ECLI:NL:RBMNE:2023:6379

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
05-337502-22; 05-194787-18 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere oplichtingen tot afgifte van woongenot, samenloop met valsheid in geschrifte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2023, is de verdachte beschuldigd van meerdere oplichtingen en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2018 tot 2020 verschillende personen heeft opgelicht door zich voor te doen als een vermogende koper van woningen. Hij heeft valse documenten, zoals bankafschriften en brieven van banken, gebruikt om vertrouwen te wekken bij de verkopers. Hierdoor heeft hij hen bewogen om hem woongenot te verschaffen zonder de overeengekomen betalingen te doen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan oplichting en valsheid in geschrifte, en hem een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de emotionele impact van de oplichtingen op de slachtoffers en het hoge recidiverisico van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 05-337502-22 en 05-194787-18 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 april 2023 en 16 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Bekker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen mr. M. Buijsrogge, advocaat te Arnhem, namens benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren heeft gebracht en hetgeen benadeelde partij [benadeelde 2] en S. Chaer (slachtofferhulp Nederland) en benadeelde partij [benadeelde 3] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erin het kort op neer dat verdachte:
05-194787-18
1
in de periode van 26 april 2018 tot en met 31 juli 2018 te Putten, [benadeelde 1] door middel van oplichting heeft geprobeerd te bewegen tot de afgifte van een woning.
2
in de periode van 26 april 2018 tot en met 31 juli 2018 te Putten, [benadeelde 3] en/of [makelaarskantoor 1] door middel van oplichting heeft bewogen tot het verrichten van werkzaamheden als makelaar.
3
in de periode van 1 juni 2018 tot en met 1 oktober 2018 te Putten, [benadeelde 4] en [benadeelde 5] door middel van oplichting heeft geprobeerd te bewegen tot het verhuren en/of ter beschikking stellen van hun woning.
4
in de periode van 1 maart 2018 tot en met 1 oktober 2018 te Putten, opzettelijk meerdere geschriften (een brief en transactieoverzichten) heeft vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Ad informandum gevoegde strafbare feiten
5
Putten, gemeente Putten
1 augustus 2018
Oplichting
6
Putten, gemeente Putten
1 september 2018
Poging tot oplichting
05-337502-22
1
in de periode van 11 maart 2021 tot en met 19 maart 2021 te Arnhem, [benadeelde 6] door middel van oplichting heeft bewogen tot de afgifte van € 750,-.
2
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 5 maart 2020 te Voorst, in de gemeente Voorst, [naam landgoed] en/of [benadeelde 7] door middel van oplichting heeft bewogen tot de afgifte van woongenot van een woning.
3
in de periode van 7 februari 2020 tot en met 30 juni 2020 te Olst, in de gemeente Olst-Wijhe, [benadeelde 8] door middel van oplichting heeft bewogen tot de afgifte van woongenot van een woning.
4
in de periode van 1 juni 2020 tot en met 7 oktober 2020 te Wijhe, in de gemeente Olst-Wijhe, [benadeelde 2] door middel van oplichting heeft bewogen tot de afgifte van woongenot van een woning.
5
in de periode van 7 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 te Voorst, in de gemeente Voorst, opzettelijk meerdere rekeningafschriften heeft vervalst en opzettelijk daarvan heeft gebruikgemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. In alle oplichtingszaken zijn de aangevers door de in de tenlastelegging genoemde handelingen van verdachte, die zijn aan te merken als oplichtingsmiddelen, bewogen tot de afgifte van de in de tenlastelegging genoemde goederen en/of diensten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van meerdere, hieronder genoemde, tenlastegelegde feiten.
05-194787-18
Feit 1
Met betrekking tot feit 1 is aangevoerd dat in Nederland de (ver)koop van een woning voor een particulier gebonden is aan strenge wettelijke vereisten: er dient een koopcontract opgesteld en ondertekend te worden, de financiering dient geregeld te worden (in casu storting waarborgsom) waarna de leveringsakte kan worden opgesteld en overdracht kan plaatsvinden bij de notaris. Zonder het daadwerkelijk storten van de waarborgsom kan er dan ook nimmer overdracht van een woning plaatsvinden.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat de makelaar de verkoopmakelaar betreft van aangever [benadeelde 1] . De makelaar werkte dan ook in opdracht van de verkopende partij.
Er blijkt niet dat verdachte door een oplichtingsmiddel de makelaar heeft bewogen tot het verlenen van een dienst. Dat heeft zij gedaan in opdracht van aangever [benadeelde 1] .
Feit 3
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het enkel huren van een woning en vervolgens in gebreke blijven de huurpenningen te voldoen op zichzelf niet het aannemen van een valse hoedanigheid of een listige kunstgreep als bedoeld in art. 326 Sr oplevert. Op het moment dat de huurovereenkomst werd gesloten was geen sprake van de in art. 326 Sr bedoelde oplichtingsmiddelen. De verdediging stelt dat het tonen van screenshots van bankoverschrijvingen en het tonen van interesse in de aankoop van de woning geen invloed hebben gehad op het verlenen van een dienst, te weten het verhuren van een woning. De huurovereenkomst was op dat moment al gesloten.
05-337502-22
Feit 1
Voor dit feit dient – kort samengevat – vrijspraak te volgen omdat het causaal verband tussen de in de tenlastelegging genoemde feitelijke handelingen en de afgifte van het geld door aangever ontbreekt.
Feit 2
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het enkel huren van een woning en vervolgens in gebreke blijven de huurpenningen te voldoen op zichzelf niet het aannemen van een valse hoedanigheid of een listige kunstgreep als bedoeld in art. 326 Sr oplevert. Verdachte betwist dat hij een vervalst bankafschrift heeft getoond en het dossier bevat dit bankafschrift ook niet. Dit volgt enkel uit de verklaring van de heer [aangever 1] , die dit zelf ook niet heeft waargenomen.
Op het moment dat de huurovereenkomst werd gesloten blijkt aldus niet dat er sprake is geweest van de in art. 326 Sr bedoelde oplichtingsmiddelen. Het kenbaar maken aan de rentmeester van het abusievelijk overmaken van de huur aan zijn eerdere huurbaas en het tonen van valse rekeningafschriften daarvan hebben aangever niet bewogen tot het verlenen van woongenot. De woning was op dat moment al verhuurd aan verdachte.
Feit 3
Niet is gebleken dat aangeefster is bewogen tot het verlenen van woongenot door een oplichtingsmiddel. Reeds daarom dient vrijspraak te volgen voor dit feit. Ook in deze zaak stelt de verdediging dat het verschaffen van woongenot door een particulier niet kan worden aangemerkt als het verlenen van een dienst, waardoor verdachte (subsidiair) ook om die reden dient te worden vrijgesproken.
Feit 4
Er van uitgaande dat de huurovereenkomst is gesloten op 2 juli 2020 is er geen sprake geweest van een van de in art. 326 Sr bedoelde oplichtingsmiddelen. Het sturen van berichten aan de notaris over het uitblijven van het storten van de waarborgsom heeft niet geleid tot de afgifte van woongenot. De woning was op dat moment al verhuurd aan verdachte. Reeds daarom dient vrijspraak te volgen voor dit feit. Ook in deze zaak is de verdediging van oordeel dat het verschaffen van woongenot door een particulier niet kan worden aangemerkt als het verlenen van een dienst, waardoor verdachte (subsidiair) ook om die reden dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 05-194787-18 feit 4 en 05-337502-22 feit 5 tenlastegelegde, en de rechtbank verzocht de ad informandum gevoegde feiten buiten beschouwing te laten omdat op grond van de summiere informatie daaromtrent onduidelijk is welke misdrijven verdachte onder die feiten precies worden verweten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 05-194787-18 feit 1 (poging oplichting [benadeelde 1] )
Bij de beoordeling van dit feit stelt de rechtbank ten behoeve van de begrijpelijkheid van haar beslissing voorop dat zij gebonden is aan de tenlastelegging zoals die door de officier van justitie is opgemaakt. Een bewezenverklaring kan dus, ook in dit geval, alleen maar volgen indien en voor zover de in de tenlastelegging genoemde gedragingen en gevolgen, kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft ten aanzien van de poging tot oplichting van de heer [benadeelde 1] , ervoor gekozen om, in tegenstelling tot de andere soortgelijke verdenkingen op de tenlastelegging, verdachte ten laste te leggen dat hij oplichtingsmiddelen heeft ingezet jegens [benadeelde 1] met het oogmerk om hem te bewegen tot de afgifte van zijn woning. Voor een bewezenverklaring dient dus onder andere te kunnen worden bewezen dat verdachte oplichtingsmiddelen, die hij ook bekent en waar op zich ook voldoende bewijs voor is, heeft ingezet met het doel (oogmerk) dat [benadeelde 1] de woning (in goederenrechtelijke zin) aan hem zou overdragen. De rechtbank is van oordeel dat dit oogmerk niet kan worden bewezen.
Het is niet te bewijzen en ook niet aannemelijk dat verdachte het oogmerk had om met zijn handelingen daadwerkelijk de afgifte van de woningen te bewerkstelligen c.q. de eigendom van de woningen te verkrijgen. Daarbij is van belang dat de eigendomsoverdracht van een woning alleen kan plaatsvinden via de notaris, die daarvoor een leveringsakte opstelt, ondertekent en inschrijft in de openbare registers. Het is algemeen bekend dat de notaris de leveringsakte pas ondertekent (passeert) en inschrijft in de openbare registers, nadat hij/zij de gehele koopsom en waarborgsom heeft ontvangen op de derdengeldrekening. Verdachte moet daarom hebben geweten dat hij, terwijl hij bezig was om de heer [benadeelde 1] te bedriegen, de waarborgsom en de koopsom niet kon en nooit zou kunnen voldoen, en dat de afgifte van de woning, in de zin dat die woning aan hem zou worden overgedragen, op geen moment een reële mogelijkheid was of zou worden. Verdachte heeft weliswaar gedaan alsof hij de woning van de heer [benadeelde 1] en de andere aangevers wilde kopen, maar blijkens de inhoud van de rest van het dossier, in het bijzonder de verklaringen van de andere aangevers, deed hij dit vooral om zo lang mogelijk zonder betaling woongenot te kunnen genieten van die woningen of de bijgebouwen daarvan. De leugens die verdachte vertelde en de valsheid in geschrifte die hij pleegde waren daarop gericht.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de oplichtingsmiddelen heeft ingezet jegens [benadeelde 1] met het oogmerk om hem te bewegen tot de afgifte van zijn woning, dient verdachte te worden vrijgesproken van deze verdenking.
