ECLI:NL:RBMNE:2023:6375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
10767490 \ UV EXPL 23-250
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens structurele overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Rhenam Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eiser, Rhenam Wonen, vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege structurele en langdurige overlast die hij zou veroorzaken. Ondanks dat [gedaagde] momenteel in een zorginstelling verblijft, is er geen garantie dat de overlast zal stoppen bij zijn terugkeer. De rechter oordeelde dat het belang van de omwonenden, die recht hebben op een veilige woonomgeving, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven. De huurder had eerder afspraken gemaakt met Rhenam Wonen om mee te werken aan hulpverlening, maar deze afspraken zijn niet nagekomen. De rechter concludeerde dat de overlast een ernstige tekortkoming in de huurovereenkomst vormt, en dat Rhenam Wonen niet kan worden verplicht om een bodemprocedure af te wachten. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor [gedaagde] om de woning te verlaten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Rhenam Wonen, die in totaal € 1.184,32 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Rhenam Wonen het vonnis direct kan uitvoeren indien [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10767490 \ UV EXPL 23-250
Vonnis in kort geding van 30 november 2023
in de zaak van
STICHTING RHENAM WONEN,
gevestigd te Rhenen,
eisende partij,
hierna te noemen: Rhenam Wonen,
gemachtigde: mr. C.A. Hage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.R. Jaarsma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 16 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Hierna is bepaald dat het vonnis vandaag wordt gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 18 december 2019 van Rhenam Wonen de woning aan het adres [adres] in [plaats] . De woning bevindt zich op de bovenste etage van een galerijflat met in totaal 75 woningen.
2.2.
In mei 2022 is [gedaagde] gedwongen opgenomen. Na zijn terugkeer in de woning, hebben Rhenam Wonen en [gedaagde] op 10 mei 2022 een vaststellingsovereenkomst gesloten, naar aanleiding van de overlastmeldingen over [gedaagde] die Rhenam Wonen had ontvangen van omwonenden. In die overeenkomst staat onder andere dat [gedaagde] zal meewerken aan de hulpverlening en begeleiding van [instelling] en dat als hij weer overlast veroorzaakt, Rhenam Wonen over zal gaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.
2.3.
In januari 2023 is [gedaagde] nogmaals gedwongen opgenomen. In mei 2023 is hij teruggekeerd naar de woning. Rhenam Wonen heeft sinds eind augustus 2023 weer overlastmeldingen over [gedaagde] ontvangen van omwonenden.
2.4.
Op 5 oktober 2023 is [gedaagde] opnieuw met een zorgmachtiging opgenomen bij [instelling] . De zorgmachtiging loopt tot 28 juli 2024.
2.5.
Omdat [gedaagde] volgens Rhenam Wonen structureel overlast veroorzaakt en [gedaagde] zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden, vordert Rhenam Wonen in dit kort geding ontruiming van de woning. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst heeft Rhenam Wonen ingetrokken. Rhenam Wonen stelt dat het woongenot van de omwonenden zodanig is aangetast dat zij de huurovereenkomst in redelijkheid niet langer kan laten voortduren en dat, vooruitlopend daarop, ontruiming de enige mogelijke en passende oplossing is om de veiligheid van de omwonenden te waarborgen.
2.6.
[gedaagde] heeft – kort gezegd – het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] betwist dat hij overlast veroorzaakt. Volgens hem gaan de klachten over andere bewoners van de flat. Bovendien is één van de doelstellingen van zijn opname dat er voorwaarden worden geschept om [gedaagde] in zijn eigen woning te laten blijven wonen. Hij heeft dus groot belang bij het behouden van de woning.
2.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet er sprake zijn van een spoedeisend belang. Rhenam Wonen heeft er belang bij dat een eventuele overlast gevende situatie zo snel mogelijk wordt beëindigd. Het feit dat [gedaagde] op dit moment gedwongen is opgenomen bij [instelling] en dus op dit moment geen overlast kan veroorzaken, maakt niet dat er geen spoedeisend belang is. Het is op dit moment niet duidelijk wanneer [gedaagde] zal terugkeren naar de woning, maar het is in ieder geval niet zeker dat [gedaagde] tot de einddatum van de zorgmachtiging opgenomen blijft bij [instelling] . Bij eerdere opnames is [gedaagde] namelijk ook eerder teruggekeerd naar de woning en die eerdere opnames hebben de overlast niet doen stoppen. Van Rhenam Wonen kan niet verlangd worden dat zij afwacht of dat nu anders is.
