In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurster en haar verhuurder. De huurster, hierna te noemen [eiseres], huurt sinds 24 maart 2020 een woning van de verhuurder, [gedaagde]. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan voor een bepaalde tijd van maximaal 22 maanden en 8 dagen, eindigend op 31 december 2021. Echter, [gedaagde] heeft nagelaten de huur op te zeggen, waardoor de huurovereenkomst van rechtswege is omgezet naar een onbepaalde duur. Dit leidde tot een geschil over de verplichtingen van de verhuurder, met name de zorg voor verwarming en warm water in de woning.
De huurster vorderde in deze procedure dat de verhuurder ervoor zorgt dat de verwarming en warm water weer functioneren, en dat zij vrije toegang tot de woning behoudt. De verhuurder stelde dat de huurovereenkomst was geëindigd en dat de huurster geen recht meer had op de woning. De kantonrechter oordeelde echter dat de verhuurder zijn verplichtingen niet was nagekomen, aangezien hij de huur niet tijdig had opgezegd. Hierdoor was de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan, en was de verhuurder verplicht om de huurster toegang te verlenen en te zorgen voor verwarming en warm water.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de huurster toegewezen, inclusief het opleggen van dwangsommen voor het geval de verhuurder zijn verplichtingen niet nakomt. Tevens is de verhuurder veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor verhuurders om hun verplichtingen serieus te nemen en tijdig aanzeggingen te doen, om zo juridische geschillen te voorkomen.