ECLI:NL:RBMNE:2023:6343

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
10479717 UC EXPL 23-2936 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van een onderhandelaarsakkoord inzake cao Kraamzorg

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen verschillende vakbonden en de Brancheorganisatie Geboortezorg (Bo Geboortezorg) over de uitleg van een onderhandelaarsakkoord met betrekking tot de cao Kraamzorg. De vakbonden, waaronder de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), CNV Connectief, Federatie van Beroepsorganisaties in de zorg (FBZ) en Alternatief voor Vakbond (AVV), hebben Bo Geboortezorg aangeklaagd omdat zij van mening zijn dat de organisatie het onderhandelaarsakkoord onjuist interpreteert en uitvoert. De vakbonden stellen dat er is afgesproken dat per 1 maart 2022 alle salarissen met 3% verhoogd zouden worden, terwijl Bo Geboortezorg stelt dat deze verhoging slechts betrekking heeft op het uurloon, dat met 0,3% is gestegen, en dat de maandsalarissen feitelijk met 2,7% zijn verhoogd.

De procedure begon met een mondelinge behandeling op 25 oktober 2023, waarbij vertegenwoordigers van de vakbonden en Bo Geboortezorg aanwezig waren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het Haviltexcriterium, dat vereist dat de uitleg van een overeenkomst moet worden gedaan aan de hand van de redelijke verwachtingen van de partijen. De kantonrechter concludeert dat de vakbonden, als professionele partijen, zelf verantwoordelijk zijn voor het begrijpen van de gevolgen van de aanpassing van de jaarurennorm voor het uurloon. De rechter oordeelt dat de uitleg van Bo Geboortezorg van het onderhandelaarsakkoord correct is en dat de vakbonden niet hebben aangetoond dat er een andere uitleg mogelijk is.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van de vakbonden af en veroordeelt hen in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 22 november 2023 door kantonrechter D.A. van Steenbeek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10479717 UC EXPL 23-2936 JH/1050
Vonnis van 22 november 2023
inzake
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen FNV,
gemachtigde: mr. R.A. Severijn,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV Connectief,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen CNV,
gemachtigde: F. van der Wiele,
3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie van Beroepsorganisaties in de zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen FBZ,
gemachtigde: mr. F. Madani,
4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Alternatief voor Vakbond,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen AVV,
gemachtigde: mr. S. Koenen,
eisende partijen,
verder ook tezamen te noemen de vakbonden,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Brancheorganisatie Geboortezorg,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Bo Geboortezorg,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.J. Kessels.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met 11 producties, de conclusie van antwoord met 19 producties en de namens eisers nagezonden aanvullende producties 12 tot en met 14.
1.2.
Op 25 oktober 2023 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens FNV was mevrouw [A] aanwezig, bijgestaan door mr. Severijn. Namens CNV was de heer [B] aanwezig. Namens FBZ was de heer [C] aanwezig, bijgestaan door mr. Madani. AVV is niet verschenen. Namens Bo Geboortezorg waren de heer [D] en mevrouw [E] aanwezig, bijgestaan door mr. Kessels.
Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de achtergrond daarvan

2.1.
Bo Geboortezorg en de vakbonden sluiten sinds 2016 de cao Kraamzorg af. Tot die tijd werd door kraamzorgorganisaties de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidzorg toegepast.
2.2.
Partijen zijn het erover eens dat in de oude cao’s een fout zit voor wat betreft de omrekenfactor van de jaaruren bij een maandloon. Bij een voltijd dienstverband van 36 uur per week is in die cao’s uitgegaan van 1878 uur per jaar, wat neerkomt op 156,5 uur per maand. Dit moet zijn 1872 uur per jaar (52 weken x 36 uur = 1872) en 156 uur per maand (1872 : 12 = 156). De verkeerde omrekenfactor heeft gevolgen voor het uurloon van werknemers die per maand worden uitbetaald.
2.3.
Op 14 juli 2022 hebben partijen een onderhandelaarsakkoord bereikt over een nieuwe cao met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023. Ten aanzien van het salaris is de volgende afspraak gemaakt:

