ECLI:NL:RBMNE:2023:6346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
16/054219-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van wapens en opzetheling van politie-eigendommen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 23 februari 2023 in Almere een gaspistool en munitie voorhanden had, alsook opzettelijk politie-eigendommen heeft geheeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gaspistool en 36 scherpe knalpatronen van categorie III van de Wet wapens en munitie in zijn bezit had. De officier van justitie had vrijspraak gevraagd voor het voorhanden hebben van een veerdrukpistool, wat de rechtbank heeft toegewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij de politie-eigendommen, waaronder kledingstukken en andere uitrusting, heeft verkregen tijdens zijn tijd als aspirant-agent tussen 2009 en 2011. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor heling, omdat de goederen niet van misdrijf afkomstig waren op het moment van verwerving. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van andere politie-eigendommen, omdat hij wist of had moeten vermoeden dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere detentie en de impact daarvan op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/054219-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Houtman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.D.H. Lesmeister, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1
op 23 februari 2023 te Almere een gaspistool en een veerdrukpistool van categorie II en/of III en munitie (36 scherpe knalpatronen) van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 2
op 23 februari 2023 te Almere opzettelijk meerdere politiespullen heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit om vrijspraak verzocht van het voorhanden hebben van een veerdrukpistool, merk Walther, model PPQ, kaliber 6mm BB, omdat dit geen wapen van categorie II of III van de Wet wapens en munitie is, zoals ten laste gelegd.
De officier van justitie acht het onder 1 voor het overige tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Dat geldt ook voor de onder 2 ten laste gelegde opzetheling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit voor het voorhanden hebben van een veerdrukpistool. Met betrekking tot het voorhanden hebben van het gaspistool en de munitie heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken. Op dit verweer, voor zover van belang, wordt hieronder ingegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraken ten aanzien van feit 1
Het veerdrukpistool
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een veerdrukpistool van categorie II of III als bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie (Wwm) voorhanden heeft gehad en zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Uit het procesdossier blijkt immers dat, zoals ook de officier van justitie en de raadsvouw hebben betoogd, het veerdrukpistool dat onder verdachte in beslag is genomen geen wapen is in de zin van categorie II of III, zoals ten laste gelegd, maar een wapen in de zin van categorie I sub 7.
Medeplegen van het voorhanden hebben van het gaspistool en de munitie
Daarnaast spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen van het voorhanden hebben van het gaspistool en de munitie, omdat niet kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Uit het procesdossier is niet gebleken dat een ander, onder wie de zoon van verdachte die ook op het adres van verdachte woonde, wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en de munitie in de kluis. Bovendien was verdachte de enige die de code van de kluis kende en had alleen hij dus beschikkingsmacht over de munitie en het gaspistool.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
Goederen verkregen gedurende aanstelling
Over het voorhanden hebben van bepaalde op de tenlastelegging vermelde politiegoederen (concreet een T-shirt, een muts, twee mapjes met politie-emblemen, aspirant strepen, losse politielogo’s en een paar handboeien) heeft verdachte bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij deze heeft verkregen in de tijd dat hij als aspirant-agent bij de politie werkte tussen 2009 en 2011. Deze verklaring van verdachte kan – op basis van het dossier zoals dat nu voorligt – niet als onaannemelijk ter zijde worden geschoven. Uit het dossier, waaronder de vraagstelling in het verhoor van verdachte bij de politie, blijken bovendien aanwijzingen dat verdachte inderdaad in opleiding is geweest bij de politie. Dit brengt mee dat verdachte, uitgaande van zijn lezing, de hiervoor genoemde goederen gedurende zijn aanstelling bij de politie onder zich heeft verkregen. Op het moment dat verdachte deze goederen verkreeg, waren deze dus niet van misdrijf afkomstig, zodat de ten laste gelegde heling om die reden niet kan worden bewezen.
Dit neemt niet weg dat verdachte de goederen bij de beëindiging van zijn dienstverband had moeten teruggeven aan de politie. Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte deze goederen mocht houden, zoals hij verklaart. Het is immers zeer onwaarschijnlijk dat zijn leidinggevende c.q. de politie ermee zou instemmen dat politiegoederen ongecontroleerd in het bezit komen van burgers. Deze verklaring van verdachte wordt bovendien niet ondersteund door enig bewijsmiddel. Dit betekent dat ten aanzien van genoemde goederen zeer vermoedelijk sprake is van verduistering in dienstbetrekking door verdachte. Nu dat echter niet aan verdachte is ten laste gelegd, komt de rechtbank ten aanzien van deze goederen niet tot een bewezenverklaring.