Vrijspraak 05-337502-22 feit 1 (oplichting[benadeelde 6] )
Verdachte is ten laste gelegd dat hij aangever zou hebben bewogen tot afgifte van € 750 door via Whatsapp een iMac te verkopen, het bedrag van € 750 via een betaalverzoek via Tikkie te incasseren en ondanks verschillende toezeggingen de iMac niet te leveren. Voor de bewezenverklaring van dit feit dient onder andere te worden bewezen dat (tenminste) een van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen aangever ertoe heeft bewogen om het geldbedrag aan verdachte te betalen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet kan worden bewezen. Uit de aangifte blijkt dat verdachte bij de totstandkoming van de overeenkomst en de betaling handelde via Marktplaats vanuit zijn eigen naam, en dat voorafgaand aan de afgifte van het geld verder ook geen oplichtingsmiddelen zijn ingezet. Dat verdachte na de afgifte van het geld mogelijk leugenachtig is geweest en de iMac opzettelijk niet heeft geleverd, zou weliswaar betekenen dat verdachte de koopovereenkomst niet is nagekomen en hiervoor door aangever kan worden aangesproken, maar dit kan niet bijdragen aan het bewijs voor de tenlastegelegde oplichting tot de afgifte van het geld.
Bewijsmiddelen 05-194787-18 feiten 2 en 3 [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023
Alle tenlastegelegde feitelijke handelingen in de tenlasteleggingen van feiten 2 ten 3 kloppen. De genoemde valse stukken heb ik zelf vervalst achter mijn computer. Ik heb onder andere gegevens aangepast en de vervalste stukken daarna gebruikt als ware het echte stukken.
Een aangifte van [benadeelde 3] van 4 oktober 2018
Ik ben de directrice van het makelaarskantoor [makelaarskantoor 1] O.G. Op 27 april 2018, omstreeks 12:00 uur, had ik een gemiste oproep van de heer [verdachte] . Ik had de dag ervoor een bezichtiging met [verdachte] gehad aan [adres 2] te [plaats 1] . [2] Er werd daar aangegeven dat [verdachte] de woning wilde kopen. Ik ben toen samen met [verdachte] naar de keuken gegaan en daar hebben we de nodige informatie welke nodig is voor het opstellen van een koopakte genoteerd. [verdachte] is een man die een bedrijf had verkocht voor veel geld. Hij gaf aan dat hij in het bezit was van 43 miljoen euro. Door mijn kantoor is toen de koopakte opgemaakt. De koopakte was getekend en de nodige zaken zijn in gang gezet.
Op 29 juni 2018 diende de bankgarantie c.q. waarborgsom gesteld te worden, echter werd deze niet gesteld. Op 3 juli 2018 kreeg ik op kantoor een brief binnen van een Zwitserse bank. Dit betreft de Credit Suisse te Zwitserland. In deze brief staat dat er geld zou worden overgemaakt naar de [notariskantoor 1] Notarissen te [vestigingsplaats 2]. Een aantal dagen later ontving ik een mail met bankafschriften waarop verschillende bedragen overgemaakt zouden zijn aan de notaris te [vestigingsplaats 2]. Tevens kreeg ik op 4 juli een email toegezonden met daarop een bericht dat de FIOD een onderzoek waren gestart naar de overboeking van een van de bedragen. [3]
Een aangifte van [benadeelde 4] namens [benadeelde 5] van 3 oktober 2018
Ik behartig de verkoop van de woning van mijn ouders aan de [adres 3] te [plaats 1] . De woning staat te koop via makelaar [makelaarskantoor 1] in Putten. In begin juni 2018 werd ik door de makelaar in contact gebracht met [verdachte] . Omdat ik de woning al een tijdje te koop had staan wilde ik de woning wel tijdelijke verhuren totdat de woning verkocht zou zijn. De makelaar maakte de huurovereenkomst op met [verdachte] voor 1500 euro per maand met uiterste datum 31 december 2018. Ik heb de heer [verdachte] in deze tijd niet gesproken. Op 13 juni 2018 heeft de heer [verdachte] de sleutel gekregen. [4]
De betalingsverplichting vermeld in het huurcontract geeft aan dat de huurder/ heer [verdachte] een borgsom en eerste termijn zou moeten betalen bij de start van de huur op 13 juni 2018. Ik kreeg op 21 juli 2018 een Whatsapp bericht van de heer [verdachte] met daarin een screenshot dat hij de huur had overgemaakt. Dit was een bedrag van 6000 euro. Dit zou de borg, huur en een voorschot moeten zijn. Op het screenshot is te zien dat het bedrag vanaf de bank Credit Suisse komt. Ik heb dit bedrag niet ontvangen. Ik heb meerdere malen contact gehad met de heer [verdachte] dat hij zijn huurbedrag bij voortduring niet nakwam. Ik heb hem één keer ontmoet. Zijn tactiek is heel empathisch te zijn en hij geeft je het gevoel dat je een hele mooi kans krijgt, de vraagprijs bieden in dit geval. Daarnaast is hij heel erg aan het beïnvloeden. Hij wist dat ik in auto’s was geïnteresseerd. Hij wist van alles over auto's te vertellen en zei dat hij een Aston Martin DB5 had. De heer [verdachte] vertelde over zijn hele succesvolle carrière en dat hij met succes een bedrijf had verkocht en nu klassieke auto’s aan het opknappen was. Op 7 juli 2018 is er door de heer [verdachte] een voorlopig koopcontract ondertekend en op deze datum heeft hij ook de huurovereenkomst getekend. [5]
Bewijsmiddelen 05-194787-18 feit 4
Dit feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023;
  • een proces-verbaal van bevindingen d.d.1 oktober 2018, pagina 21 en 21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1]
  • een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 4 oktober 2018, pagina 224 t/m 238, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , inhoudende de verklaringen van [benadeelde 3] ;
  • een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 3 oktober 2018, pagina 179 t/m 223, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , inhoudende de verklaringen van [benadeelde 4] ;
  • een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 28 september 2018, pagina 165 t/m 170, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende de verklaringen van [aangever 2] ;
  • een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 28 september 2018, pagina 171 t/m 178, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende de verklaringen van [aangever 3] .
Bewijsmiddelen 05-337502-22 feiten 2, 3 en 4 [6]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023
Alle ten laste gelegde feitelijke handelingen in de tenlasteleggingen van feiten 2 tot en met 4 kloppen. Ik heb de genoemde valse geschriften zelf vervalst achter mijn computer.
Een aangifte van [aangever 1] namens het slachtoffer [naam landgoed] van 9 juli 2021
Aangifte namens het slachtoffer [naam landgoed] , [adres 4] , [woonplaats 2] , binnen de gemeente Voorst. Wij beheren [naam landgoed] in de gemeente Voorst. Het landgoed is eigendom van [benadeelde 7] . Ergens in de maand juni 2019 werd ons kantoor door [makelaarskantoor 2] in Beekbergen ingelicht over het feit dat er belangstelling was voor de woning gelegen op [naam landgoed] . Deze woning is gelegen op het adres [adres 5] te [plaats 2] .
Tijdens de kennismaking werd een vermogenscheck gedaan, waarbij de heer [verdachte] ons een bankafschrift liet zien van de Rabobank. Op dit bankafschrift zag mijn collega een saldo vermeld staan van meer dan een miljoen euro. [7] Het was voor ons dan ook duidelijk dat de heer [verdachte] bij machte was om de huursom van 3200,00 euro per maand te voldoen.
De heer [verdachte] zou de woning samen met zijn gezin gaan betrekken vanaf 1 juli 2019. Hiertoe voldeed hij het bedrag van 6400,00 euro, te weten 1 maand borg plus 1 maand huur. Dit bedrag werd overgemaakt naar het bankrekeningnummer van mevrouw [benadeelde 7] . Nadat hij zijn intrek in de woning had genomen werd de huur geen enkele maand meer voldaan. [verdachte] ontving iedere maand een factuur van 3200,00 euro.
Sinds september 2019 werden er al betalingsherinneringen aan [verdachte] verstuurd. Hij zei dat hij de huur gewoon overmaakte. Hij was er achter gekomen dat hij zijn huur aan een voormalige huurbaas in Hoog Soeren had betaald. Hij toonde me een mail, die gedateerd was op de dag dat ik er was, dat vond ik wel opvallend. In die mail stond vermeld dat de huurbetalingen door die voormalige huurbaas waren ontvangen. De persoon uit de mail gaf aan dat hij/zij echter niet bij machte was om het geld terug te storten. [8]
In maart 2020 kwam hij met een aantal afschriften van de Rabobank waarop te zien was dat de huur, die bedoeld was voor [naam landgoed] , was overgemaakt aan ene [A] . Daarbij was de huursom 3200,00 euro en maakte hij steeds 3250,00 euro over. Wat ook opvallend was aan deze afschriften, was dat de enige betalingen die werden gedaan van deze rekening, de huursom voor [naam landgoed] was. Op 5 maart 2020 vindt uiteindelijk de uitzetting van de familie [verdachte] plaats. [9]
Een aangifte van [benadeelde 8] van 7 februari 2020
[verdachte] en [B] hebben zich bij mij en mijn echtgenoot voorgewend als succesvolle ondernemers. Dit had tot doel dat wij geloofden dat zij over voldoende financiële middelen zouden beschikken om onze woning te kunnen kopen. Tevens stonden wij toe dat zij in een wooneenheid, [adres 6] , gingen wonen.
Ik woon samen met mijn man begin 2020 in een woning, perceel [adres 7] te [plaats 3] . Deze woning was ons eigendom. Tevens stond er nog een kleinere woning bij, perceel [adres 6] te [plaats 3] . [10] De vraagprijs voor de woning was 1.150.000 euro. 8 februari 2020 was onze dochter alleen thuis. Zij zag dat er een personenauto het erf op reed. Ze zag dat er twee volwassen mensen en twee kinderen in deze auto aanwezig waren. Ze stelden zich voor als [verdachte] en [B] . [verdachte] zei dat ze toevallig het erf op waren gereden, maar dat hij wel belangstelling had voor de woningen. Mijn man hoorde op een bepaald moment [verdachte] zeggen:" Ik ga zaken doen." Mijn man heeft hen toen ook verteld dat er nog een andere partij was die de woning ook wilde kopen. Toen zei [verdachte] dat hij de woning wilde kopen en hij bood bij voorbaat al de vraagprijs van 1.150 000 euro.