Vergoeding
Structurele loonsverhoging
1.
Per 1 maart 2022 wordt het salaris met 3% verhoogd.
Onderdeel van deze verhoging is de stijging van het uurloon met 0,3%. De definitie van het uurloon wordt verduidelijkt en sluit aan bij de definitie die door het ministerie van VWS wordt gehanteerd. Dit betekent dat het uurloon voor een voltijddienstverband wordt berekend als 1/156 deel van een maandsalaris en 1/144 deel van het periodesalaris. Het gemiddelde van 1878 uur per jaar komt hiermee te vervallen.”
2.4.
Naar aanleiding van het onderhandelaarsakkoord heeft een redactiecommissie (met leden van Bo Geboortezorg, FNV en AVV) een cao-tekst opgesteld. Hierbij is de begripsbepaling van uurloon aangepast, in die zin dat het uurloon is gerelateerd aan een voltijddienstverband van 1872 uur per jaar en niet meer van 1878 per jaar. Bo Geboortezorg heeft als bijlage bij de cao-tekst aangepaste loonschalen gevoegd. In die aangepaste loonschalen zijn de salarissen van werknemers met een periodesalaris en de uurlonen met 3% verhoogd. De maandsalarissen van werknemers zijn feitelijk met 2,7% verhoogd. De cao-tekst en de aangepaste loonschalen zijn aan de vakbonden voorgelegd. Zij hebben de cao uiteindelijk niet ondertekend.
2.5.
De vakbonden stellen dat Bo Geboortezorg het onderhandelaarsakkoord onjuist uitlegt en uitvoert. Volgens de vakbonden is overeengekomen dat per 1 maart 2022 alle salarissen met 3% worden verhoogd en niet alleen het uurloon. Zij vorderen daarom in deze procedure:
Bo Geboortezorg te veroordelen om de loonschalen van de cao aan te passen door per 1 maart 2022 de maandsalarissen te verhogen met 3% in plaats van 2,7%;
Bo Geboortezorg te veroordelen om, onder verbeurte van een dwangsom, richting haar leden te communiceren dat de maansalarissen met ingang van 1 maart 2022 dienen te stijgen met 3% en daarbij aan te geven dat deze werkgevers gehouden zijn om de salarisbetaling met terugwerkende kracht aan te passen, onder nabetaling van het te weinig betaalde salaris, te vermeerderen met wettelijke verhoging en rente;
Bo Geboortezorg te veroordelen in de proceskosten.
2.6.
Bo Geboortezorg voert verweer en stelt dat de loonschalen zoals neergelegd in de bijlage bij de cao juist zijn berekend en voldoen aan de gemaakte afspraken. Gelet op de daling van de jaarurennorm, is het uurloon van de werknemers met een maandloon met 0,3% gestegen. Uit het onderhandelaarsakkoord blijkt volgens Bo Geboortezorg duidelijk dat deze correctie onderdeel uitmaakt van de loonsverhoging van 3%. Het gevolg voor het maandloon is dat deze feitelijk met 2,7% stijgt na herstel van de omrekenfout in de oude cao’s met 0,3%.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen verschillen van mening over de uitleg en toepassing van het onderhandelaarsakkoord. Ook verschillen zij van mening over de vraag volgens welke norm het onderhandelaarsakkoord moet worden uitgelegd.
3.2.
Het onderhandelaarsakkoord dient in de relatie van partijen te worden uitgelegd aan de hand van het Haviltexcriterium, waarbij een rol speelt dat het hier professionele partijen betreft. Anders dan de cao heeft een onderhandelaarsakkoord niet de strekking dat derden, die geen invloed hebben gehad op de inhoud of formulering van de regeling, daaraan rechten of plichten kunnen ontlenen. Het komt dus aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Maar ook als de striktere cao-norm zou worden toegepast, zoals de vakbonden bepleiten, kan het onderhandelaarsakkoord voor wat betreft de loonsverhoging naar het oordeel van de kantonrechter maar op één manier worden uitgelegd.
3.3.
In het onderhandelaarsakkoord is opgenomen: “
Per 1 maart 2022 wordt het salaris met 3% verhoogd”.Anders dan de vakbonden hebben gesteld, kan deze zin niet los gezien worden van hetgeen daarna in de tekst is opgenomen. Daar staat namelijk: “
