4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 05-194787-18 feit 1 (poging oplichting [benadeelde 1] )
Bij de beoordeling van dit feit stelt de rechtbank ten behoeve van de begrijpelijkheid van haar beslissing voorop dat zij gebonden is aan de tenlastelegging zoals die door de officier van justitie is opgemaakt. Een bewezenverklaring kan dus, ook in dit geval, alleen maar volgen indien en voor zover de in de tenlastelegging genoemde gedragingen en gevolgen, kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft ten aanzien van de poging tot oplichting van de heer [benadeelde 1] , ervoor gekozen om, in tegenstelling tot de andere soortgelijke verdenkingen op de tenlastelegging, verdachte ten laste te leggen dat hij oplichtingsmiddelen heeft ingezet jegens [benadeelde 1] met het oogmerk om hem te bewegen tot de afgifte van zijn woning. Voor een bewezenverklaring dient dus onder andere te kunnen worden bewezen dat verdachte oplichtingsmiddelen, die hij ook bekent en waar op zich ook voldoende bewijs voor is, heeft ingezet met het doel (oogmerk) dat [benadeelde 1] de woning (in goederenrechtelijke zin) aan hem zou overdragen. De rechtbank is van oordeel dat dit oogmerk niet kan worden bewezen.
Het is niet te bewijzen en ook niet aannemelijk dat verdachte het oogmerk had om met zijn handelingen daadwerkelijk de afgifte van de woningen te bewerkstelligen c.q. de eigendom van de woningen te verkrijgen. Daarbij is van belang dat de eigendomsoverdracht van een woning alleen kan plaatsvinden via de notaris, die daarvoor een leveringsakte opstelt, ondertekent en inschrijft in de openbare registers. Het is algemeen bekend dat de notaris de leveringsakte pas ondertekent (passeert) en inschrijft in de openbare registers, nadat hij/zij de gehele koopsom en waarborgsom heeft ontvangen op de derdengeldrekening. Verdachte moet daarom hebben geweten dat hij, terwijl hij bezig was om de heer [benadeelde 1] te bedriegen, de waarborgsom en de koopsom niet kon en nooit zou kunnen voldoen, en dat de afgifte van de woning, in de zin dat die woning aan hem zou worden overgedragen, op geen moment een reële mogelijkheid was of zou worden. Verdachte heeft weliswaar gedaan alsof hij de woning van de heer [benadeelde 1] en de andere aangevers wilde kopen, maar blijkens de inhoud van de rest van het dossier, in het bijzonder de verklaringen van de andere aangevers, deed hij dit vooral om zo lang mogelijk zonder betaling woongenot te kunnen genieten van die woningen of de bijgebouwen daarvan. De leugens die verdachte vertelde en de valsheid in geschrifte die hij pleegde waren daarop gericht.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de oplichtingsmiddelen heeft ingezet jegens [benadeelde 1] met het oogmerk om hem te bewegen tot de afgifte van zijn woning, dient verdachte te worden vrijgesproken van deze verdenking.
Vrijspraak 05-337502-22 feit 1 (oplichting[benadeelde 6] )
Verdachte is ten laste gelegd dat hij aangever zou hebben bewogen tot afgifte van € 750 door via Whatsapp een iMac te verkopen, het bedrag van € 750 via een betaalverzoek via Tikkie te incasseren en ondanks verschillende toezeggingen de iMac niet te leveren. Voor de bewezenverklaring van dit feit dient onder andere te worden bewezen dat (tenminste) een van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen aangever ertoe heeft bewogen om het geldbedrag aan verdachte te betalen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet kan worden bewezen. Uit de aangifte blijkt dat verdachte bij de totstandkoming van de overeenkomst en de betaling handelde via Marktplaats vanuit zijn eigen naam, en dat voorafgaand aan de afgifte van het geld verder ook geen oplichtingsmiddelen zijn ingezet. Dat verdachte na de afgifte van het geld mogelijk leugenachtig is geweest en de iMac opzettelijk niet heeft geleverd, zou weliswaar betekenen dat verdachte de koopovereenkomst niet is nagekomen en hiervoor door aangever kan worden aangesproken, maar dit kan niet bijdragen aan het bewijs voor de tenlastegelegde oplichting tot de afgifte van het geld.