Toetsingskader in dit kort geding
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op ten eerste de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar de feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding.
3.3.
Een bij voorlopige voorziening gevorderde ontruiming is dus slechts gerechtvaardigd als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Tekortkoming in de nakoming: structurele overlast
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] structureel en langdurig overlast (heeft) veroorzaakt voor de omwonenden. Dat is een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Hoewel [gedaagde] betwist dat hij overlast veroorzaakt, is er geen aanleiding om te twijfelen aan de klachten die omwonenden hebben gedaan. Rhenam Wonen heeft meerdere (schriftelijke) klachten ontvangen van verschillende omwonenden, waarin staat dat [gedaagde] (zowel overdag als ’s nachts) bonkt en tikt op de muren, met een hamer op de leidingen en verwarming tikt en boort in de muren. Ook loopt [gedaagde] rond op verschillende etages van de flat en kijkt hij bij omwonenden naar binnen. Uit de meldingen volgt dat dit gedrag van [gedaagde] bij de omwonenden veel onrust en angst veroorzaakt, dat zij hier wakker van liggen en dat zij zich niet meer veilig voelen in hun woning. De heer De [A] , [functie] bij Rhenam Wonen, en de heer [B] , wijkagent, hebben deze klachten en het beeld dat daarin wordt geschetst ook bevestigd tijdens de mondelinge behandeling. De stelling van [gedaagde] dat er (ook) klachten zijn over andere bewoners van de flat, neemt niet weg dat veel omwonenden overlast van hem ervaren. De kantonrechter gaat bovendien in deze procedure niet over de eventuele klachten tegen andere omwonenden. Dit verweer van [gedaagde] maakt voor het oordeel dan ook geen verschil.
3.5.
Hoewel [gedaagde] op dit moment niet in de woning verblijft en de overlast daarmee (tijdelijk) gestopt is, is er ook geen vooruitzicht op dat de overlast wegblijft als [gedaagde] terugkeert naar de woning. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling immers verteld dat hij eerder niet meewerkte aan de hulpverlening, omdat hij het FACT-team van [instelling] niet vertrouwd. [gedaagde] lijkt in de toekomst ook niet aan deze hulpverlening mee te willen werken.
Belangenafweging
3.6.
Vanwege de ernst, de duur en de frequentie van de door [gedaagde] veroorzaakte overlast, kan van Rhenam Wonen niet gevergd worden een bodemprocedure af te wachten. Rhenam Wonen is verantwoordelijk voor het ongestoord huurgenot en een veilige woonomgeving van haar andere huurders. Zij heeft zich hier voor ingezet, door bijvoorbeeld samen met [gedaagde] tot een oplossing te komen door een vaststellingsovereenkomst te sluiten, maar dat heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. [gedaagde] heeft zich immers niet aan de afspraken gehouden. Hij heeft niet meegewerkt aan hulpverlening en heeft opnieuw overlast veroorzaakt. De kantonrechter begrijpt dat het hebben van een woning van belang is voor [gedaagde] om na afloop van zijn zorgmachtiging de hulp te kunnen ontvangen die hij nodig heeft, maar tijdens de zitting is gebleken dat, als [gedaagde] daaraan meewerkt en zich houdt aan de daaraan gestelde voorwaarden, er ook andere huisvestingsmogelijkheden voor hem zijn vanuit de gemeente. Het belang van de omwonenden op een veilige woonomgeving, waar Rhenam Wonen verantwoordelijk voor is, weegt in dit geval dan ook zwaarder dan het belang van [gedaagde] om in deze woning te blijven wonen.
Ontruiming
3.7.
Gelet op het bovenstaande wordt op de beëindiging van de huurovereenkomst vooruit gelopen en wordt de gevorderde ontruiming toegewezen. [gedaagde] moet de woning dan ook verlaten. De termijn waarbinnen [gedaagde] dat moet doen wordt vastgesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Proceskosten
3.8.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief de nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Rhenam Wonen als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,32
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
793,00
132,00
(kort geding tarief gemiddeld)
Totaal
1.184,32
Uitvoerbaar bij voorraad
3.9.
Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat Rhenam Wonen het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van Rhenam Wonen om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder overweging 3.6. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van de omwonenden, en daarmee de belangen van Rhenam Wonen, zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. [gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] in [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Rhenam Wonen zijn, en de sleutels af te geven aan Rhenam Wonen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Rhenam Wonen tot dit vonnis vastgesteld op € 1.184,32,te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.