14 februari 2020 vond de bezichtiging plaats. Tijdens de bezichtiging liet [verdachte] al snel blijken dat wat hem betreft de koop rond was. [verdachte] vertelde ons al vrij snel wie hij was. Hij zou van Italiaanse afkomst zijn. Hij had veel geld verdiend. Zo zou hij een internetbedrijf hebben overgenomen en deze hebben doorverkocht. Hierbij zou zoveel winst zijn gemaakt dat hij niet meer hoefde te werken. Ook zou hij een transportbedrijf hebben gehad. [verdachte] en zijn vrouw waren dus succesvolle zakenmensen. Hij had zijn geld ondergebracht in Italië en Zwitserland. Bij de aankoop van ons huis was hij dan de bank ook niet nodig voor een hypotheek. Hij bezat voldoende financiële middelen om het huis zo te kunnen betalen. Op 19 februari 2020 kochten ze ons huis. Er werd een voorlopig koopcontact getekend. [11] In het contract een financiële borgstelling opgenomen. Dit hield in dat [verdachte] 10% van de aankoopsom moest storten op de rekening van de notaris. Bij de koop inbegrepen was ook de wooneenheid [adres 6] te [plaats 3] .
Op 14 maart 2020 was de woning [adres 6] leeg. In deze week kwam [verdachte] bij ons met het verhaal dat hij een probleempje had. Hij had namelijk de huur van zijn woning in Voorst een maand te vroeg opgezegd. Hij moest nu uit deze woning omdat de woning alweer was verhuurd. In overleg hebben wij hem op 16 maart 2020 de woning [adres 6] laten betrekken. [verdachte] sloeg zijn inboedel vervolgens op onder onze carport en in de Ben Bin aanbouw. En op de zolder van [adres 7] werd technisch Lego en antieke wiegjes (van [B] ) opgeslagen.
De overdracht vond echter niet op 1 april plaats. De notaris deelde ons mede dat hij nog geen geld had ontvangen. [verdachte] had dus het aankoopbedrag nog niet gestort op de tussenrekening van de notaris. Ook de 10 % borgstelling was nog niet betaald. Volgens [verdachte] zat het allemaal wat tegen. Zo moest het geld uit Italië komen. Hij had volgens zijn zeggen zijn financieel adviseur in Italië, de heer [C] , benaderd met het verzoek om het geld over te maken. Dit ging echter moeilijk. Dit kwam door de Corona. Zijn financieel adviseur mocht door de lockdown de deur niet uit en kon dus het geld niet overmaken. Op 11 april 2020 ontvang ik een mail van [verdachte] . Deze mail is in cc ook gestuurd aan de makelaar en de notaris. Hij schrijft dat hij contact had gehad met zijn bank en dat deze hem had medegedeeld dat er activiteiten hadden plaats gevonden tussen zijn bank en de bank van de notaris. Met andere woorden het geld was overgemaakt op de derdenrekening van de notaris. Op 15 april laat de notaris weten dat er nog geen geld was gestort op de eerdere genoemde rekening. Op 14 april 2020 kregen we een mail van [verdachte] met als onderwerp "transactie naar notaris". Dit was een mail van zijn bank die hij doorstuurde. In deze mail stond dat er geld werd overgemaakt naar de notaris. Deze mail zou zijn verzonden door [D] , assistent vermogensmanager van de Rabobank. Het geld werd niet overgemaakt. Op 24 april 2020 ontvingen wij weer een mail van [verdachte] en [B] met de tekst: "Zojuist heeft de DNB mij laten weten dat er vanuit mijn Rabobank rekening gelden worden overgemaakt naar uw rekening". Deze mail werd in cc gestuurd naar de notaris en de makelaar. Het geld werd echter niet overgemaakt. [12]
Toen er op 1 juni 2020 nog geen geld was overgemaakt voor de aankoop van de woning hebben we de koop ontbonden. [13] Op 30 juni 2020 vertrok het gezin uit [adres 6] te [plaats 3] . [14]
Een aangifte van [benadeelde 2] van 1 juni 2020
[verdachte] en [B] hebben zich bij mij en mijn echtgenote voorgedaan als succesvolle ondernemers. Dit had tot doel dat wij geloofden dat zij over voldoende financiële middelen beschikten om onze woning te kopen. Tevens verhuurden wij een tijd een B en B aan hen, welke zij met hun kinderen en de ouders van [B] gingen bewonen. [15]
Begin juni 2020 was ik in de tuin aan het werk. Ik werd toen aangesproken door een manspersoon. Hij stelde zich voor als [verdachte] . Hij zei tegen mijn dat hij wel belang had bij de woning. [verdachte] zei: "Dit is het huis wat we zoeken. Mijn schoonouders kunnen in de B en B wonen, maar zal wel aangepast moeten worden. Verder wil ik nog een zwembad en een overdekte manege." De vraagprijs was voor de heer [verdachte] geen probleem. Volgens hem was een bankgarantie niet nodig. Hij had in zijn leven erg veel geld verdiend. Dit geld had hij o.a. verdiend in de ICT. Hij zou een bedrijf hebben opgekocht en deze met veel winst hebben doorverkocht. Het op deze manier verdiende geld zou hij hebben staan op diverse bankrekeningen in het buitenland, o.a. in Italië en Zwitserland. Ook zou hij nog een aantal bedrijven in Italië bezitten. Kortom de woning werd verkocht voor een bedrag van 795.000 euro.
De makelaar heeft vervolgens een voorlopig koopcontact opgemaakt en deze is door ons en door [verdachte] ondertekend. In het koopcontact stond dat het definitieve koopcontract op 1 juli zou worden ondertekend, als de waarborgsom, groot 79.500 euro (10% van de aankoopsom) is betaald. Kort hierna komt [verdachte] bij mij en zegt dat hij in een huurhuis woonde, [adres 6] te [plaats 3] , en dat dit tijdelijk was en dat hij nu op zoek was naar andere woonruimte. Op donderdag 2 juli 2020 is er een contract opgesteld betreffende de huur van de B en B. In het contract staat de overeen gekomen huur, 1500 euro per maand, en als uiterste datum 15 augustus 2020. Op 1 juli 2020 werd het koopcontract niet ondertekend, omdat de 10% van de aankoopsom nog niet was betaald. Ook was de huur voor de B en B en het aankoopbedrag voor de roerende zaken nog niet betaald. Toch betrekt de familie van [verdachte] , samen met zijn schoonouders de B en B. [16]
Als [verdachte] wordt aangesproken op het niet nakomen van zijn verplichtingen, heeft hij steeds een reden waarom er nog niet is betaald. Zo krijg ik op 9 juli 2020 een Whatsapp-bericht van hem met de tekst: Goedemorgen [benadeelde 2] , Ik heb de overboeking vanuit Italië kunnen storneren en doe meteen een nieuwe overboeking naar je toe. Omdat de 10% van de koopsom nog niet was betaald heeft de makelaar [E] op 2 juni 2020 aan [verdachte] een mail gestuurd met het verzoek dit z.s.m. te regelen. Via een mail reageert [verdachte] . Hij schreef dat een [C] zijn financieel adviseur was en dat deze gematigd was om al zijn zakelijke en privé financiën te behandelen. [verdachte] schreef dat hij buiten deze persoon inmiddels zelf contact had opgenomen met de notaris om te vragen als het mogelijk was om alvast de 10% dan wel het gehele aankoop bedrag over te maken op de rekening van de notaris. Dit zou niet mogelijk zijn omdat de notaris eerst documenten wilde inzien dit inzicht gaven waar het vermogen van hem vandaan kwamen. Als de notaris deze zou hebben dan kon hij pas beoordelen of hij de zaak wel of niet in behandeling zou nemen. Het geld van [verdachte] zou volgens hem zitten in een holding. Deze zou in Italië zijn ingeschreven en daarom zullen de documenten ook in het Italiaans zijn. Deze zullen dus bij ontvangst eerst moeten worden vertaald en juridisch gelden worden gemaakt voor de notaris. Daarna zouden ze zo spoedig mogelijk naar de notaris worden gestuurd.
Verder ontving ik op 6 juni een mail van [verdachte] . In de mail stond dat hij een mail had gestuurd naar de notaris. Deze mail was bijgevoegd. Ik las dat hij schreef dat hij al een leenovereenkomst had opgesteld. Deze overeenkomst was tussen zijn holding en [verdachte] , als privépersoon, voor de aankoop van de [adres 8] te [plaats 4] . Volgens hem zouden andere documenten, zoals jaarrekeningen en andere bescheiden die zijn vermogen kunnen verklaren z.s.m. volgen. Bijgevoegd was de leenovereenkomst. Door deze mails ging ik ervan uit dat [verdachte] in staat was om de vraagprijs voor de woning te kunnen betalen. Ook in de gesprekken die ik in deze tijd had met [verdachte] wekte hij de indruk dat alles goed zou komen, het geld was er wel, maar het stond op rekeningen in diverse landen, o.a. Italië en Zwitserland. Ik ging er dus steeds van uit dat de verkoop van de woning door zou gaan.
[verdachte] wekte de indruk dat hij druk bezig was om het geld op mijn rekening over te maken. Dit werd ook ondersteund door de mails betreffende de huur van de Ben B. Hij, [verdachte] , vraagt om de tenaamstellingen en het rekeningnummer. Verder vertelde hij dat hij het geld had overgemaakt maar dat hij een cijfer verkeerd had overgenomen. Hierdoor was het geld gestort op een rekening van iemand anders. Gelukkig was het inmiddels weer teruggestort. Hij liet mij op zijn telefoon zien dat dit was gebeurd. Ook kreeg ik een mail op 27 juli 2020. Deze was afkomstig van [F] van Van [naam accountantskantoor] uit Amsterdam. Hij schreef in deze mail dat hij de aangewezen accountant was voor [verdachte] . Hij wilde graag een bericht van mij ontvangen ter controle van mijn e-mail adres. Daarna zou hij mij op de hoogte houden van de voortgang van de verkoop van mijn woning aan [verdachte] .
De volgende dag ontving ik een mail van [verdachte] . Deze mail was een CC bericht gestuurd aan [F] . In deze mail geeft [verdachte] aan dat hij volgens afspraak een transactie had uitgevoerd naar het accountantskantoor ten behoeve van de aankoop van mijn woning. 10% van het bedrag zou naar de notaris worden overgemaakt zodra hij het dossier in behandeling neemt. Tevens zou er 14.250 euro naar mijn rekening worden overgemaakt. Vervolgens ontvang ik op 28 juli 2020 een mail van [F] . Deze was gericht aan [verdachte] en in CC aan ons. Ik las in deze mail dat de Italiaans accountant van [verdachte] de documenten had aangeleverd. Deze moest nog juridisch worden gecontroleerd en door [verdachte] worden ondertekend. Hierna konden ze worden opgestuurd naar de Notaris. [17]
Op 31 juli 2020 ontvang ik een mail van [F] . Hij schreef mij dat het geld vanuit Italië onderweg was naar hun rekening. Ze zouden er dan ook voor zorgen dat alle openstaande facturen van de heer [verdachte] aan mij zouden worden betaald. Tevens zouden ze contact leggen met [notariskantoor 2] voor de voortgang van de notariële akte. Op 3 augustus 2020 stuurde [F] mij een mail dat z.s.m. 11.000,- 1500,- en 750,- euro op mijn rekening zal worden overgemaakt. Op 4 augustus 2020 ontving ik in CC een mail van [verdachte] gericht aan [F] . Hij geeft aan dat hij ongeduldig wordt en dat de notaris hem had aangegeven dat ze nog wachten op documenten. Hij verzoekt om de alvast gereed zijnde documenten naar de notaris te sturen. Op 6 augustus 2020 ontving ik weer in CC een bericht van [F] gestuurd naar de heer [G] van [notariskantoor 2] . Hij geeft aan dat in de cloud van hun de volgende documenten staan:
l. verklaring omtrent de herkomst van het vermogen van dhr. [verdachte] ,
2. jaaropgaven van de holding [bedrijf 1] s.r.l.a.