Bewijsmiddelen 05-194787-18 feiten 2 en 3
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023
Alle tenlastegelegde feitelijke handelingen in de tenlasteleggingen van feiten 2 ten 3 kloppen. De genoemde valse stukken heb ik zelf vervalst achter mijn computer. Ik heb onder andere gegevens aangepast en de vervalste stukken daarna gebruikt als ware het echte stukken.
Een aangifte van [benadeelde 3] van 4 oktober 2018
Ik ben de directrice van het makelaarskantoor [makelaarskantoor 1] O.G. Op 27 april 2018, omstreeks 12:00 uur, had ik een gemiste oproep van de heer [verdachte] . Ik had de dag ervoor een bezichtiging met [verdachte] gehad aan [adres 2] te [plaats 1] .Er werd daar aangegeven dat [verdachte] de woning wilde kopen. Ik ben toen samen met [verdachte] naar de keuken gegaan en daar hebben we de nodige informatie welke nodig is voor het opstellen van een koopakte genoteerd. [verdachte] is een man die een bedrijf had verkocht voor veel geld. Hij gaf aan dat hij in het bezit was van 43 miljoen euro. Door mijn kantoor is toen de koopakte opgemaakt. De koopakte was getekend en de nodige zaken zijn in gang gezet.
Op 29 juni 2018 diende de bankgarantie c.q. waarborgsom gesteld te worden, echter werd deze niet gesteld. Op 3 juli 2018 kreeg ik op kantoor een brief binnen van een Zwitserse bank. Dit betreft de Credit Suisse te Zwitserland. In deze brief staat dat er geld zou worden overgemaakt naar de [notariskantoor 1] Notarissen te [vestigingsplaats 2]. Een aantal dagen later ontving ik een mail met bankafschriften waarop verschillende bedragen overgemaakt zouden zijn aan de notaris te [vestigingsplaats 2]. Tevens kreeg ik op 4 juli een email toegezonden met daarop een bericht dat de FIOD een onderzoek waren gestart naar de overboeking van een van de bedragen.
Een aangifte van [benadeelde 4] namens [benadeelde 5] van 3 oktober 2018
Ik behartig de verkoop van de woning van mijn ouders aan de [adres 3] te [plaats 1] . De woning staat te koop via makelaar [makelaarskantoor 1] in Putten. In begin juni 2018 werd ik door de makelaar in contact gebracht met [verdachte] . Omdat ik de woning al een tijdje te koop had staan wilde ik de woning wel tijdelijke verhuren totdat de woning verkocht zou zijn. De makelaar maakte de huurovereenkomst op met [verdachte] voor 1500 euro per maand met uiterste datum 31 december 2018. Ik heb de heer [verdachte] in deze tijd niet gesproken. Op 13 juni 2018 heeft de heer [verdachte] de sleutel gekregen.
De betalingsverplichting vermeld in het huurcontract geeft aan dat de huurder/ heer [verdachte] een borgsom en eerste termijn zou moeten betalen bij de start van de huur op 13 juni 2018. Ik kreeg op 21 juli 2018 een Whatsapp bericht van de heer [verdachte] met daarin een screenshot dat hij de huur had overgemaakt. Dit was een bedrag van 6000 euro. Dit zou de borg, huur en een voorschot moeten zijn. Op het screenshot is te zien dat het bedrag vanaf de bank Credit Suisse komt. Ik heb dit bedrag niet ontvangen. Ik heb meerdere malen contact gehad met de heer [verdachte] dat hij zijn huurbedrag bij voortduring niet nakwam. Ik heb hem één keer ontmoet. Zijn tactiek is heel empathisch te zijn en hij geeft je het gevoel dat je een hele mooi kans krijgt, de vraagprijs bieden in dit geval. Daarnaast is hij heel erg aan het beïnvloeden. Hij wist dat ik in auto’s was geïnteresseerd. Hij wist van alles over auto's te vertellen en zei dat hij een Aston Martin DB5 had. De heer [verdachte] vertelde over zijn hele succesvolle carrière en dat hij met succes een bedrijf had verkocht en nu klassieke auto’s aan het opknappen was. Op 7 juli 2018 is er door de heer [verdachte] een voorlopig koopcontract ondertekend en op deze datum heeft hij ook de huurovereenkomst getekend.
