echter wel tot gevolg dat zij in de toekomst niet meer kunnen tuinieren omdat (1) volkstuinen zeer gewild en schaars zijn, waardoor zij niet de mogelijkheid hebben om op afzienbare termijn elders in de regio volkstuinen te huren
en(2) er bij de herontwikkeling weliswaar opnieuw moestuinen gerealiseerd zullen worden, maar [eiser sub 1] c.s. niet heeft toegezegd dat zij na de herontwikkeling weer een moestuin zullen mogen huren. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen daarom naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden mee dat [eiser sub 1] c.s. voor de opzegging een zwaarwegende grond moet hebben.
(2)
Heeft [eiser sub 1] c.s. een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging?
4.1.8.
[eiser sub 1] c.s. heeft als belang bij de opzegging gesteld dat hij zijn perceel wil herontwikkelen in die zin dat het perceel opnieuw wordt ingedeeld, waarbij werkplekken en moestuinen worden gerealiseerd voor de verhuur en nieuwe wandelpaden en een plein worden aangelegd. Hij stelt bij die herontwikkeling een financieel belang te hebben.
Die door hem gestelde belangen zijn naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden onvoldoende zwaarwegend tegenover de hiervoor onder 4.1.7. genoemde belangen van de tuinders om ook in de toekomst te kunnen blijven tuinieren. Dit komt vooral ook door de volgende omstandigheden:
  • [eiser sub 1] c.s. is van plan is om de bestemming van het perceel in stand te laten: ook na de door hem geplande herontwikkeling moeten er weer volkstuinen/moestuinen op het perceel komen, waarbij er zelfs meer tuinen voor de verhuur gerealiseerd zullen worden dan er nu zijn;
  • er is onvoldoende gebleken dat de tuinders niet aan hun verplichtingen voldoen of dat er (ook zonder plannen voor herontwikkeling) anderszins aanleiding zou zijn om de huurovereenkomsten met de individuele tuinders te beëindigen. Weliswaar heeft [eiser sub 1] c.s. aangevoerd dat er op sommige percelen illegale bouwwerken zouden staan, maar de tuinders hebben gesteld (en dat is onvoldoende weersproken) dat die bouwwerken ofwel zijn verwijderd, ofwel dat daar alsnog een vergunning voor is verleend of aanvragen daarvoor nog in behandeling zijn. Voor de discussie over de opzegging actueel werd, lijkt dit ook nooit een springend punt tussen partijen te zijn geweest;
  • de tuinders hebben verklaard dat zij op zich geen bezwaar hebben tegen de door [eiser sub 1] c.s. voorgenomen herontwikkeling van het perceel;
  • verder zijn de tuinders bereid om meer huur te gaan betalen (ook in de huidige situatie).
Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het belang van de tuinders bij voortzetting van de huur dusdanig groter is dan het belang van [eiser sub 1] c.s. bij het eindigen daarvan dat er bij [eiser sub 1] c.s. geen sprake is van een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging.
4.1.9.
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op dat die belangenafweging anders zou kunnen uitvallen als [eiser sub 1] c.s. aan de tuinders een redelijk aanbod doet voor het huren van een nieuwe moestuin als de herontwikkeling is voltooid (dat is een aanbod dat vergelijkbaar is, althans niet aanmerkelijk ongunstiger, dan hij voornemens is te doen aan andere potentiële huurders van de te realiseren moestuinen). Dan zou het springende punt in deze zaak anders zijn: er zou dan geen sprake meer van zijn dat de bestemming van het perceel niet wijzigt en de tuinders desondanks (zonder goede reden) door de opzegging niet meer kunnen tuinieren.
(3)
Het rechtsgevolg
4.1.10.
[eiser sub 1] c.s. heeft een onvoldoende zwaarwegende grond voor de opzegging van de huurovereenkomsten. Dit heeft tot gevolg dat de opzegging van de huurovereenkomsten bij brief van 3 mei 2021 niet heeft geleid tot het einde van de huur. De huurovereenkomsten duren na 1 januari 2022 voort. ( [eiser sub 1] c.s. heeft overigens niet weersproken dat de tuinders de huur over 2022 aan hem hebben betaald.) De tuinders hoeven de tuinen niet te ontruimen.
Conclusie voor de vorderingen van [eiser sub 1] c.s.
4.1.11.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen wordt de gevorderde verklaring van recht dat de huurovereenkomsten door [eiser sub 1] c.s. rechtsgeldig zijn opgezegd en door die opzegging zijn geëindigd, afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde verklaring van recht dat de tuinders het perceel zonder recht of titel gebruiken. Ook de gevorderde ontruiming moet worden afgewezen.
Toezegging
4.1.12.
Of [eiser sub 2] in 2019 al dan niet zou hebben toegezegd dat de tuinders de moestuinen nog tien jaar op de bestaande wijze mochten blijven huren, behoeft geen bespreking meer.
Proceskosten
4.2.
[eiser sub 1] c.s. heeft ongelijk gekregen. Hij wordt daarom veroordeeld in de kosten. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten draagt en de proceskosten van de tuinders moet betalen. De proceskosten van de tuinders worden tot vandaag begroot op € 398,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 199,00). De nakosten worden toegewezen als hierna in de beslissing te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de tuinders, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 398,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 99,50 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.