3. leenovereenkomst tussen [bedrijf 1] en de dhr. [verdachte]
4. Verklaring van de Italiaanse Fiscus met betrekking tot het vermogen van de heer [verdachte] in Italië.
Tevens mailde [F] mij op 6 augustus dat hij binnen 24 uur de openstaande bedragen naar mij kon overmaken. Maar eerst moest het door [verdachte] beschikbare bedrag worden gecontroleerd i.v.m. de wet tegen Witwassen. Ook de dagen hierna ontving ik nog een aantal mails in CC. Het betreft correspondentie tussen [F] en [verdachte] . Deze moesten de indruk wekken dat [verdachte] haast wilde maken in de afwikkeling van de aankoop van mijn woning. Opmerking verbalisant: Ik heb gebeld naar [naam accountantskantoor] te Amsterdam. Dit bedrijf heeft een vijftal vestigingen in Nederland. De heer [F] was bij hen niet bekend als medewerker. Ook werd aangegeven dat het mailadres niet correct was.
Door al deze mails ging ik er nog steeds vanuit dat [verdachte] mijn woning ging kopen en dat hij druk bezig was zijn geld vanuit Italië en Zwitserland naar Nederland te krijgen. Het ging alleen wat langzamer dan dat hij had verwacht. Ik moest dus geduld hebben. Ook de notaris verwachtte dat de transactie binnenkort kon worden afgerond. Zo ontving ik op 11 augustus 2020 een mail van de heer [G] van het notariskantoor. Hij schreef dat hij een mail van de accountant van [verdachte] had ontvangen dat de bescheidende nodig voor de afwikkeling van de transactie aangetekend naar hun kantoor zouden worden verzonden. En dat dan binnenkort een besluit door hen zal worden genomen over het al dan niet in behandeling nemen van de koopovereenkomst. Toch had ik de indruk dat er wel voortgang in de zaak zat. [18] Deze indruk werd bevestigd door een mail van [verdachte] gericht aan de heer [G] van het [notariskantoor 2] te [vestigingsplaats 1] . In deze mail las ik dat het eerste deel van de documentatie ten behoeve van de aankoop van de woning als bijlage van deze mail werd bijgevoegd. De rest van de documentatie zou de accountant per aangetekende post versturen naar de notaris. Ik zag dat de bijlage van de mail een leenovereenkomst was tussen [verdachte] en het bedrijf [bedrijf 1] S.r.l. uit Italië. Ik zag dat het ging om een bedrag van 1.150.000 euro. [19]
Bewijsmiddelen 05-337502-22 feit 5
Dit feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 18 april 2020, pagina 182 t/m 191, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , inhoudende de verklaringen van [aangever 4] namens Rabobank Apeldoorn en omgeving;
  • een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 9 maart 2020, pagina 195 t/m 201, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , inhoudende de verklaringen van [aangever 5] namens Christie’s International Real Estate.
Algemene bewijsoverweging over de oplichtingen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte heeft zich ten overstaan van [naam landgoed] , makelaarskantoor [makelaarskantoor 1] , de heer [benadeelde 8] en de heer [benadeelde 2] bediend van leugens en meerdere door hemzelf vervalste documenten. Hiermee heeft hij in alle gevallen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, namelijk dat hij een vermogende, betrouwbare man was die oprechte en serieuze interesse had in het kopen van de te koop staande woning, terwijl hij in werkelijkheid onvermogend en onbetrouwbaar was. Verdachte heeft zich daarmee een valse hoedanigheid verschaft, een van de oplichtingsmiddelen van artikel 326 Sr. Uit de aangiftes blijkt dat verdachte daarnaast telkens een samenweefsels van verdichtsels inzet en zich bedient van listige kunstgrepen door onder meer valse geschriften te gebruiken alsof deze echt waren. Uit het dossier blijkt een patroon, een modus operandi van een ervaren oplichter.
Uit de bewijsmiddelen tekent zich in alle gevallen telkens een reeks van de oplichtingsmiddelen af zowel voorafgaand aan het aangaan van de koopovereenkomst, als (vooral ook) daarna. Voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomsten wekte verdachte ten onrechte het vertrouwen bij de verkopers dat hij een betrouwbare, vermogende koper was door daarover te liegen. Hij gaf ook aan dat hij de vraagprijs kon betalen en geen financiering hoefde te regelen. Door deze valse voorstelling van zaken is de verkopende partij vervolgens telkens een koopovereenkomst met verdachte aangegaan Hij zette zijn leugens vervolgens kracht bij met valse geschriften, zoals bankafschriften, waardoor de verkopers en makelaar bleven vertrouwen dat verdachte over een groot vermogen beschikte. Dus ook na het sluiten van die koopovereenkomst ging verdachte door met het inzetten van oplichtingsmiddelen, waardoor de onjuiste voorstelling van zaken bij de verkopers bleef voortbestaan. Door het valse vertrouwen dat verdachte met zijn gedragingen heeft opgewekt, hebben zij aan verdachte in de periode tussen het tekenen van de koopovereenkomst en de uiteindelijke ontbinding daarvan woongenot verschaft, in afwachting van de definitieve eigendomsoverdracht van hun woning. Het standpunt van de verdediging, dat de oplichtingsmiddelen die verdachte heeft ingezet ná het sluiten van de koopovereenkomst de aangevers niet hebben bewogen tot de afgifte van het woongenot, verwerpt de rechtbank daarom. Telkens leverden de tenlastegelegde en door verdachte toegegeven handelingen een combinatie op van oplichtingsmiddelen die de aangevers ertoe heeft gebracht om verdachte tijdelijk woongenot te (blijven) verschaffen.
Door de verdediging is ook betoogd dat de ‘afgifte van woongenot’ niet als het verlenen van een dienst, de afgifte van een goed, of een van de andere in artikel 326 Wetboek van Strafrecht genoemde bestanddelen kan worden gekwalificeerd en dat daarom ook geen sprake kan zijn van oplichting. De rechtbank is van oordeel dat de afgifte van woongenot door aangevers aan verdachte in alle gevallen kan worden aangemerkt als de verlening van een dienst als bedoeld in voornoemd artikel. Aangevers [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [naam landgoed] hebben met verdachte een huurovereenkomst gesloten voor het gebruik van de woning. Aangever [benadeelde 8] heeft verdachte tijdelijk in een B&B op hun terrein laten verblijven. In alle gevallen hebben aangevers als direct gevolg van de oplichtingsmiddelen en in de vooronderstelling dat verdachte een bonafide koper was, verdachte gebruik laten maken van hun woningen en/of bijgebouwen. Hiermee hebben zij hem een dienst verleend zoals bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, ook in het geval waarbij daar geen getekende huurovereenkomst aan ten grondslag lag en/of daar geen financiële vergoeding tegenover stond. Het verlenen van woongenot is immers een verrichting waar gewoonlijk wel een vergoeding tegenover staat (vergelijk artikel 57 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).
Nadere bewijsoverwegingen
05-194787-18 feit 2 (oplichting [makelaarskantoor 1] )
Voor een bewezenverklaring van oplichting is onder meer vereist dat verdachte het oogmerk had op het in de tenlastelegging genoemde gevolg, in dit geval het laten verrichten van werkzaamheden door de verkoopmakelaar. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier, en de bewijsmiddelen met betrekking tot de andere bewezenverklaarde oplichtingen blijkt dat het primaire oogmerk van verdachte was om zo lang mogelijk te wonen in (een bijgebouw van) de woningen van de aangevers zonder daarvoor te betalen. Zijn primaire oogmerk was dus niet gericht op het laten verrichten van werkzaamheden door een eventueel betrokken verkoopmakelaar. Echter, uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte moet hebben begrepen dat de verkoopmakelaar als gevolg van zijn oplichtingshandelingen werkzaamheden zou gaan verrichten om de door verdachte geïnitieerde koop van de woning te begeleiden. Dit betekent dat kan worden aangenomen dat verdachte wel degelijk (ook) het oogmerk had om de makelaar werkzaamheden te laten verrichten.
05-337502-22 feit 2 (oplichting [naam landgoed] en/of A. [benadeelde 7] )
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van
[aangever 1]betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting. Op grond daarvan kan worden bewezen dat verdachte bij de bezichtiging van de woning een bankafschrift van de Rabobank heeft getoond met daarop een saldo boven de 1 miljoen euro. Deze handeling, in combinatie bezien met de overige in de tenlastelegging genoemde en door verdachte bekende handelingen, zijn oplichtingsmiddelen die de aangever ertoe hebben bewogen om woongenot aan verdachte te verschaffen, en te blijven verschaffen, in de ten laste gelegde pleegperiode.
05-337502-22 feit 5 (vervalsen rekeningafschriften en/of gebruik maken van valse rekeningafschriften)
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van dit feit, voor zover dit ziet op het onder artikel 225, eerste lid Wetboek van Strafrecht, strafbaar gestelde. Het bestanddeel ‘met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken’, is voor een bewezenverklaring van dat strafbare feit een noodzakelijk bestanddeel. Dit bestanddeel ontbreekt in de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
05-194787-18
Feit 2
in de periode van 26 april 2018 tot en met 31 juli 2018 te [plaats 1] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] en/of [makelaarskantoor 1] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het verrichten van werkzaamheden als makelaar, door
- zich te melden bij voornoemde makelaar om een woning gelegen aan de [adres 2] te bezichtigen,
- na de bezichtiging mede te delen dat hij de woning wilde kopen voor de vraagprijs zonder ontbindende voorwaarden,
- zich voor te doen als een vermogende potentiële koper,
- een voorlopig koopcontract te tekenen,
- een valse/vervalste brief van de bank Credit Suisse te (laten) versturen waarin werd medegedeeld dat de waarborgsom zou worden overgeboekt,
- een of meer valse/vervalste bankafschriften te tonen van (een) bankoverschrijving(en) van de Credit Suisse naar [notariskantoor 1]
- mede te delen dat de betaling achterbleef vanwege een onderzoek van de FIOD en De Nederlandsche Bank.