Bewijsmiddelen 05-194787-18 feit 4
Dit feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d.1 oktober 2018, pagina 21 en 21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1]
- een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 4 oktober 2018, pagina 224 t/m 238, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , inhoudende de verklaringen van [benadeelde 3] ;
- een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 3 oktober 2018, pagina 179 t/m 223, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , inhoudende de verklaringen van [benadeelde 4] ;
- een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 28 september 2018, pagina 165 t/m 170, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende de verklaringen van [aangever 2] ;
- een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 28 september 2018, pagina 171 t/m 178, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende de verklaringen van [aangever 3] .
Bewijsmiddelen 05-337502-22 feiten 2, 3 en 4
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023
Alle ten laste gelegde feitelijke handelingen in de tenlasteleggingen van feiten 2 tot en met 4 kloppen. Ik heb de genoemde valse geschriften zelf vervalst achter mijn computer.
Een aangifte van [aangever 1] namens het slachtoffer [naam landgoed] van 9 juli 2021
Aangifte namens het slachtoffer [naam landgoed] , [adres 4] , [woonplaats 2] , binnen de gemeente Voorst. Wij beheren [naam landgoed] in de gemeente Voorst. Het landgoed is eigendom van [benadeelde 7] . Ergens in de maand juni 2019 werd ons kantoor door [makelaarskantoor 2] in Beekbergen ingelicht over het feit dat er belangstelling was voor de woning gelegen op [naam landgoed] . Deze woning is gelegen op het adres [adres 5] te [plaats 2] .
Tijdens de kennismaking werd een vermogenscheck gedaan, waarbij de heer [verdachte] ons een bankafschrift liet zien van de Rabobank. Op dit bankafschrift zag mijn collega een saldo vermeld staan van meer dan een miljoen euro.Het was voor ons dan ook duidelijk dat de heer [verdachte] bij machte was om de huursom van 3200,00 euro per maand te voldoen.
De heer [verdachte] zou de woning samen met zijn gezin gaan betrekken vanaf 1 juli 2019. Hiertoe voldeed hij het bedrag van 6400,00 euro, te weten 1 maand borg plus 1 maand huur. Dit bedrag werd overgemaakt naar het bankrekeningnummer van mevrouw [benadeelde 7] . Nadat hij zijn intrek in de woning had genomen werd de huur geen enkele maand meer voldaan. [verdachte] ontving iedere maand een factuur van 3200,00 euro.
Sinds september 2019 werden er al betalingsherinneringen aan [verdachte] verstuurd. Hij zei dat hij de huur gewoon overmaakte. Hij was er achter gekomen dat hij zijn huur aan een voormalige huurbaas in Hoog Soeren had betaald. Hij toonde me een mail, die gedateerd was op de dag dat ik er was, dat vond ik wel opvallend. In die mail stond vermeld dat de huurbetalingen door die voormalige huurbaas waren ontvangen. De persoon uit de mail gaf aan dat hij/zij echter niet bij machte was om het geld terug te storten.
In maart 2020 kwam hij met een aantal afschriften van de Rabobank waarop te zien was dat de huur, die bedoeld was voor [naam landgoed] , was overgemaakt aan ene [A] . Daarbij was de huursom 3200,00 euro en maakte hij steeds 3250,00 euro over. Wat ook opvallend was aan deze afschriften, was dat de enige betalingen die werden gedaan van deze rekening, de huursom voor [naam landgoed] was. Op 5 maart 2020 vindt uiteindelijk de uitzetting van de familie [verdachte] plaats.
Een aangifte van [benadeelde 8] van 7 februari 2020
[verdachte] en [B] hebben zich bij mij en mijn echtgenoot voorgewend als succesvolle ondernemers. Dit had tot doel dat wij geloofden dat zij over voldoende financiële middelen zouden beschikken om onze woning te kunnen kopen. Tevens stonden wij toe dat zij in een wooneenheid, [adres 6] , gingen wonen.
Ik woon samen met mijn man begin 2020 in een woning, perceel [adres 7] te [plaats 3] . Deze woning was ons eigendom. Tevens stond er nog een kleinere woning bij, perceel [adres 6] te [plaats 3] .De vraagprijs voor de woning was 1.150.000 euro. 8 februari 2020 was onze dochter alleen thuis. Zij zag dat er een personenauto het erf op reed. Ze zag dat er twee volwassen mensen en twee kinderen in deze auto aanwezig waren. Ze stelden zich voor als [verdachte] en [B] . [verdachte] zei dat ze toevallig het erf op waren gereden, maar dat hij wel belangstelling had voor de woningen. Mijn man hoorde op een bepaald moment [verdachte] zeggen:" Ik ga zaken doen." Mijn man heeft hen toen ook verteld dat er nog een andere partij was die de woning ook wilde kopen. Toen zei [verdachte] dat hij de woning wilde kopen en hij bood bij voorbaat al de vraagprijs van 1.150 000 euro.
