ECLI:NL:RBMNE:2023:6373

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
16-062354-23, 16-023384-23 (gev. ttz), 13-236678-21 (tul) en 96-341863-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en meerdere winkeldiefstallen met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 29 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner en meerdere winkeldiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 maart 2023 in Almere zijn ex-partner heeft mishandeld door haar met vuisten te slaan en te wurgen, wat resulteerde in zichtbaar letsel. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij zijn ex-partner heeft geslagen en gebeten, maar ontkende het wurgen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere geweldshandelingen omdat deze geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrachten. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een koffiezetapparaat en levensmiddelen in mei 2022, waarbij hij samen met een ander handelde. De rechtbank achtte deze diefstallen wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 108 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en wees een schadevergoeding van €350 toe aan de benadeelde partij, de ex-partner van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16-062354-23 (P), 16-023384-23 (gev. ttz), 13-236678-21 (tul) en
96-341863-21 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. de Wit, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
parketnummer 16-062354-23
primair:in de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair:in de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te Almere zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld;
parketnummer 16-023384-23
1.op 22 mei 2022 te Almere samen met een ander een koffiezetapparaat en/of
een barbecue heeft gestolen van de [winkel] ;
2.op 22 mei 2022 te Almere een koffiezetapparaat heeft gestolen van de
[winkel] ;
3.op 29 mei 2022 te Almere samen met een ander levensmiddelen heeft gestolen van de [winkel] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 16-062354-23 het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van parketnummer 16023384-23 acht de officier van justitie het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 16-062354-23 vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde, alle geweldshandelingen tezamen leiden namelijk niet tot de aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, zij het dat uitsluitend een kortere periode (alleen op 2 maart 2023) kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16-062354-23
Bewijsmiddelen [1]
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 2 maart 2023 spraken wij met [slachtoffer] in haar woning te [plaats] . Zij gaf aan dat zij ruzie had gehad met [verdachte] en dat hij haar had geslagen op haar hoofd. Hierdoor heeft zij letsel opgelopen. Bovendien gaf zij aan dat [verdachte] haar had gewurgd. Wij zagen dat [slachtoffer] twee bulten op haar voorhoofd had en dat zij wondjes en striemen in haar nek had. Wij zagen dat zij onder haar linkeroog een verkleuring had van mogelijk een eerder verkregen klap. We hoorden [slachtoffer] zeggen dat [verdachte] haar ook heeft gebeten. Wij zagen op haar rug een verse bijtafdruk zitten. [2]
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
[slachtoffer] vertelde mij: “Vannacht, in de nacht van 2 maart 2023, werd [verdachte] heel boos op mij en sloeg mij met een vuist meerdere malen op mijn hoofd en lichaam. Vervolgens duwde hij mij meerdere keren en beet mij in mijn rug. Hij heeft mij drie keren gewurgd gedurende minimaal vijf seconden. Van alle mishandelingen heb ik zichtbaar letsel en echt veel pijn. Ik heb blauwe plekken op mijn benen en armen, een bijtafdruk op mijn rug, een blauw oog, twee grote bulten met een litteken op mijn voorhoofd, striemen en bloedkrassen in mijn nek en meerdere open bloedwondjes.” [3]
In een
letselrapportage forensische geneeskunde betreffende [slachtoffer]is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
- Lichaamsdeel: rug
Beschrijving: op de rug, rechts van het midden ter hoogte van rechterflank, is een in een ovale vorm gegroepeerde aantal scherpbegrensde paarse huidverkleuringen zichtbaar met een doorsnede van ongeveer 3x5 mm per huidafwijking. De huidafwijking zijn onderhuidse bloeduitstortingen. Boven in de ovaalvorm zijn 7 bloeduitstortingen zichtbaar, onderin 4. Centraal is er een vaagbegrensde paarsblauwe verkleuring (12x9mm) van de huid zichtbaar. De huidafwijkingen zijn passend bij een bijtwond.
- Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: op het voorhoofd is een scherpbegrensde huidbeschadiging van 2 cm lang met korstvorming zichtbaar. Het is een genezende kraswond.
- Lichaamsdeel: hals
Beschrijving: rechts op de hals is een aantal scherpbegrensde huidbeschadigingen met korstvorming zichtbaar. Lengte variërend van 0,5 tot 2 cm. Het zijn genezende krasverwondingen, passend bij afweerletsel. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Op 2 maart 2023 hebben [slachtoffer] en ik ruzie gehad. Er ontstond een best wel heftige worsteling in de auto. Ik heb haar geduwd. Ik haar geslagen op haar lichaam en op haar hoofd, ze kon geen kant op. Ook heb ik haar gebeten. Dat was allemaal uit boosheid, er knapte iets in mij. Ik stond op dat moment niet meer voor mijzelf in. Ik wilde haar op dat moment pijn doen. We zijn haar woning binnengegaan, daar ging de ruzie verder.
