ECLI:NL:RBMNE:2023:635

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
23/332
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening geluidsoverlast supermarkt in Blaricum

Op 8 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een supermarkt in Blaricum. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Doornhof, had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van Blaricum was opgelegd vanwege geluidsoverlast door laad- en losactiviteiten voor 07:00 uur. Het college had drie overtredingen van het Activiteitenbesluit milieubeheer vastgesteld, waaronder overschrijdingen van geluidsnormen in de nachtperiode. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de last onder dwangsom beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van de omwonenden, vertegenwoordigd door de derde-partij, zwaarder wegen dan die van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft de last onder dwangsom voor de eerste twee overtredingen in stand gelaten, maar de last voor de derde overtreding, betreffende de koelcompressoren, voor twee weken geschorst. Dit geeft verzoekster de tijd om de overtreding te verhelpen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/332
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H. Doornhof),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum

(gemachtigde mr. W. Brouwer & T. Teunissen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (derde-partij)
(gemachtigde: mr. B. Tomlow).

Inleiding

Verzoekster exploiteert een supermarkt die in de vroege ochtend wordt bevoorraad door leveranciers die laden en lossen. Derde-partij heeft het college verzocht om tegen het laden en lossen voor 7:00 uur handhavend op te treden. Het college heeft na een controle ter plaatse aan verzoekster in het besluit 17 januari 2023 een last onder dwangsom opgelegd vanwege strijd met het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Het college heeft drie overtredingen van het Activiteitenbesluit geconstateerd: (1) overschrijding langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de nachtperiode ten aanzien van laad- en losactiviteiten, (2) overschrijding van het maximale geluidsniveau in de nachtperiode ten aanzien van laad- en losactiviteiten en (3) overschrijding van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de nachtperiode ten aanzien van de koelcompressoren.
Voor de eerste twee overtredingen geldt geen begunstigingstermijn. Verzoekster moet direct aan de last voldoen. Doet zij dit niet dan verbeurt zij een dwangsom van € 2.500,- per week met een maximum van € 5.000.- voor overtreding 1 en een dwangsom van € 3.000,- per week met een maximum van € 6.000.- voor overtreding 2. Voor overtreding 3 geldt een begunstigingstermijn van twee weken. Voldoet verzoekster niet binnen die twee weken aan de last dan verbeurt zij een dwangsom van € 2.500,- per week met een maximum van € 5.000.-
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen [A] , bijgestaan door haar gemachtigde. Ook zijn de gemachtigden van het college, derde-partij en de gemachtigde van derde-partij verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst de last onder dwangsom ten aanzien van de overtreding 3 tot en met 22 februari 2023;
- wijst het verzoek voor het overige af.

Overwegingen

Beoordelingskader
1. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als de last onder dwangsom zodanig gebrekkig is dat deze in de heroverweging naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak daarom eerst een voorlopig oordeel over de vraag of de last onder dwangsom rechtmatig is of niet. Daarna zal zij beoordelen of de belangen van verzoekster om de last onder de dwangsom te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van het college en derde-partij om de last onder dwangsom in stand te laten. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoekster.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure door verzoekster niet is betwist dat de drie overtredingen door verzoekster zijn begaan. De voorzieningenrechter neemt dit dan ook als uitgangspunt in deze procedure.
3. Dat betekent dat het college in beginsel verplicht is om handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het college worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Ook kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen sprake is van een concreet zich op legalisatie omdat het college heeft toegelicht niet te willen meewerken aan legalisatie door middel van het verlenen van een maatwerkvoorschrift. Ook is het naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk dat het college na afweging van de betrokken belangen vindt dat handhavend optreden voor verzoekster niet zo onevenredig is tot de daarmee te dienen belangen dat daarvan moet worden afgezien.
5. Dat betekent dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de last onder dwangsom – op basis van de huidige stand van zaken – in bezwaar in stand kan blijven.
Belangenafweging
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat gelet op het hiervoor gegeven voorlopig rechtmatigheidsoordeel er minder ruimte is in deze procedure om verzoeksters belangen af te wegen tegen de belangen van het college en derde-partij.
7. Het belang van derde-partij ligt in bescherming tegen geluidsoverlast en het waarborgen van zijn nachtrust. Het belang van het college ligt in het algemene belang van de bescherming van het milieu en naleving van wettelijke voorschriften.
8. Daar tegenover staan de belangen van verzoekster die haar bedrijfsvoering direct zal moeten aanpassen als de last onder dwangsom nu in stand blijft. Volgens verzoekster betekent het beëindigen van de overtredingen ten aanzien van het laden en lossen dat er pas vanaf 07:00 geladen en gelost kan worden. Dat leidt tot problemen met het voorzien van de supermarkt van versproducten voordat de supermarkt open gaat.
9. De voorzieningenrechter vindt het belang van derde-partij en het college in dit geval zwaarder wegen dan het belang van verzoekster. In dat kader speelt mee dat verzoekster in 2018 een aanvraag heeft ingediend bij het college voor een maatwerkvoorschrift. Die aanvraag is afgewezen. Dat betekent dat verzoekster al sinds 2018 bekend was met de overtredingen van het Activiteitenbesluit en de geluidsoverlast die deze overtredingen veroorzaken. Verzoekster heeft sinds die aanvraag geen maatregelen getroffen waardoor de overtredingen zijn beëindigd. De voorzieningenrechter begrijpt dat het direct beëindigen van de overtredingen gevolgen zal hebben voor de bedrijfsvoering van verzoekster. Deze gevolgen dienen echter voor rekening en risico te komen van verzoekster als onderneming. Door verzoekster is niet onderbouwd dat die gevolgen zo erg zijn dat verzoekster in acute financiële problemen komt. De voorzieningenrechter laat daarom de last onder dwangsom ten aanzien van de eerste twee overtredingen in stand.
Schorsing last onder dwangsom met betrekking tot koelcompressor
10. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om de last onder dwangsom te schorsen voor zover dat betrekking heeft op de overtreding 3, ten aanzien van de koelcompressoren op het dak van de supermarkt. Door verzoekster is niet aangevoerd dat deze overtreding niet binnen twee weken op te lossen is. Omdat de begunstigingstermijn inmiddels is verstreken, kan de voorzieningenrechter de begunstigingstermijn niet meer verlengen. Daarom zal de voorzieningenrechter het deel van de last onder dwangsom dat betrekking heeft op overtreding 3 voor twee weken schorsen. Anders zou verzoekster meteen na deze uitspraak de overtreding beëindigd moeten hebben. Dat betekent dat verzoekster tot en met 22 februari 2023 de tijd heeft om de overtreding van het Activiteitenbesluit door de koelcompressoren te (laten) beëindigen.
11. Omdat deze schorsing niet het gevolg is van onrechtmatigheid van de last, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Ook krijgt verzoekster haar griffierecht niet terug.

Conclusie en gevolgen

12. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat de last onder dwangsom in bezwaar in stand zal blijven. Na een belangenafweging vindt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster minder zwaar wegen dan de belangen van derde-partij en het college. Daarom schorst zij de last onder dwangsom niet ten aanzien van de overtredingen veroorzaakt door het laden en lossen, in de last onder dwangsom aangeduid als overtreding 1 en 2.
12. De voorzieningenrechter schorst de last onder dwangsom wel ten aanzien van overtreding 3 voor de duur van twee weken. Daardoor heeft verzoekster tot en met 22 februari 2023 om de overtreding door de koelcompressoren op het dak van de supermarkt te beëindigen.
12. Er is geen aanleiding tot vergoeding van de proceskosten. Ook krijgt verzoekster haar griffierecht niet terug.
12. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2023 door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.