14 februari 2020 vond de bezichtiging plaats. Tijdens de bezichtiging liet [verdachte] al snel blijken dat wat hem betreft de koop rond was. [verdachte] vertelde ons al vrij snel wie hij was. Hij zou van Italiaanse afkomst zijn. Hij had veel geld verdiend. Zo zou hij een internetbedrijf hebben overgenomen en deze hebben doorverkocht. Hierbij zou zoveel winst zijn gemaakt dat hij niet meer hoefde te werken. Ook zou hij een transportbedrijf hebben gehad. [verdachte] en zijn vrouw waren dus succesvolle zakenmensen. Hij had zijn geld ondergebracht in Italië en Zwitserland. Bij de aankoop van ons huis was hij dan de bank ook niet nodig voor een hypotheek. Hij bezat voldoende financiële middelen om het huis zo te kunnen betalen. Op 19 februari 2020 kochten ze ons huis. Er werd een voorlopig koopcontact getekend.In het contract een financiële borgstelling opgenomen. Dit hield in dat [verdachte] 10% van de aankoopsom moest storten op de rekening van de notaris. Bij de koop inbegrepen was ook de wooneenheid [adres 6] te [plaats 3] .
Op 14 maart 2020 was de woning [adres 6] leeg. In deze week kwam [verdachte] bij ons met het verhaal dat hij een probleempje had. Hij had namelijk de huur van zijn woning in Voorst een maand te vroeg opgezegd. Hij moest nu uit deze woning omdat de woning alweer was verhuurd. In overleg hebben wij hem op 16 maart 2020 de woning [adres 6] laten betrekken. [verdachte] sloeg zijn inboedel vervolgens op onder onze carport en in de Ben Bin aanbouw. En op de zolder van [adres 7] werd technisch Lego en antieke wiegjes (van [B] ) opgeslagen.
De overdracht vond echter niet op 1 april plaats. De notaris deelde ons mede dat hij nog geen geld had ontvangen. [verdachte] had dus het aankoopbedrag nog niet gestort op de tussenrekening van de notaris. Ook de 10 % borgstelling was nog niet betaald. Volgens [verdachte] zat het allemaal wat tegen. Zo moest het geld uit Italië komen. Hij had volgens zijn zeggen zijn financieel adviseur in Italië, de heer [C] , benaderd met het verzoek om het geld over te maken. Dit ging echter moeilijk. Dit kwam door de Corona. Zijn financieel adviseur mocht door de lockdown de deur niet uit en kon dus het geld niet overmaken. Op 11 april 2020 ontvang ik een mail van [verdachte] . Deze mail is in cc ook gestuurd aan de makelaar en de notaris. Hij schrijft dat hij contact had gehad met zijn bank en dat deze hem had medegedeeld dat er activiteiten hadden plaats gevonden tussen zijn bank en de bank van de notaris. Met andere woorden het geld was overgemaakt op de derdenrekening van de notaris. Op 15 april laat de notaris weten dat er nog geen geld was gestort op de eerdere genoemde rekening. Op 14 april 2020 kregen we een mail van [verdachte] met als onderwerp "transactie naar notaris". Dit was een mail van zijn bank die hij doorstuurde. In deze mail stond dat er geld werd overgemaakt naar de notaris. Deze mail zou zijn verzonden door [D] , assistent vermogensmanager van de Rabobank. Het geld werd niet overgemaakt. Op 24 april 2020 ontvingen wij weer een mail van [verdachte] en [B] met de tekst: "Zojuist heeft de DNB mij laten weten dat er vanuit mijn Rabobank rekening gelden worden overgemaakt naar uw rekening". Deze mail werd in cc gestuurd naar de notaris en de makelaar. Het geld werd echter niet overgemaakt.
Toen er op 1 juni 2020 nog geen geld was overgemaakt voor de aankoop van de woning hebben we de koop ontbonden.Op 30 juni 2020 vertrok het gezin uit [adres 6] te [plaats 3] .