Feit 3
in de periode van 1 juni 2018 tot en met 1 oktober 2018 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten (het verhuren en ter beschikking stellen van) hun woning aan de [adres 3] te [plaats 1] , door
- aan te geven bij de makelaar de woning te willen huren voor 1500 euro per maand,
- een huurovereenkomst te tekenen,
- een of meer valse/vervalste screenshots van (een) bankoverschrijving(en) van de bank Credit Suisse te tonen,
- ( vervolgens) aan te geven voornemens te zijn de woning aan te kopen voor de vraagprijs,
- zich voor te doen als een vermogende potentiële koper,
- een voorlopig koopcontract te tekenen en
- meerdere berichten te sturen met (leugenachtige) verklaringen voor het uitblijven van betaling van de huurprijs en borg.
Feit 4
in de periode van 1 maart 2018 tot en met 1 oktober 2018 te Putten, in elk geval in Nederland, meermalen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een brief uit naam van Credit Suisse gedateerd op 3 juli 2018,
- een transactieoverzicht van SNS bank met daarop een schijnbare overschrijving aan [bedrijf 2] van 10 500 euro,
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [bedrijf 3] van 48 850 euro,
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [benadeelde 4] van 6000 euro,
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [benadeelde 4] van 7500 euro en
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [notariskantoor 1] van 109 700 euro
heeft vervalst door voor die transactieoverzichten en brieven teksten en afbeeldingen van het internet te halen en/of te bewerken met een computerprogramma (paint) en/of die transactieoverzichten en brieven te voorzien van zijn persoonsgegevens met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
05-337502-22
Feit 2
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 5 maart 2020 te [plaats 2] , in de gemeente Voorst, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam landgoed] en/of [benadeelde 7] (gevestigd op/aan de [adres 4] te [plaats 2] ) heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten de afgifte van woongenot van een woning, door
- zich als potentiële huurder van een woning gelegen (op voornoemd landgoed) op/aan [adres 5] te [plaats 2] voor te doen en (daarbij)
- tijdens de kennismaking met en/of bezichtiging van voornoemde woning een bankafschrift van Rabobank te tonen met daarop een saldo boven 1 miljoen euro en (vervolgens)
-overeen te komen een maandelijkse huur van 3200,- euro te voldoen en (daarbij) een bedrag van 6400,- euro heeft overgemaakt op rekeningnummer van [benadeelde 7] en(vervolgens)
- op of omstreeks 25 oktober 2019 (na diverse betalingsherinneringen) aan [aangever 1] (rentmeester van [naam landgoed] ) kenbaar te maken dat hij, verdachte, de huur keurig had voldaan en (daarbij) aangegeven dat hij deze verschuldigde huur had betaald aan zijn voormalig huurbaas en (vervolgens)
- die [aangever 1] een emailbericht te tonen (afkomstig van de voormalig huurbaas) inhoudende onder meer de tekst ‘dat de huurbetalingen waren ontvangen, maar dat deze niet konden worden teruggestort’ en
- aanvang maart 2020 één of meer bankafschriften aan die [aangever 1] te tonen en (daarin) aan te tonen dat de verschuldigde huur was overgemaakt aan de heer [A] .
Feit 3
hij de periode van 7 februari 2020 tot en met 30 juni 2020 te [plaats 3] , in de gemeente Olst-Wijhe, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 8] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten de afgifte van woongenot van een woning, gelegen op/aan de [adres 6] te [plaats 3] , door
- op 8 februari 2020 te [plaats 3] aan die [benadeelde 8] kenbaar te maken dat hij, verdachte, diens woning, gelegen aan de [adres 7] te [plaats 3] , wilde aankopen voor een bedrag van 1.150.000,- euro en
- aan die [benadeelde 8] kenbaar te maken dat hij, verdachte, zijn vermogen had verkregen uit de verkoop van zijn internetbedrijf en dat hij, verdachte, zijn financiën had ondergebracht in Italië en Zwitserland en
- op 19 februari 2020 een voorlopig koopcontract te ondertekenen voor de aankoop van een woning, gelegen op/aan de [adres 7] te [plaats 3] (inclusief bijbehorende woning gelegen aan de [adres 6] te [plaats 3] ) voor een aankoopbedrag van 1.150.000,
- en (daarbij) overeen te komen dat een bedrag van 115.000,- euro (als zijnde waarborgsom) voor 2 maart 2020 op een derdenrekening van [notariskantoor 3] zal worden gestort en
- op 16 maart 2020, zijn intrek te nemen in de woning, gelegen op/aan [adres 6] te [plaats 3] en/of (daarbij) zijn goederen en inboedel op voornoemd perceel op te slaan en
- in de periode van 11 april 2020 tot en met 28 april emailberichten (mede) aan die [benadeelde 8] en [makelaarskantoor 3] en [notariskantoor 3] te zenden inhoudende onder meer:
11-04-2020: een email (mede aan [makelaarskantoor 3] en [notariskantoor 3] ) voorzien van de tekst ‘er hebben activiteiten plaatsgevonden tussen de bank en de notaris’ en
14-04-2020: een email met het onderwerp ‘transactie aan notaris’, verzonden door [D] , assistent vermogensmanager Rabobank en
24-04-2020: een email voorzien van de tekst, ‘Zojuist heeft de DNB mij laten weten dat er vanuit mijn Rabobank rekening gelden worden overgemaakt naar uw rekening’.
Feit 4
in de periode van 1 juni 2020 tot en met 7 oktober 2020 te [plaats 4] , in de gemeente Olst-Wijhe, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten de afgifte van woongenot van een woning, gelegen op/aan de [adres 8] te [plaats 4] , door
- aanvang juni 2020 voornoemde [benadeelde 2] te benaderen (in aanwezigheid van zijn echtgenote en aankoopmakelaar) en (daarbij) zich voor te doen als potentiële koper van voornoemde woning (en bijbehorende B&B) gelegen op/aan de [adres 8] te [plaats 4] en (daarbij) die [benadeelde 2] kenbaar te maken voornoemde woning te willen kopen voor 795.000,00 euro en (vervolgens)
- op 2 juli 2020 een voorlopig koopcontract van voornoemde woning (mede) te ondertekenen en (daarbij) overeen te komen dat een bedrag van 79.500,- vóór 01 juli 2020 zal worden betaald en (vervolgens) gelijktijdig een huurcontract (1500,- euro per maand) te ondertekenen voor het verblijf van verdachte en zijn gezin in voornoemde naastgelegen B&B, als zijnde tijdelijk onderkomen en
- in de periode van 6 juni 2020 tot en met 6 augustus 2020 email- en WhatsAppberichten (mede) aan die [benadeelde 2] en [notariskantoor 2] en makelaar [E] te zenden inhoudende onder meer:
06-06-2020: een e-mail aan [notariskantoor 2] voorzien van de tekst ‘dat een leenovereenkomst was opgesteld tussen de holding van verdachte en verdachte als privépersoon en dat document(en) en jaarrekeningen die zijn vermogen kunnen aantonen zo spoedig mogelijk volgen’ en
09-07-2020: een WhatsApp bericht voorzien van de tekst ‘Goedemorgen [benadeelde 2] . Ik heb de overboeking vanuit Italië kunnen storneren en doe meteen een nieuwe boeking naar je’ en
27-07-2020: een email van de heer [F] ( [naam accountantskantoor] Amsterdam) voorzien van de tekst ‘Ik ben de accountant van de heer [verdachte] . Ik wil graag een controle email van u ontvangen zodat ik u kan informeren over het verloop van de verkoop van uw woning aan [verdachte] ’ en
31-07-2020: een e-mail van [F] voorzien van de tekst ‘het geld is vanuit Italië onderweg naar onze rekening’ en
03-08-2020: een e-mail van [F] voorzien van de tekst ‘z.s.m. zal 11.000,- en 1500,- en 750,- euro worden overgemaakt naar jouw rekening’ en
06-08-2020: een e-mail gericht aan [notariskantoor 2] (en mede aan aangever) voorzien van de tekst ‘in onze cloud staan de volgende documenten voor u klaar:
1. verklaring omtrent de herkomst van het vermogen van de heer [verdachte]
2. jaaropgaven van de holding [bedrijf 1] s.r.l.a.
3. leenovereenkomst tussen [bedrijf 1] en de heer [verdachte]
4. verklaring van de Italiaanse fiscus met betrekking tot het vermogen van de heer [verdachte] in Italië’.
Feit 5
in de periode van 7 januari tot en met 29 januari 2020 te [plaats 2] , in de gemeente Voorst, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een geschrift ‘Rekeningafschrift Rabo Basisrekening’ op naam van [verdachte] , [adres 5] , [postcode] [plaats 2] GEM Voorst en voorzien van: rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of datum aanmaak afschrift 29-01-2020 en Beginsaldo 5.675.000.00 Cr en/of Eindsaldo 5.400.000.00 Cr en een overboeking op datum 28-01 naar rekening [rekeningnummer 2] op naam van [notariskantoor 4] B.V. (verwerkingsdatum: 28-01-2020) en het bedrag 275.000,00;
en
- een geschrift ‘Details afschrijving Rabo Bankieren’ op naam van [verdachte] en voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] en de naam van [notariskantoor 4] B.V. en het bedrag - € 2.750.000,00 AF en tegenrekening [rekeningnummer 2] en verwerkingsdatum 16 januari 2020 en bijgeschreven bij ontvanger 17 Jan 2020, 17:22 en Aangemaakt op 16 januari 2020 en voorzien van het logo van Coöperatieve Rabobank U.A., als ware het echt en onvervalst,
door voornoemde documenten te overhandigen en/of te tonen aan (medewerkers van) [notariskantoor 4] B.V. en [makelaarskantoor 4] , teneinde zijn kredietwaardigheid te tonen en daarmee te bevestigen dat hij, verdachte, het (aankoop)bedrag van de door hem, verdachte, aangekochte woning (perceel [adres 9] te [plaats 5] ) aan voornoemd Notariskantoor heeft overgemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
05-194787-18 feiten 2, 3 en 4 en 05-337502-22 feiten 2, 3 en 4
oplichting, meermalen gepleegd.