Het hesje en de handboeien
Met betrekking tot het gele politiehesje heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij het langs de kant van de weg heeft gevonden en heeft meegenomen. De handboeien, die volgens verdachte kapot waren, zou hij van een oud-collega van de politie hebben gekregen. Ten aanzien van deze goederen kan niet worden bewezen dat verdachte, toen hij deze verkreeg, wist of had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed was. Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit ten aanzien van het gaspistool en de munitie bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 november 2023;
  • een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming in de woning aan de [adres] te [woonplaats] van 23 februari 2023, genummerd PL0900-2023056041, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 42 e.v.;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2023 met betrekking tot een onderzoek naar de aangetroffen politiekleding, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 63 e.v.;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2023 met betrekking tot een onderzoek naar het in beslag genomen wapen en munitie, genummerd PL0900-2023056041, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 138 e.v.
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feit 1 tenlastegelegde met betrekking tot het gaspistool en de munitie wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2023, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 23 februari 2023 was ik in het bezit van de politiespullen die in de tenlastelegging genoemd staan.
Een proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2023, genummerd PL0900-2023056041-3, opgemaakt door [verbalisant] van de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 42 e.v.:
Op donderdag 23 februari 2023 was ik, verbalisant, aanwezig in de woning van verdachte gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] . Tijdens deze doorzoeking werden diverse kledingstukken aangetroffen behorende bij de uitrusting van een politieambtenaar.
Dit betrof onder andere:
  • 2 maal uniformbroek
  • 1 maal polo
  • koppel met diverse zaken er aan, holster, houder pepperspray, handboeienhouder, munitiehouder
  • politie muts
  • 2 maal oefen pepperspray
  • hoofdagent strepen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Op 23 februari 2023 is de woning van verdachte in [woonplaats] doorzocht. Bij de doorzoeking werden door de politie verschillende politie-eigendommen, waaronder de in de bewezenverklaring genoemde kleding en uitrusting, in beslag genomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de betreffende goederen heeft gekocht op internet en in dumpwinkels. Zijn raadsvrouw heeft aangevoerd dat de goederen kennelijk vrij verkrijgbaar zijn, zodat verdachte niet kon weten of vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat politiegoederen niet vrij op de markt te verkrijgen zijn en dat wanneer dergelijke goederen toch op de markt worden aangeboden, het niet anders kan zijn dan dat deze van enig misdrijf afkomstig zijn (verduistering, diefstal). Dit is in het onderhavige geval niet anders. De verdachte moet dit naar het oordeel van de rechtbank – gelet op de aard en echtheid van de goederen – geweten hebben op het moment van het voorhanden krijgen van de politiegoederen, temeer nu verdachte zelf werkzaam is geweest bij de politie.