Een aangifte van [benadeelde 2] van 1 juni 2020
[verdachte] en [B] hebben zich bij mij en mijn echtgenote voorgedaan als succesvolle ondernemers. Dit had tot doel dat wij geloofden dat zij over voldoende financiële middelen beschikten om onze woning te kopen. Tevens verhuurden wij een tijd een B en B aan hen, welke zij met hun kinderen en de ouders van [B] gingen bewonen.
Begin juni 2020 was ik in de tuin aan het werk. Ik werd toen aangesproken door een manspersoon. Hij stelde zich voor als [verdachte] . Hij zei tegen mijn dat hij wel belang had bij de woning. [verdachte] zei: "Dit is het huis wat we zoeken. Mijn schoonouders kunnen in de B en B wonen, maar zal wel aangepast moeten worden. Verder wil ik nog een zwembad en een overdekte manege." De vraagprijs was voor de heer [verdachte] geen probleem. Volgens hem was een bankgarantie niet nodig. Hij had in zijn leven erg veel geld verdiend. Dit geld had hij o.a. verdiend in de ICT. Hij zou een bedrijf hebben opgekocht en deze met veel winst hebben doorverkocht. Het op deze manier verdiende geld zou hij hebben staan op diverse bankrekeningen in het buitenland, o.a. in Italië en Zwitserland. Ook zou hij nog een aantal bedrijven in Italië bezitten. Kortom de woning werd verkocht voor een bedrag van 795.000 euro.
De makelaar heeft vervolgens een voorlopig koopcontact opgemaakt en deze is door ons en door [verdachte] ondertekend. In het koopcontact stond dat het definitieve koopcontract op 1 juli zou worden ondertekend, als de waarborgsom, groot 79.500 euro (10% van de aankoopsom) is betaald. Kort hierna komt [verdachte] bij mij en zegt dat hij in een huurhuis woonde, [adres 6] te [plaats 3] , en dat dit tijdelijk was en dat hij nu op zoek was naar andere woonruimte. Op donderdag 2 juli 2020 is er een contract opgesteld betreffende de huur van de B en B. In het contract staat de overeen gekomen huur, 1500 euro per maand, en als uiterste datum 15 augustus 2020. Op 1 juli 2020 werd het koopcontract niet ondertekend, omdat de 10% van de aankoopsom nog niet was betaald. Ook was de huur voor de B en B en het aankoopbedrag voor de roerende zaken nog niet betaald. Toch betrekt de familie van [verdachte] , samen met zijn schoonouders de B en B.
Als [verdachte] wordt aangesproken op het niet nakomen van zijn verplichtingen, heeft hij steeds een reden waarom er nog niet is betaald. Zo krijg ik op 9 juli 2020 een Whatsapp-bericht van hem met de tekst: Goedemorgen [benadeelde 2] , Ik heb de overboeking vanuit Italië kunnen storneren en doe meteen een nieuwe overboeking naar je toe. Omdat de 10% van de koopsom nog niet was betaald heeft de makelaar [E] op 2 juni 2020 aan [verdachte] een mail gestuurd met het verzoek dit z.s.m. te regelen. Via een mail reageert [verdachte] . Hij schreef dat een [C] zijn financieel adviseur was en dat deze gematigd was om al zijn zakelijke en privé financiën te behandelen. [verdachte] schreef dat hij buiten deze persoon inmiddels zelf contact had opgenomen met de notaris om te vragen als het mogelijk was om alvast de 10% dan wel het gehele aankoop bedrag over te maken op de rekening van de notaris. Dit zou niet mogelijk zijn omdat de notaris eerst documenten wilde inzien dit inzicht gaven waar het vermogen van hem vandaan kwamen. Als de notaris deze zou hebben dan kon hij pas beoordelen of hij de zaak wel of niet in behandeling zou nemen. Het geld van [verdachte] zou volgens hem zitten in een holding. Deze zou in Italië zijn ingeschreven en daarom zullen de documenten ook in het Italiaans zijn. Deze zullen dus bij ontvangst eerst moeten worden vertaald en juridisch gelden worden gemaakt voor de notaris. Daarna zouden ze zo spoedig mogelijk naar de notaris worden gestuurd.