05-194787-18 feit 4
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
05-337502-22 feit 5
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden – kort gezegd – een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling, het meewerken aan diagnostiek, het vinden van dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en als bijzondere voorwaarden op te leggen de voorwaarden zoals deze door de reclassering worden geadviseerd, eventueel in combinatie met een taakstraf. De verdediging heeft bepleit dat de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 05-194787-18 van oordeel is gaan lopen op l oktober 2018 nu verdachte op die dag buiten heterdaad in zijn woning is aangehouden, driemaal is verhoord en een bekennende verklaring heeft afgelegd. De strafzaak had dan ook met een einduitspraak moeten zijn afgedaan op l oktober 2020. De redelijke termijn is bij einduitspraak overschreden met de duur van 3 jaren en ongeveer 2 maanden. De verdediging verzoekt de rechtbank daarmee in strafmatigende zin rekening te houden. De verdediging heeft er verder op gewezen dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is, en dat verdachte ten gevolge van het bewezenverklaarde er eerder financieel op achteruit is gegaan, dan dat hij daaruit financieel voordeel heeft verkregen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier oplichtingen, waarbij hij ten behoeve van die oplichtingen, meerdere geschriften heeft vervalst en daarvan gebruik heeft gemaakt alsof die geschriften echt waren. Met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen heeft verdachte interesse getoond in dure te koop staande woningen, en zich bij de verkopers daarvan voorgedaan als een vermogend koper. Daarbij heeft verdachte zich onder andere bediend van een web van leugens en valse geschriften zoals bank- en rekeningafschriften en e-mails. Verdachte riep hiermee bij de verkopers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven (namelijk dat hij in staat was de woning te kopen), waardoor de verkopers in hem een geschikte koper zagen en met hem een koopovereenkomst aangingen. Na het sluiten daarvan hebben de verkopers verdachte een dienst verleend in de vorm van de afgifte van woongenot, door hem (en zijn gezin) in afwachting van de afronding van de koop, intrek te laten nemen in hun woning of een bijgebouw daarvan. De afgifte van dat woongenot is tot stand gekomen en in stand gehouden door de voortdurende leugens en het gebruik van valse geschriften door verdachte.
Verdachte heeft alle aangevers om de tuin geleid door een volledig valse voorstelling van zaken te creëren. Door de oplichtingen hebben meerdere slachtoffers ten onrechte lange tijd in de veronderstelling geleefd een voor hen zeer belangrijk bezit, hun woonhuis, te kunnen verkopen aan verdachte en in afwachting daarvan verdachte en zijn gezin alvast hun intrek laten nemen in het huis of een bijgebouw daarvan. Verdachte heeft daarbij van begin tot eind bedrieglijk gehandeld, enkel om zichzelf een beter gevoel te geven en boven zijn stand te kunnen leven. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen van aangevers ernstig beschaamd en dat bij een voor de aangevers zeer belangrijke en toch al impactvolle gebeurtenis, namelijk de verkoop van hun huis. De emotionele impact van zijn handelen is vanzelfsprekend hoog, en is ook gebleken uit de vorderingen tot schadevergoeding. Verdachte heeft zich daar ten tijde van het plegen van de feiten helemaal niet om bekommerd.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 10 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de zomer van 2022 door de politierechter is veroordeeld voor soortgelijke feiten, namelijk vastgoedfraude. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
De reclassering heeft op 30 oktober 2023 een definitief rapport over verdachte uitgebracht. In dat rapport staat kort samengevat het volgende omschreven. De reclassering komt tot de conclusie dat een forensische poliklinische behandeling van meerwaarde is. Tijdens deze behandeling kan de problematische jeugd van verdachte en de wijze waarop deze mogelijk heeft doorgewerkt in het delictgedrag, onderwerp van gesprek zijn. Verdachte geeft aan hier ook voor open te staan. De reclassering schrijft dat zij gezien het type delictgedrag en de wijze waarop dit plaatsvond niet de illusie heeft dat dit delictgedrag voor controle vatbaar is (anders dan het toezien op de behandeling). Het reclasseringstoezicht zal zich voornamelijk richten op gedragsverandering met behulp van de poliklinische behandeling. Er zal geen inhoud gegeven kunnen worden aan voorwaarden die zien op directe controle van het gedrag en het bijtijds signaleren van- en anticiperen op risico's op recidive. Naar aanleiding van een aangifte van een soortgelijke oplichting als bewezenverklaard ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft de reclassering het recidiverisico als hoog ingeschat, en heeft zij – naast de in het rapport geadviseerde bijzondere voorwaarden – tevens verplichte diagnostiek geadviseerd als bijzondere voorwaarde. De rechtbank neemt de adviezen van de reclassering over en sluit zich aan bij de conclusie dat verdachte behandeling nodig heeft voor zijn gedrag en dat het recidiverisico hoog is.
Ad informandum-feiten
De rechtbank is van oordeel dat er teveel onduidelijkheid bestaat omtrent de door de officier van justitie onder parketnummer 05-194787-18 ad informandum gevoegde feiten 5 en 6, ten aanzien van zowel de precieze pleegdata, als ten aanzien van het verwijt dat verdachte met betrekking tot die feiten precies wordt gemaakt. De summiere informatie die gegeven wordt bij de ad informandum feiten houdt onder meer twee enkele pleegdata in, die niet stroken en ook niet zonder meer onderbouwing of informatie zijn te koppelen aan de pleegperiode die in de aangiftes van de genoemde slachtoffers wordt genoemd. Al met al zal de rechtbank deze feiten dus niet meewegen in haar strafmaatoverweging.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf in dit geval geen rekening gehouden de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudedelicten, waarbij de oriëntatiepunten in verhouding staan tot bepaalde benadelingsbedragen. In deze zaak is het, in tegenstelling tot veel andere fraudezaken, niet mogelijk om een benadelingsbedrag vast te stellen en daarnaast staat de ernst van de feiten niet in verhouding tot het eventuele bedrag waarmee verdachte bevoordeeld is. De rechtbank heeft vooral gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte als hiervoor omschreven. Gelet daarop is een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt (gevangenisstraf) op zijn plaats. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in de zaak met het parketnummer 05-194787-18 is aangevangen op 1 oktober 2020. Dat betekent dat de redelijke termijn in die zaak met ruim 3 jaren is overschreden. De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
De rechtbank acht alles afwegend passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de algemene en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 3 jaren. Het recidiverisico is hoog, de feiten ernstig, en de problematiek van verdachte hardnekkig. Daarbij is ook van belang dat er sterke aanwijzingen zijn dat verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw een soortgelijke oplichting heeft gepleegd als bewezenverklaard. Alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn daarmee voor een proeftijd van 3 jaar noodzakelijk om het recidiverisico te kunnen inperken.

9.BENADEELDE PARTIJ

05-194787-18
In de zaak met parketnummer 05-194787-18 hebben [benadeelde 1] , [makelaarskantoor 1] en [bedrijf 2] 360 B.V. zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde 1] vordert 10% van de aankoopsom van zijn woning, en € 5.286,- proceskosten, ten gevolge van het onder feit 1 ten laste gelegde feit. [makelaarskantoor 1] vordert € 20.099,17 materiële schade, waaronder € 2.500,- arbeidskosten, ten gevolge van het onder feit 2 ten laste gelegde. Autobedrijf [bedrijf 2] B.V. vordert € 7.048,54 materiële schade (bestaande uit reparatiewerkzaamheden, onderzoekskosten en vervanging van de autosleutel), ten gevolge van het ad informandum gevoegde feit 5.
05-337502-22
In de zaak met parketnummer 05-337502-22 hebben [benadeelde 6] , [benadeelde 8] en [benadeelde 2] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde 6] vordert het bedrag dat hij aan verdachte heeft betaald voor de niet geleverde iMac (€ 750,-). [benadeelde 8] en [benadeelde 2] vorderen evenals [benadeelde 1] 10% van de aankoopsom van hun woning, als gevolg van de door verdachte gepleegde oplichting. [benadeelde 2] vordert daarnaast een bedrag van € 6.000,, bestaande uit vier maanden niet door verdachte betaalde huur en € 855,- immateriële schadevergoeding.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen tot vergoeding van de contractuele boete van 10% van de koopsom in alle gevallen toewijsbaar. Dat betreft rechtstreekse schade ten gevolg van de oplichtingen. Als verdachte het koopcontract was nagekomen hadden aangevers de woning kunnen verkopen. Verdachte had de waarborgsom moeten betalen. Dat er inzake [benadeelde 1] reeds een civiel verstekvonnis is gewezen vormt geen belemmering voor toewijzing. De vordering van [makelaarskantoor 1] kan deels worden toegewezen, tot
€ 2.500,-. De schade als gevolg van het niet betalen door de verkoper van de courtagefactuur is geen schade die aan verdachte kan worden toegerekend. De schade van [bedrijf 2] B.V. is voldoende onderbouwd en toewijsbaar. De gevorderde schade voor vier maanden niet betaalde huur door de heer [benadeelde 2] betreft eveneens toewijsbare schade. [benadeelde 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering voor zover deze ziet op immateriële schade. Daar is geen grond voor. De officier van justitie vindt dat ook de wettelijke rente moet worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de vorderingen tot vergoeding van de contractuele boete van 10% van de koopsom niet toewijsbaar. Dit betreft een standaardboete die in de meeste koopcontracten van een woning is opgenomen en staat los van de vraag of de verkoper ook daadwerkelijk schade heeft geleden, hetgeen bij de vordering van een benadeelde partij moet worden beoordeeld. Of daarvan in deze zaken sprake is en wat dan de hoogte is van de schade kan niet vastgesteld worden. De benadeelde partijen die deze schade vorderen dienen daarom voor wat betreft dat deel in ieder geval niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[bedrijf 2] B.V. moet niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering omdat de gevorderde schade niet in rechtstreeks verband staat met de bewezenverklaarde valsheid in geschrifte.
Ook [makelaarskantoor 1] moet niet-ontvankelijk te worden verklaard in diens vordering, omdat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde. [makelaarskantoor 1] heeft een contract afgesloten met [benadeelde 1] voor de verkoop van zijn woning en de aankoop van een andere woning. Als er tussen [benadeelde 1] en [makelaarskantoor 1] discussie is ontstaan over de te betalen nota voor de werkzaamheden van [makelaarskantoor 1] op basis van een contract dienen zij dit voor te leggen aan de burgerlijke rechter. De arbeidskosten zijn niet onderbouwd.
[benadeelde 6] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in diens vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
De heer [benadeelde 2] komt niet in aanmerking voor immateriële schadevergoeding. Daar is in dit geval geen grond voor. Met betrekking tot de gevorderde schade voor vier maanden huur geldt dat de vordering niet is onderbouwd. De vordering van de heer [benadeelde 2] dient daarom geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen tot vergoeding van de boete voor het niet betalen van de waarborgsom
De rechtbank stelt vast dat in de overeengekomen koopcontracten een boetebeding is opgenomen inhoudende dat verdachte bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming ten behoeve van de wederpartij zonder rechterlijke tussenkomst terstond een opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom zal verbeuren. Het gaat hier dus om een tussen partijen overeengekomen boete en als de verkopende partij betaling vordert van die boete, dan is de grondslag van die vordering nakoming van het boetebeding in de overeenkomst.