Onderdeel van deze verhoging is de stijging van het uurloon met 0,3%”.De tekst van het onderhandelaarsakkoord kan dan ook niet anders worden uitgelegd dan dat de correctie van de jaarurennorm is inbegrepen in de loonsverhoging van 3%. Dat dit ook de bedoeling van Bo Geboortezorg is geweest, volgt uit de direct daarna opgenomen toelichting over de definitie en de wijze van berekening van het uurloon en het verval van het gemiddelde van 1878 uur per jaar.
3.4.
De vakbonden stellen hiertegenover dat het voor hen ten tijde van de onderhandelingen niet duidelijk was dat de aanpassing van de jaarurennorm gevolgen had voor het uurloon. Zij stellen dat Bo Geboortezorg hun hier expliciet op had moeten wijzen. Naar het oordeel van de kantonrechter miskennen de vakbonden hiermee dat op hen als professionele onderhandelaars een eigen verantwoordelijkheid rust. Ook zonder nadere toelichting van Bo Geboortezorg hadden de vakbonden moeten begrijpen dat een wijziging van de jaarurennorm gevolgen heeft voor het uurloon.
3.5.
De kantonrechter begrijpt dat er bij de vakbonden sprake is van teleurgestelde verwachtingen, maar dat rechtvaardigt niet een andere uitleg van het onderhandelaarsakkoord. De vakbonden hebben zich uitsluitend gericht op het eerste deel van de afspraak, namelijk een loonsverhoging van 3%. Het tweede deel van de afspraak, waarin staat dat onderdeel van deze verhoging is de stijging van het uurloon met 0,3%, hebben zij puur als een administratieve wijziging gezien en ten onrechte buiten beschouwing gelaten. De vakbonden hebben geen vragen gesteld over dit deel van de afspraak, dat door Bo Geboortezorg in (de concepten van) het onderhandelaarsakkoord was verwoord. Zij hebben geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van de wijziging van de jaarurennorm en hebben bovendien nagelaten om de door Bo Geboortezorg aangepaste loonschalen door te rekenen. Dat de vakbonden de consequenties van de afspraken niet tijdig hebben onderkend, kan Bo Geboortezorg niet worden verweten. De vakbonden stellen in dit verband dat zij aan Bo Geboortezorg hebben gevraagd of de aanpassing van de jaarurennorm een negatief effect had en dat Bo Geboortezorg hier ontkennend op heeft geantwoord. Nog los van het feit dat dit antwoord de vakbonden niet ontslaat van hun eigen verantwoordelijkheid, is het antwoord vanuit het perspectief van Bo Geboortezorg ook niet onjuist. Door de verkeerde omrekenfactor hebben werknemers met een maandsalaris in het verleden een voordeel gehad en dat voordeel werd door de aanpassing van de jaarurennorm in de visie van Bo Geboortezorg slechts gecorrigeerd.
3.6.
De vakbonden hebben verder gesteld dat de door Bo Geboortezorg voorgestane uitleg van het onderhandelaarsakkoord leidt tot een onaannemelijk rechtsgevolg, namelijk tot een ongewenst verschil in beloning voor werknemers. Die stelling gaat niet op. Als het maandloon zou zijn verhoogd met 3% exclusief de correctie van 0,3%, zou de ongelijkheid immers blijven bestaan. In dat geval zouden de werknemers met een maandloon namelijk 3,3% loonsverhoging hebben gekregen en de werknemers met een periodeloon 3%.
3.7.
Dit alles leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat Bo Geboortezorg het onderhandelaarsakkoord onjuist heeft uitgelegd of toegepast. De vordering wordt afgewezen.
3.8.
De vakbonden worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure. Die kosten worden aan de kant van Bo Geboortezorg begroot op € 528 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 264). De gevorderde nakosten en rente zijn toewijsbaar als na te melden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt de vakbonden tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Bo Geboortezorg, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 528 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt de vakbonden, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Bo Geboortezorg volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132 aan salaris gemachtigde
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
-te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.