Verder ontving ik op 6 juni een mail van [verdachte] . In de mail stond dat hij een mail had gestuurd naar de notaris. Deze mail was bijgevoegd. Ik las dat hij schreef dat hij al een leenovereenkomst had opgesteld. Deze overeenkomst was tussen zijn holding en [verdachte] , als privépersoon, voor de aankoop van de [adres 8] te [plaats 4] . Volgens hem zouden andere documenten, zoals jaarrekeningen en andere bescheiden die zijn vermogen kunnen verklaren z.s.m. volgen. Bijgevoegd was de leenovereenkomst. Door deze mails ging ik ervan uit dat [verdachte] in staat was om de vraagprijs voor de woning te kunnen betalen. Ook in de gesprekken die ik in deze tijd had met [verdachte] wekte hij de indruk dat alles goed zou komen, het geld was er wel, maar het stond op rekeningen in diverse landen, o.a. Italië en Zwitserland. Ik ging er dus steeds van uit dat de verkoop van de woning door zou gaan.
[verdachte] wekte de indruk dat hij druk bezig was om het geld op mijn rekening over te maken. Dit werd ook ondersteund door de mails betreffende de huur van de Ben B. Hij, [verdachte] , vraagt om de tenaamstellingen en het rekeningnummer. Verder vertelde hij dat hij het geld had overgemaakt maar dat hij een cijfer verkeerd had overgenomen. Hierdoor was het geld gestort op een rekening van iemand anders. Gelukkig was het inmiddels weer teruggestort. Hij liet mij op zijn telefoon zien dat dit was gebeurd. Ook kreeg ik een mail op 27 juli 2020. Deze was afkomstig van [F] van Van [naam accountantskantoor] uit Amsterdam. Hij schreef in deze mail dat hij de aangewezen accountant was voor [verdachte] . Hij wilde graag een bericht van mij ontvangen ter controle van mijn e-mail adres. Daarna zou hij mij op de hoogte houden van de voortgang van de verkoop van mijn woning aan [verdachte] .
De volgende dag ontving ik een mail van [verdachte] . Deze mail was een CC bericht gestuurd aan [F] . In deze mail geeft [verdachte] aan dat hij volgens afspraak een transactie had uitgevoerd naar het accountantskantoor ten behoeve van de aankoop van mijn woning. 10% van het bedrag zou naar de notaris worden overgemaakt zodra hij het dossier in behandeling neemt. Tevens zou er 14.250 euro naar mijn rekening worden overgemaakt. Vervolgens ontvang ik op 28 juli 2020 een mail van [F] . Deze was gericht aan [verdachte] en in CC aan ons. Ik las in deze mail dat de Italiaans accountant van [verdachte] de documenten had aangeleverd. Deze moest nog juridisch worden gecontroleerd en door [verdachte] worden ondertekend. Hierna konden ze worden opgestuurd naar de Notaris.
Op 31 juli 2020 ontvang ik een mail van [F] . Hij schreef mij dat het geld vanuit Italië onderweg was naar hun rekening. Ze zouden er dan ook voor zorgen dat alle openstaande facturen van de heer [verdachte] aan mij zouden worden betaald. Tevens zouden ze contact leggen met [notariskantoor 2] voor de voortgang van de notariële akte. Op 3 augustus 2020 stuurde [F] mij een mail dat z.s.m. 11.000,- 1500,- en 750,- euro op mijn rekening zal worden overgemaakt. Op 4 augustus 2020 ontving ik in CC een mail van [verdachte] gericht aan [F] . Hij geeft aan dat hij ongeduldig wordt en dat de notaris hem had aangegeven dat ze nog wachten op documenten. Hij verzoekt om de alvast gereed zijnde documenten naar de notaris te sturen. Op 6 augustus 2020 ontving ik weer in CC een bericht van [F] gestuurd naar de heer [G] van [notariskantoor 2] . Hij geeft aan dat in de cloud van hun de volgende documenten staan:
l. verklaring omtrent de herkomst van het vermogen van dhr. [verdachte] ,
2. jaaropgaven van de holding [bedrijf 1] s.r.l.a.