In een strafzaak is de grondslag voor schadevergoeding een overtreding van een van de verboden in het Wetboek van Strafrecht, wat een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek oplevert. Dat is een andere grondslag voor schadevergoeding dan nakoming van een contractueel boetebeding. Bij de vordering van een benadeelde partij op grond van onrechtmatige daad moet worden beoordeeld of daadwerkelijk schade is geleden als gevolg van het strafbare feit (causaal verband). Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat hiervan sprake is. De rechtbank verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 8] en [benadeelde 2] ten aanzien van dit deel van hun vorderingen daarom niet-ontvankelijk.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de poging tot oplichting van de heer [benadeelde 1] . Verdachte wordt weliswaar veroordeeld voor het vervalsen van een brief uit naam van Credit Suisse (feit 4, eerste gedachtestreepje) die hij aan de heer [benadeelde 1] heeft getoond, maar de rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat alleen het vervalsen van deze brief rechtstreeks heeft geleid tot de gevorderde schade. De heer [benadeelde 1] wordt daarom (ook) voor wat betreft de vordering tot vergoeding van de proceskosten niet-ontvankelijk verklaard.
Benadeelde partij [makelaarskantoor 1]
Gezien de bewezenverklaring van de oplichting van [makelaarskantoor 1] en de motivering van de schade is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde vergoeding voor gemaakte arbeidskosten ten bedrage van € 2.500,- voor vergoeding in aanmerking komt. De courtagenota van 1,5% over de woningwaarde is geen nota voor door de makelaar verrichte werkzaamheden ten gevolge van de oplichtingshandelingen van verdachte, maar een afgesproken betaling tussen de makelaar en de heer [benadeelde 1] voor wanneer de makelaar zijn zou hebben verkocht. De makelaar wordt daarom voor de vordering met betrekking tot deze kostenpost niet-ontvankelijk verklaard.
Benadeelde partij [bedrijf 2] B.V.
De rechtbank neemt het ad informandum gevoegde oplichtingsfeit ten aanzien van [bedrijf 2] B.V. niet mee. Verdachte wordt weliswaar veroordeeld voor de vervalsing van een transactieoverzicht van SNS Bank (feit 4, tweede gedachtestreepje) dat hij aan het autobedrijf heeft getoond, maar de rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat alleen het vervalsen van dit geschrift in onvoldoende rechtstreeks verband staat tot de gevorderde schade. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De heer [benadeelde 2] vordert onder andere misgelopen huurinkomsten ten gevolge van de oplichting van verdachte. De rechtbank constateert dat verdachte als gevolg van de oplichting van de heer [benadeelde 2] gedurende vier maanden woongenot heeft gehad zonder daarvoor de overeengekomen termijnbedragen te betalen. Voor de heer [benadeelde 2] zijn dit gederfde inkomsten ten gevolge van de oplichting. Dit betreft rechtstreekse schade als gevolg van de oplichting, omdat de heer [benadeelde 2] zijn bed & breakfast, ware hij niet opgelicht, aan een andere, wel betalende huurder, had kunnen verhuren voor het gevorderde bedrag. De rechtbank wijst het bedrag van € 6.000,00 aan materiële schade toe. Zoals hiervoor overwogen wordt de heer [benadeelde 2] m.b.t. het gevorderde boetebedrag uit de koopovereenkomst niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Voor wat betreft de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. De aard en de ernst van de normschending (zoals beschreven in de strafmotivering onder de ernst van het feit) brengen in dit geval mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Benadeelde partij [benadeelde 6]
Verdachte is vrijgesproken van het feit waarop de vordering tot schadevergoeding van de heer [benadeelde 6] is gebaseerd. De heer [benadeelde 6] is daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen vordering gedaan met betrekking tot de voorlopige hechtenis.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verzoek gedaan met betrekking tot de voorlopige hechtenis.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de schorsing van het bevel gevangenhouding opheffen per heden. Verdachte wordt veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor de feiten waarvoor dit (geschorste) bevel is afgegeven. De gronden waarop de voorlopige hechtenis thans rust zijn nog onverkort van toepassing, het recidiverisico is toegenomen sinds de vorige beslissing over de voorlopige hechtenis, door sterke aanwijzingen dat verdachte in de schorsing van de voorlopige hechtenis opnieuw een oplichting heeft begaan. Het maatschappelijk belang prevaleert in dit geval, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en het hoge recidiverisico, boven het persoonlijk belang van verdachte om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in vrijheid af te wachten. De door verdachte en de verdediging in het kader van de strafmaat naar voren gebrachte persoonlijke belangen leiden niet tot een ander oordeel.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 05-194787-18 en 05-337502-22 onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* zich blijft melden zich bij Reclassering Nederland op het adres P.J. Oudweg 1 te Almere. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* naast de lopende ambulante behandeling, diagnostiek laat uitvoeren door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien voortvloeit uit de diagnostiek dat een andere behandeling nodig is, zal verdachte hier zijn medewerking aan moeten verlenen;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 6.855,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente:
over een bedrag van € 1.500 vanaf 2 juli 2020;
over een bedrag van € 1.500 vanaf 1 augustus 2020;
over een bedrag van € 1.500 vanaf 1 september 2020;
over een bedrag van € 1.500 vanaf 1 oktober 2020; en
over een bedrag van € 855,- vanaf 7 oktober 2020;
tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 6.855,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente:
over een bedrag van € 1.500 vanaf 2 juli 2020
over een bedrag van € 1.500 vanaf 1 augustus 2020;
over een bedrag van € 1.500 vanaf 1 september 2020;
over een bedrag van € 1.500 vanaf 1 oktober 2020; en
over een bedrag van € 855,- vanaf 7 oktober 2020;
tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 69 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [makelaarskantoor 1]
  • wijst de vordering van [makelaarskantoor 1] toe tot een bedrag van € 2.500,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [makelaarskantoor 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [makelaarskantoor 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [makelaarskantoor 1] aan de Staat € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [bedrijf 2] BV
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [bedrijf 2] BV
  • verklaart [bedrijf 2] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
  • verklaart [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens voorzitter, mrs. G.A. Bos en H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2023.
Mrs. G.A. Bos en R.H.A. de Poot zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
05-194787-18
1
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2018 tot en met 31 juli 2018 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] te bewegen tot afgifte van een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] , in elk geval enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
- een of meermalen de voornoemde woning heeft bezocht,
- zich voor heeft gedaan als een vermogende potentiële koper,
- heeft aangegeven de woning voor de vraagprijs van 1097000 euro te willen kopen,
- heeft aangegeven een waarborgsom van 500 000 euro te willen betalen in plaats van 10% van de verkoopprijs,
- een valse/vervalste brief van Credit Suisse heeft overhandigd waaruit bleek dat de betaling van de waarborgsom werd opgehouden door onderzoek van Bureau Financieel Toezicht en De Nederlandsche Bank en/of
- meerdere berichten heeft gestuurd met leugenachtige verklaringen voor het uitblijven van de betaling van de waarborgsom, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2018 tot en met 31 juli 2018 te Putten, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] en/of [makelaarskantoor 1] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het verrichten van werkzaamheden als makelaar, in elk geval enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door
- zich te melden bij voornoemde makelaar om een woning gelegen aan de [adres 2] te bezichtigen,
- na de bezichtiging mede te delen dat hij de woning wilde kopen voor de vraagprijs zonder ontbindende voorwaarden,
- zich voor te doen als een vermogende potentiële koper,
- een voorlopig koopcontract te tekenen,
- een valse/vervalste brief van de bank Credit Suisse te (laten) versturen waarin werd medegedeeld dat de waarborgsom zou worden overgeboekt,
- een of meer valse/vervalste bankafschriften te tonen van (een) bankoverschrijving(en) van de Credit Suisse naar [notariskantoor 1]
- mede te delen dat de betaling achterbleef vanwege een onderzoek van de FIOD en De Nederlandsche Bank;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 1 oktober 2018 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (Pagina 2)
[benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] heeft bewogen tot afgifte van een goed en/of het verlenen van een dienst, te weten (het verhuren en/of ter beschikking stellen van) zijn/haar/hun woning aan de [adres 3] te [plaats 1] , in elk geval enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door - aan te geven bij de makelaar de woning te willen huren voor 1500 euro per maand,
- een huurovereenkomst te tekenen,
- een of meer valse/vervalste screenshots van (een) bankoverschrijving(en) van de bank Credit Suisse te tonen,
- ( vervolgens) aan te geven voornemens te zijn de woning aan te kopen voor de vraagprijs,
- zich voor te doen als een vermogende potentiële koper,
- een voorlopig koopcontract te tekenen en/of
- meerdere berichten te sturen met (leugenachtige) verklaringen voor het uitblijven van betaling van de huurprijs en borg;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 1 oktober 2018 te Putten, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een brief uit naam van Credit Suisse gedateerd op 3 juli 2018,
- een transactieoverzicht van SNS bank met daarop een schijnbare overschrijving aan [bedrijf 2] van 10 500 euro,
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [bedrijf 3] van 48 850 euro,
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [benadeelde 4] van 6000 euro,
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [benadeelde 4] van 7500 euro en/of
- een transactieoverzicht van Credit Suisse met daarop een schijnbare overschrijving aan [notariskantoor 1] van 109 700 euro heeft vervalst door voor die transactieoverzicht(en) en/of brief/brieven teksten en/of afbeeldingen van het internet te halen en/of te bewerken met een computerprogramma (paint) en/of die transactieoverzicht(en) en/of brief/brieven te voorzien van zijn persoonsgegevens met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten
Ter terechtzitting zal onderstaand door u bekend strafbaar feit ter kennis van de rechter worden gebracht. De rechter kan aldus bij het bepalen van de straf ook met dat feit rekening houden. Doet de rechter dit dan kunt u dat feit als strafrechtelijk afgedaan beschouwen.