Concluderend acht de rechtbank opzetheling door verdachte van de in de bewezenverklaring genoemde politiegoederen wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1
hijop
of omstreeks23 februari 2023 te Almere,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een
of meerwapen
svan de
categorie II en/ofcategorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen, gaspistool, merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm P.A.K. (wapennummer [wapennummer] ),
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,en
/of
- een vuurwapen, veerdrukpistool, merk Walther, model PPQ, kaliber 6mm BB,
en/0f
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 36
, in elk geval een hoeveelheid,scherpe knalpatronen, kaliber 9mm P.A. Knall, merk Uma
(rex
),
voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2
hij op
of omstreeks23 februari 2023 te Almere
, in elk geval in Nederland,
een ofmeerdere politiespullen te weten:
-
een of meerdere, te wetentwee
,uniformbroek
(en
)en
/of
- een polo en
/of
- een T-shirt en/of
- een koppel met daaraan: een holster, een peppersprayhouder, handboeienhouder, munitiehouder en
/of
- een
of meerderemuts
(en)en
/of
-
een ofmeerdere pepperspray
(s
)en
/of
- een of meerdere mapje(s) met een politieembleem en/of
- een of meerdere aspirantstre(e)p(en) en/of
-
een ofmeerdere hoofdagentstre
(e)p
(en
) en/of
- een of meerdere losse politie logo(s) en/of
- een of meerdere gele politie hesje(s),
althans een of meerdere goed(eren),
heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans
redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1
handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie gegeven verbod, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie gegeven verbod begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
Ten aanzien van feit 2
Opzetheling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 45 dagen, waarvan een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte heeft tijdens zijn detentie een aantal dagen in beperkingen gezeten. Tegen de beslissing betreffende de beperkingen heeft de raadsvrouw op 28 februari 2023 bezwaar ingediend. De officier van justitie heeft direct na het instellen van het bezwaar de beperkingen opgeheven en heeft daarbij aangegeven dat de beslissing om beperkingen op te leggen niet juist was. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht in de strafmaat hiermee rekening te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft een gaspistool met munitie in een kluis in de garagebox van zijn woning bewaard. Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk wapen en daarvoor geschikte munitie is onwenselijk en kan voor gevaarlijke situaties zorgen. Het aanwezig hebben van een vuurwapen dat klaar is voor gebruik en munitie kan immers leiden tot het feitelijk gebruik ervan en vormt een onaanvaardbaar risico op geweldsincidenten.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Door toedoen van verdachte is de afzetmarkt voor uit misdrijf afkomstige goederen in stand gehouden. Daarbij komt dat sprake is van heling van kledingstukken en andere goederen die aan de politie toebehoren. Deze kleding en goederen maken onderdeel uit van het officiële uniform en de uitrusting van de politie. Het (onbevoegd) voorhanden hebben van dergelijke politiegoederen brengt het risico met zich mee dat onbevoegden zich als politieambtenaar voordoen en zich daarmee bijvoorbeeld toegang tot woningen verschaffen of daarvan anderszins misbruik maken, wat gevaar voor de openbare orde en de maatschappelijke veiligheid oplevert. Ook wordt het gezag van de politie ondermijnd. De rechtbank rekent dit verdachte aan, temeer nu hij – naar eigen zeggen – zelf werkzaam is geweest bij de politie.
De persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet recent voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De beperkingen in voorlopige hechtenis
De rechtbank weegt bij de bepaling van de straf mee dat verdachte voor de bewezen verklaarde feiten ruim 15 dagen in voorarrest heeft doorgebracht en daarvan de eerste dagen in beperkingen heeft gezeten, wat ingrijpend is geweest voor hem. Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht welke impact dit incident nog steeds op hem heeft.
Straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Echter, de rechtbank legt een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft verdachte niet terug te keren in detentie. Dit betekent dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de voorlopige hechtenis die verdachte reeds heeft ondergaan, namelijk 15 dagen.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting ten nadele van verdachte af van de eis van de officier van justitie. Om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen, acht de rechtbank een forse stok achter de deur passend. Dit betekent dat een hogere gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist, met daaraan verbonden een langer voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 75 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank een
proeftijd verbinden van twee jaar.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 416 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat
60 dagen gevangenisstrafniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Blok, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapens van de categorie II en/of categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen, gaspistool, merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm P.A.K. (wapennummer [wapennummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- een vuurwapen, veerdrukpistool, merk Walther, model PPQ, kaliber 6mm BB,
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 36, in elk geval een hoeveelheid, scherpe knalpatronen, kaliber 9mm P.A. Knall, merk Uma(rex), voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Almere, in elk geval in Nederland,
een of meerdere politiespullen te weten:
- een of meerdere, te weten twee, uniformbroek(en) en/of
- een polo en/of
- een T-shirt en/of
- een koppel met daaraan: een holster, een peppersprayhouder, handboeien, handboeienhouder, munitiehouder en/of
- een of meerdere muts(en) en/of
- een of meerdere pepperspray(s) en/of
- een of meerdere mapje(s) met een politieembleem en/of
- een of meerdere aspirantstre(e)p(en) en/of
- een of meerdere hoofdagentstre(e)p(en) en/of
- een of meerdere losse politie logo(s) en/of
- een of meerdere gele politie hesje(s),
althans een of meerdere goed(eren),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 mei 2023 (procesdossier) genummerd PL0900-2023056041, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 143 en een aanvullend proces-verbaal (nazending dossier) van 8 augustus 2023, genummerd PL0900-2023056041, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 46. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.