3. leenovereenkomst tussen [bedrijf 1] en de dhr. [verdachte]
4. Verklaring van de Italiaanse Fiscus met betrekking tot het vermogen van de heer [verdachte] in Italië.
Tevens mailde [F] mij op 6 augustus dat hij binnen 24 uur de openstaande bedragen naar mij kon overmaken. Maar eerst moest het door [verdachte] beschikbare bedrag worden gecontroleerd i.v.m. de wet tegen Witwassen. Ook de dagen hierna ontving ik nog een aantal mails in CC. Het betreft correspondentie tussen [F] en [verdachte] . Deze moesten de indruk wekken dat [verdachte] haast wilde maken in de afwikkeling van de aankoop van mijn woning. Opmerking verbalisant: Ik heb gebeld naar [naam accountantskantoor] te Amsterdam. Dit bedrijf heeft een vijftal vestigingen in Nederland. De heer [F] was bij hen niet bekend als medewerker. Ook werd aangegeven dat het mailadres niet correct was.
Door al deze mails ging ik er nog steeds vanuit dat [verdachte] mijn woning ging kopen en dat hij druk bezig was zijn geld vanuit Italië en Zwitserland naar Nederland te krijgen. Het ging alleen wat langzamer dan dat hij had verwacht. Ik moest dus geduld hebben. Ook de notaris verwachtte dat de transactie binnenkort kon worden afgerond. Zo ontving ik op 11 augustus 2020 een mail van de heer [G] van het notariskantoor. Hij schreef dat hij een mail van de accountant van [verdachte] had ontvangen dat de bescheidende nodig voor de afwikkeling van de transactie aangetekend naar hun kantoor zouden worden verzonden. En dat dan binnenkort een besluit door hen zal worden genomen over het al dan niet in behandeling nemen van de koopovereenkomst. Toch had ik de indruk dat er wel voortgang in de zaak zat.Deze indruk werd bevestigd door een mail van [verdachte] gericht aan de heer [G] van het [notariskantoor 2] te [vestigingsplaats 1] . In deze mail las ik dat het eerste deel van de documentatie ten behoeve van de aankoop van de woning als bijlage van deze mail werd bijgevoegd. De rest van de documentatie zou de accountant per aangetekende post versturen naar de notaris. Ik zag dat de bijlage van de mail een leenovereenkomst was tussen [verdachte] en het bedrijf [bedrijf 1] S.r.l. uit Italië. Ik zag dat het ging om een bedrag van 1.150.000 euro.
Bewijsmiddelen 05-337502-22 feit 5
Dit feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023;
- een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 18 april 2020, pagina 182 t/m 191, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , inhoudende de verklaringen van [aangever 4] namens Rabobank Apeldoorn en omgeving;
- een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 9 maart 2020, pagina 195 t/m 201, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , inhoudende de verklaringen van [aangever 5] namens Christie’s International Real Estate.
Algemene bewijsoverweging over de oplichtingen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte heeft zich ten overstaan van [naam landgoed] , makelaarskantoor [makelaarskantoor 1] , de heer [benadeelde 8] en de heer [benadeelde 2] bediend van leugens en meerdere door hemzelf vervalste documenten. Hiermee heeft hij in alle gevallen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, namelijk dat hij een vermogende, betrouwbare man was die oprechte en serieuze interesse had in het kopen van de te koop staande woning, terwijl hij in werkelijkheid onvermogend en onbetrouwbaar was. Verdachte heeft zich daarmee een valse hoedanigheid verschaft, een van de oplichtingsmiddelen van artikel 326 Sr. Uit de aangiftes blijkt dat verdachte daarnaast telkens een samenweefsels van verdichtsels inzet en zich bedient van listige kunstgrepen door onder meer valse geschriften te gebruiken alsof deze echt waren. Uit het dossier blijkt een patroon, een modus operandi van een ervaren oplichter.
Uit de bewijsmiddelen tekent zich in alle gevallen telkens een reeks van de oplichtingsmiddelen af zowel voorafgaand aan het aangaan van de koopovereenkomst, als (vooral ook) daarna. Voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomsten wekte verdachte ten onrechte het vertrouwen bij de verkopers dat hij een betrouwbare, vermogende koper was door daarover te liegen. Hij gaf ook aan dat hij de vraagprijs kon betalen en geen financiering hoefde te regelen. Door deze valse voorstelling van zaken is de verkopende partij vervolgens telkens een koopovereenkomst met verdachte aangegaan Hij zette zijn leugens vervolgens kracht bij met valse geschriften, zoals bankafschriften, waardoor de verkopers en makelaar bleven vertrouwen dat verdachte over een groot vermogen beschikte. Dus ook na het sluiten van die koopovereenkomst ging verdachte door met het inzetten van oplichtingsmiddelen, waardoor de onjuiste voorstelling van zaken bij de verkopers bleef voortbestaan. Door het valse vertrouwen dat verdachte met zijn gedragingen heeft opgewekt, hebben zij aan verdachte in de periode tussen het tekenen van de koopovereenkomst en de uiteindelijke ontbinding daarvan woongenot verschaft, in afwachting van de definitieve eigendomsoverdracht van hun woning. Het standpunt van de verdediging, dat de oplichtingsmiddelen die verdachte heeft ingezet ná het sluiten van de koopovereenkomst de aangevers niet hebben bewogen tot de afgifte van het woongenot, verwerpt de rechtbank daarom. Telkens leverden de tenlastegelegde en door verdachte toegegeven handelingen een combinatie op van oplichtingsmiddelen die de aangevers ertoe heeft gebracht om verdachte tijdelijk woongenot te (blijven) verschaffen.