5
Plaats Putten, gemeente Putten
Datum en tijd 01 augustus 2018
Omschrijving feit Oplichting
6
Plaats Putten, gemeente Putten
Datum en tijd 01 september 2018
Omschrijving feit Poging tot oplichting
05-337502-22
1
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2021 tot en met 19 maart 2021 te Arnhem, althans in Nederlandmet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van 750,- euro, althans van enig geld en/of goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door
-via WhatsApp contact met die [benadeelde 6] een bestelling van een computer (iMac 21 inch 3,6 4K) aan te nemen en/of (daarbij)
-een betaalverzoek via TIKKIE aan die [benadeelde 6] te zenden en/of (daarbij) kenbaar te maken dat het geld overgemaakt dient te worden op rekening [rekeningnummer 3] (omschrijving JAZ [rekeningnummer 4] ) en/of
-op of omstreeks 13 maart 2021 die [benadeelde 6] een WhatsApp te sturen inhoudende onder meer de tekst: ‘de bestelling(en) worden verzameld en worden maandag geleverd’ en/of
-op of omstreeks 19 maart 2021 die [benadeelde 6] een bericht te sturen inhoudende onder meer de tekst ‘De bestelling is verwerkt en gaat maandag met de koerier mee’;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2019 tot en met 05 maart 2020 te [plaats 2] , in de gemeente Voorst, althans in Nederlandmet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam landgoed] en/of [benadeelde 7] (gevestigd op/aan de [adres 4] te [plaats 2] ) heeft bewogen tot de afgifte van woongenot van een woning, althans van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door
-zich als potentiële huurder van een woning gelegen (op voornoemd landgoed) op/aan [adres 5] te [plaats 2] voor te doen en/of (daarbij)
-tijdens de kennismaking met en/of bezichtiging van voornoemde woning een bankafschrift van Rabobank te tonen met daarop een saldo boven 1 miljoen euro en/of (vervolgens)
-overeen te komen een maandelijkse huur van 3200,- euro te voldoen en/of (daarbij) een bedrag van 6400,- euro heeft voldaan en/of overgemaakt op rekeningnummer van [benadeelde 7] en/of (vervolgens)
-op of omstreeks 25 oktober 2019 (na diverse betalingsherinneringen) aan [aangever 1] (rentmeester van [naam landgoed] ) kenbaar te maken dat hij, verdachte, de huur keurig had voldaan en/of (daarbij) aangegeven dat hij deze verschuldigde huur had betaald aan zijn voormalig huurbaas en/of (vervolgens)
-die [aangever 1] een emailbericht te tonen (afkomstig van de voormalig huurbaas) inhoudende onder meer de tekst ‘dat de huurbetalingen waren ontvangen, maar dat deze niet konden worden teruggestort’ en/of
-aanvang maart 2020 één of meer bankafschriften aan die [aangever 1] te tonen en/of (daarin) aan te tonen dat de verschuldigde huur was overgemaakt aan de heer [A] ;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 07 februari 2020 tot en met 30 juni 2020 te [plaats 3] , in de gemeente Olst-Wijhe, althans in Nederland,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 8] heeft bewogen tot de afgifte van woongenot van een woning, gelegen op/aan de [adres 6] te [plaats 3] , althans van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door
-op of omstreeks 08 februari 2020 te [plaats 3] aan die [benadeelde 8] kenbaar te maken dat hij, verdachte, diens woning, gelegen aan de [adres 7] te [plaats 3] , wilde aankopen voor een bedrag van 1.150.000,- euro en/of
-aan die [benadeelde 8] kenbaar te maken dat hij, verdachte, zijn vermogen had verkregen uit de verkoop van zijn internetbedrijf en/of dat hij, verdachte, zijn financiën had ondergebracht in Italië en Zwitserland en/of
-op 19 februari 2020 een voorlopig koopcontract te ondertekenen voor de aankoop van een woning, gelegen op/aan de [adres 7] te [plaats 3] (inclusief bijbehorende woning gelegen aan de [adres 6] te [plaats 3] ) voor een aankoopbedrag van 1.150.000,
- en/of (daarbij) overeen te komen dat een bedrag van 115.000,- euro (als zijnde waarborgsom) voor 02 maart 2020 op een derdenrekening van [notariskantoor 3] zal worden gestort en/of
-op 16 maart 2020, als toekomstig eigenaar van voornoemde woning(en), zijn intrek te nemen in de woning, gelegen op/aan [adres 6] te [plaats 3] en/of (daarbij) zijn goederen en/of inboedel op voornoemd perceel op te slaan en/of
-in of omstreeks de periode van 11 april 2020 tot en met 28 april één of meer emailberichten (mede) aan die [benadeelde 8] en/of [makelaarskantoor 3] en/of [notariskantoor 3] te zenden inhoudende onder meer:
11-04-2020: een email (mede aan [makelaarskantoor 3] en [notariskantoor 3] ) voorzien van de tekst ‘er hebben activiteiten plaatsgevonden tussen de bank en de notaris’ en/of
14-04-2020: een email met het onderwerp ‘transactie aan notaris’, verzonden door [D] , assistent vermogensmanager Rabobank en/of
24-04-2020: een email voorzien van de tekst, ‘Zojuist heeft de DNB mij laten weten dat er vanuit mijn Rabobank rekening gelden worden overgemaakt naar uw rekening’;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht ) (Pagina 3)
4
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2020 tot en met 07 oktober 2020 te [plaats 4] , in de gemeente Olst-Wijhe, althans in Nederland,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van woongenot van een woning, gelegen op/aan de [adres 8] te [plaats 4] , althans van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door
-aanvang juni 2020 voornoemde [benadeelde 2] te benaderen (in aanwezigheid van zijn echtgenote en aankoopmakelaar) en/of (daarbij) zich voor te doen als potentiële koper van voornoemde woning (en bijbehorende B&B) gelegen op/aan de [adres 8] te [plaats 4] en/of (daarbij) die [benadeelde 2] kenbaar te maken voornoemde woning te willen kopen voor 795.000,00 euro en/of (vervolgens)
-op of omstreeks 02 juli 2020 een voorlopig koopcontract van voornoemde woning (mede) te ondertekenen en/of (daarbij) overeen te komen dat een bedrag van 79.500,- vóór 01 juli 2020 zal worden betaald en/of (vervolgens) gelijktijdig een huurcontract (1500,- euro per maand) te ondertekenen voor het verblijf van verdachte en/of zijn gezin in voornoemde naastgelegen B&B, als zijnde tijdelijk onderkomen en/of
-in of omstreeks de periode van 06 juni 2020 tot en met 06 augustus 2020 één of meer email- en/of WhatsAppberichten (mede) aan die [benadeelde 2] en/of [notariskantoor 2] en/of makelaar [E] te zenden inhoudende onder meer:
06-06-2020: een email aan [notariskantoor 2] voorzien van de tekst ‘dat een leenovereenkomst was opgesteld tussen de holding van verdachte en verdachte als privépersoon en dat document(en) en jaarrekeningen die zijn vermogen kunnen aantonen zo spoedig mogelijk volgen’ en/of
09-07-2020: een WhatsApp bericht voorzien van de tekst ‘Goedemorgen [benadeelde 2] . Ik heb de overboeking vanuit Italië kunnen storneren en doe meteen een nieuwe boeking naar je’ en/of
27-07-2020: een email van de heer [F] ( [naam accountantskantoor] Amsterdam) voorzien van de tekst ‘Ik ben de accountant van de heer [verdachte] . Ik wil graag een controle email van u ontvangen zodat ik u kan informeren over het verloop van de verkoop van uw woning aan [verdachte] ’ en/of
31-07-2020: een email van [F] voorzien van de tekst ‘het geld is vanuit Italië onderweg naar onze rekening’ en/of
03-08-2020: een email van [F] voorzien van de tekst ‘z.s.m. zal 11.000,- en 1500,- en 750,- euro worden overgemaakt naar jouw rekening’ en/of
06-08-2020: een email gericht aan [notariskantoor 2] (en mede aan aangever) voorzien van de tekst ‘in onze cloud staan de volgende documenten voor u klaar:
1.verklaring omtrent de herkomst van het vermogen van de heer [verdachte]
2.jaaropgaven van de holding [bedrijf 1] s.r.l.a.
3.leenovereenkomst tussen [bedrijf 1] en de heer [verdachte]
4.verklaring van de Italiaanse fiscus met betrekking tot het vermogen van de heer [verdachte] in Italië’;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 te [plaats 2] , in de gemeente Voorst, althans in Nederland, geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
- een geschrift ‘Rekeningafschrift Rabo Basisrekening’ op naam van [verdachte] , [adres 5] , [postcode] [plaats 2] GEM Voorst en voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] te voorzien van:
* datum aanmaak afschrift 29-01-2020 en/of
* Beginsaldo 5.675.000.00 Cr en/of
* Eindsaldo 5.400.000.00 Cr en/of
* een overboeking op datum 28-01 naar rekening [rekeningnummer 2] op naam van [notariskantoor 4] B.V. (verwerkingsdatum: 28-01-2020) en het bedrag 275.000,00 en/of
- een geschrift ‘Details afschrijving Rabo Bankieren’ op naam van [verdachte] en voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] te voorzien van:
* [notariskantoor 4] B.V. en/of het bedrag € 2.750.000,00 AF en/of
* tegenrekening [rekeningnummer 2] en/of * verwerkingsdatum 16 januari 2020 en/of
* bijgeschreven bij ontvanger 17 Jan 2020, 17:22 en/of
* Aangemaakt op 16 januari 2020 en/of (daarbij) Voornoemd document te voorzien van het logo van Coöperatieve Rabobank U.A.;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 januari tot en met 29 januari 2020 te [plaats 2] , in de gemeente Voorst, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een geschrift ‘Rekeningafschrift Rabo Basisrekening’ op naam van [verdachte] , [adres 5] , [postcode] [plaats 2] GEM Voorst en voorzien van: rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of datum aanmaak afschrift 29-01-2020 en/of Beginsaldo 5.675.000.00 Cr en/of Eindsaldo 5.400.000.00 Cr en/of een overboeking op datum 28-01 naar rekening [rekeningnummer 2] op naam van [notariskantoor 4] B.V. (verwerkingsdatum: 28-01-2020) en het bedrag 275.000,00;
en/of
- een geschrift ‘Details afschrijving Rabo Bankieren’ op naam van [verdachte] en voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of de naam van [notariskantoor 4] B.V. en/of het bedrag -€ 2.750.000,00 AF en/of tegenrekening [rekeningnummer 2] en/of verwerkingsdatum 16 januari 2020 en/of bijgeschreven bij ontvanger 17 Jan 2020, 17:22 en/of Aangemaakt op 16 januari 2020 en/of voorzien van het logo van Coöperatieve Rabobank U.A.,als ware het echt en onvervalst,
door voornoemde documenten te overhandigen en/of te tonen aan (medewerkers van) [notariskantoor 4] B.V. en/of [makelaarskantoor 4] , teneinde zijn kredietwaardigheid te tonen en/of daarmee te bevestigen dat hij, verdachte, het (aankoop)bedrag van de door hem, verdachte, aangekochte woning (perceel [adres 9] te [plaats 5] ) aan voornoemd Notariskantoor heeft overgemaakt; (art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. oktober 2018, genummerd PL0600-2018443531, opgemaakt door politie Oost-Gelderland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 248. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 224.
3.Pagina 225.
4.Pagina 179.
5.Pagina 180.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 29 december 2022, genummerd PL0600-2021005598, opgemaakt door politie Oost-Gelderland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 440. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Pagina 321.
8.Pagina 322.
9.Pagina 323.
10.Pagina 17.
11.Pagina 18.
12.Pagina 19.
13.Pagina 21.
14.Pagina 22.
15.Pagina 57.
16.Pagina 58.
17.Pagina 59.
18.Pagina 60.
19.Pagina 61.