Bewijsoverweging
Geweldshandelingen
Op basis van de voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft uit boosheid [slachtoffer] met zijn vuisten meermalen geslagen tegen haar hoofd en haar lichaam. Verdachte heeft [slachtoffer] ook gebeten in haar rug. Hoewel verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft gewurgd, wordt haar verklaring daarover ondersteund door de letselrapportage, waaruit blijkt dat [slachtoffer] huidbeschadigingen (krasverwondingen) heeft opgelopen in haar hals en door de waarneming van de verbalisant. De rechtbank heeft, ook in het licht van de geweldsuitbarsting van verdachte, geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] over het wurgen. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] ook door verdachte is gewurgd.
Poging tot zware mishandeling
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewijs vereist dat verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
Dat verdachte [slachtoffer] willens en wetens heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (vol opzet), valt op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vast te stellen en daar gaat de rechtbank dan ook niet van uit. De vraag is vervolgens of verdachte hierop wel voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft [slachtoffer] in een auto en terwijl zij geen kant op kon, meermalen met zijn vuisten tegen haar hoofd en lichaam geslagen, haar geduwd en haar gebeten in haar rug. Bovendien heeft verdachte geweld uitgeoefend op de halsstreek van [slachtoffer] en haar daardoor enige tijd gewurgd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de halsstreek kwetsbare delen van het lichaam zijn. Door daar met kracht geweld op het hoofd uit te oefenen en meermalen te wurgen, ontstaat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte moet dit ook hebben geweten. De voornoemde handelingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvormen niet anders worden geïnterpreteerd dan dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarmee het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het slaan tegen het lichaam, het duwen en het bijten in de rug, omdat daardoor in dit geval geen aanmerkelijke kans ontstond op zwaar lichamelijk letsel.
Parketnummer 16-023384-23
Bewijsmiddelen [5]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 november 2023;
  • de aangifte van [aangever] namens [winkel] Almere [locatie] B.V.
- de aangifte van [aangever] namens [winkel] Almere [locatie] B.V. [7] ;
- de aangifte van [aangever] namens [winkel] Almere [locatie] B.V. [8] ;
- een proces-verbaal van bevindingen, met betrekking tot een beschrijving van camerabeelden van 29 mei 2022. [9]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en 3
Medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde heeft gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking met een ander, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde ligt dit anders. Op de camerabeelden is te zien dat een vrouw samen met verdachte de winkel binnen gaat, dat zij samen verschillende levensmiddelen uit de schappen pakken, dat zij samen bij de zelfscankassa’s alleen een pak yoghurt scannen en afrekenen en vervolgens samen de winkel verlaten met de niet afgerekende levensmiddelen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking met een ander.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16-062354-23
op 2 maart 2023 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer]
- meermalen met een vuist te slaan tegen het hoofd en
- te wurgen in de hals (gedurende minimaal 5 seconden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Parketnummer 16-023384-23
1
op 22 mei 2022 te Almere een koffiezetapparaat en een barbecue die aan de [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 22 mei 2022 te Almere een koffiezetapparaat die aan de [winkel] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 29 mei 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, levensmiddelen die aan de [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16-062354-23
Primair poging tot zware mishandeling
Parketnummer 16-023384-23
De feiten 1 en 2, telkens: diefstal
3. diefstal door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling en reclasseringstoezicht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer] gevorderd in de vorm van een maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: 38v-maatregel) voor de duur van 2 jaar. Indien verdachte zich niet houdt aan het verbod dient hier telkens een week vervangende hechtenis tegenover te staan, met een maximum van zes maanden, aldus de officier van justitie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn straf al heeft uitgezeten en heeft verzocht een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen met aftrek van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft geprobeerd zijn toenmalige partner [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ook in het bijzijn van haar kinderen. Naar eigen zeggen was verdachte boos en heeft hij slachtoffer daarom gestompt en gebeten. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer geprobeerd te wurgen. Hierdoor heeft het slachtoffer pijn en letsel ondervonden. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte het slachtoffer onder meer heeft toegetakeld terwijl zij in een auto zat en zij geen kant op kon. Dat moet voor slachtoffer heel beangstigend zijn geweest. Daarnaast is verdachte later in de woning van het slachtoffer doorgegaan met mishandelen, terwijl haar minderjarige kinderen ook in de woning aanwezig waren. De 10-jarige dochter van het slachtoffer heeft daarom in paniek contact opgenomen met haar tante, die op haar beurt de politie heeft ingeschakeld. De woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig behoord te voelen. Verdachte heeft door aldus te handen inbreuk gemaakt op die veiligheid en op de lichamelijke integriteit van slachtoffer en ook van die van haar kinderen. Dat heeft een grote impact gehad op het slachtoffer en haar dochter; zowel het slachtoffer als haar dochter hebben te kennen gegeven dat zij bang waren voor verdachte. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de diefstallen heeft gepleegd omdat hij krap bij kas zat en geld wilde verdienen. Diefstallen zijn ergerlijke feiten die bij de winkeliers voor veel overlast en schade zorgen. Verdachte heeft daar op geen enkele manier rekening mee gehouden en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen gewin.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 26 mei 2023, opgemaakt door GZ-psycholoog R. Bout en het reclasseringsadvies van 14 november 2023, opgemaakt door reclasseringswerker T. de Bie, als aanvulling op het eerder uitgebrachte advies van 2 juni 2023.