Door de verdediging is ook betoogd dat de ‘afgifte van woongenot’ niet als het verlenen van een dienst, de afgifte van een goed, of een van de andere in artikel 326 Wetboek van Strafrecht genoemde bestanddelen kan worden gekwalificeerd en dat daarom ook geen sprake kan zijn van oplichting. De rechtbank is van oordeel dat de afgifte van woongenot door aangevers aan verdachte in alle gevallen kan worden aangemerkt als de verlening van een dienst als bedoeld in voornoemd artikel. Aangevers [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [naam landgoed] hebben met verdachte een huurovereenkomst gesloten voor het gebruik van de woning. Aangever [benadeelde 8] heeft verdachte tijdelijk in een B&B op hun terrein laten verblijven. In alle gevallen hebben aangevers als direct gevolg van de oplichtingsmiddelen en in de vooronderstelling dat verdachte een bonafide koper was, verdachte gebruik laten maken van hun woningen en/of bijgebouwen. Hiermee hebben zij hem een dienst verleend zoals bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, ook in het geval waarbij daar geen getekende huurovereenkomst aan ten grondslag lag en/of daar geen financiële vergoeding tegenover stond. Het verlenen van woongenot is immers een verrichting waar gewoonlijk wel een vergoeding tegenover staat (vergelijk artikel 57 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).
Nadere bewijsoverwegingen
05-194787-18 feit 2 (oplichting [makelaarskantoor 1] )
Voor een bewezenverklaring van oplichting is onder meer vereist dat verdachte het oogmerk had op het in de tenlastelegging genoemde gevolg, in dit geval het laten verrichten van werkzaamheden door de verkoopmakelaar. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier, en de bewijsmiddelen met betrekking tot de andere bewezenverklaarde oplichtingen blijkt dat het primaire oogmerk van verdachte was om zo lang mogelijk te wonen in (een bijgebouw van) de woningen van de aangevers zonder daarvoor te betalen. Zijn primaire oogmerk was dus niet gericht op het laten verrichten van werkzaamheden door een eventueel betrokken verkoopmakelaar. Echter, uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte moet hebben begrepen dat de verkoopmakelaar als gevolg van zijn oplichtingshandelingen werkzaamheden zou gaan verrichten om de door verdachte geïnitieerde koop van de woning te begeleiden. Dit betekent dat kan worden aangenomen dat verdachte wel degelijk (ook) het oogmerk had om de makelaar werkzaamheden te laten verrichten.
05-337502-22 feit 2 (oplichting [naam landgoed] en/of A. [benadeelde 7] )
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van
[aangever 1]betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting. Op grond daarvan kan worden bewezen dat verdachte bij de bezichtiging van de woning een bankafschrift van de Rabobank heeft getoond met daarop een saldo boven de 1 miljoen euro. Deze handeling, in combinatie bezien met de overige in de tenlastelegging genoemde en door verdachte bekende handelingen, zijn oplichtingsmiddelen die de aangever ertoe hebben bewogen om woongenot aan verdachte te verschaffen, en te blijven verschaffen, in de ten laste gelegde pleegperiode.
05-337502-22 feit 5 (vervalsen rekeningafschriften en/of gebruik maken van valse rekeningafschriften)
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van dit feit, voor zover dit ziet op het onder artikel 225, eerste lid Wetboek van Strafrecht, strafbaar gestelde. Het bestanddeel ‘met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken’, is voor een bewezenverklaring van dat strafbare feit een noodzakelijk bestanddeel. Dit bestanddeel ontbreekt in de tenlastelegging.