De GZ-psycholoog heeft de rechtbank geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Hij heeft hiertoe gemotiveerd dat verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en een gebrek aan copingvaardigheden waardoor verdachte minder in staat is geweest om op adequate wijze om te gaan met de oplopende spanningen binnen de intieme relatie met het slachtoffer. De stoornis was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
In het meest recente reclasseringsadvies van 14 november 2023 schat de reclassering het recidiverisico hoog in. De reclassering ziet, anders dan in juni 2023, geen mogelijkheden om op korte termijn met voorwaarden en/of toezicht de risico’s te beperkingen. Reden hiervoor is dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden die in het kader van de schorsing van de voorlopig hechtenis zijn opgelegd.
De rechtbank neemt voornoemde adviezen over. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor zware mishandeling zonder het gebruik van een wapen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank neemt die oriëntatiepunten als uitgangspunt.
De rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat het bij een poging tot zware mishandeling is gebleven en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat het huiselijk geweld betreft, waarvan jonge kinderen getuige waren, en dat verdachte in een proeftijd liep van een voorwaardelijk opgelegde straf voor een gelijksoortig geweldsdelict. Verder weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan drie winkeldiefstallen, waaronder één in vereniging. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal hiervan worden afgetrokken. Dat betekent ook dat het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank geen voorwaardelijke straf opleggen met daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de noodzaak van de door de officier van justitie gevorderde 38v-maatregel onvoldoende gebleken en zal de rechtbank deze maatregel dan ook niet opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-062354-23 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte is bereid de geleden schade te vergoeden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gestelde materiële schade overweegt de rechtbank dat deze post voor vergoeding in aanmerking komt. De schade is veroorzaakt door verdachte en de benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd. De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van
€ 350,00 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 350,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2022 (parketnummer 13-236678-21) is aan verdachte onder meer een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 november 2022 (parketnummer 96-341863-21) is verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van de veroordeelde en de aard van het bewezen verklaarde feit.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16-062354-23 primair en het onder parketnummer 16-023384-23 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16-062354-23 en het onder parketnummer 16-023384-23 onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16-062354-23 primair en het onder parketnummer 16-023384-23 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 108 (honderdacht) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 350,00 aan materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 (zeven) dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-236678-21
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 21 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van uitvoering te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-341863-21
- verlengt de bij vonnis van 30 november 2022 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. I. Helmich, voorzitter, mr. M.C. Danel en mr. N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Parketnummer 16-062354-23
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer]
- één of meermalen (met een vuist) te slaan/stompen op/tegen het oog, althans het hoofd en/of
- één of meermalen (met een vuist) te slaan/stompen op/tegen de armen/benen, althans het lichaam, en/of
- één of meermalen te duwen en/of
- te wurgen/knijpen in de nek/hals (gedurende minimaal 5 seconden) en/of
- te bijten (in de rug),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te Almere, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- één of meermalen (met een vuist) te slaan/stompen op/tegen het oog, althans het hoofd en/of
- één of meermalen (met een vuist) te slaan/stompen op/tegen de armen/benen, althans het lichaam, en/of
- één of meermalen te duwen en/of
- te wurgen/knijpen in de nek/hals (gedurende minimaal 5 seconden) en/of
- te bijten (in de rug).
Parketnummer 16-023384-23
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een koffiezetapparaat en/of een barbecue, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, een koffiezetapparaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 mei 2023, genummerd PL0900-2023063394, opgemaakt door politie Midden-Nederland, in het digitaal dossier pagina 1 tot en met 158. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 13 en 14.
3.Pagina’s 18 en 19.
4.Pagina’s 151 t/m 155.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 januari 2023, genummerd PL0900-2022165413, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 73. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina’s 1 en 2.
7.Pagina’s 27, 28 en 29.
8.Pagina’s 35, 36 en 37.
9.Pagina’s 42 t/m 45.