ECLI:NL:RBMNE:2023:6330

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
16.008039-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een minderjarige door de vader met ernstige gevolgen

Op 29 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader, verdachte, die zijn dochter van nog geen drie maanden oud zwaar heeft mishandeld. De mishandeling vond plaats tussen 28 mei en 12 juni 2018 in Almere. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kind heeft mishandeld door significante krachtsinwerking op het hoofd van het kind, wat heeft geleid tot ernstig hersenletsel en netvliesbloedingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, rekening houdend met de forse overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De zaak kwam aan het licht na het constateren van ernstige verwondingen bij het kind, die op 12 juni 2018 in het ziekenhuis werden vastgesteld. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de letsels niet het gevolg konden zijn van een accidentele oorzaak, maar eerder van een niet-accidentele krachtsinwerking. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de deskundigen gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan zijn dochter. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de impact van de straf op zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.008039.21 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2023

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de standpunten van deskundige dr. H.C. Terlingen, kinderarts en forensisch arts minderjarigen bij het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair: in de periode van 28 mei 2018 tot en met 12 juni 2018 in Almere zijn kind
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, zwaar heeft mishandeld door geweld tegen haar hoofd en/of lichaam uit te oefenen door haar te slaan, stompen, laten vallen, stoten en/of door elkaar en/of op en neer te schudden,
subsidiairten laste gelegd als de mishandeling van zijn kind met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen [1]
1. [aangever] , vertrouwensarts bij Veilig Thuis, heeft op 22 juni 2018 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangiftenamens [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte namens [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018. Veilig Thuis was reeds betrokken geweest bij het gezin bestaande uit vader [verdachte] , moeder [A] en de tweeling [slachtoffer] en [B] . Zij wonen te Almere.
Op 12 juni 2018 heeft [slachtoffer] ernstig hersenletsel opgelopen door buitenwerkende krachten. Ook was sprake van ernstige bloeding in het netvlies van het linkeroog. Na uitgebreid onderzoek passen deze letsels bij niets anders dan een geschudde baby. [2]
2. Dr. H.C. Terlingen, kinderarts en als forensisch arts minderjarigen verbonden aan het NFI, heeft op 17 januari 2020
een rapport naar aanleiding van medisch-forensisch onderzoek naar [slachtoffer]opgesteld [3] , waarin het volgende is gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Minderjarige: [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 2018. [4]
Verbale term Ordegrootte bewijskracht [5]
ongeveer even waarschijnlijk 1-2
iets waarschijnlijker 2-10
waarschijnlijker 10-100
veel waarschijnlijker 100-10.000
zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
extreem veel waarschijnlijker > 1.000.000 [6]

Welke letsels zijn geconstateerd op en na 12 juni 2018?

- bloedingen onder de harde hersenvliezen (subduraal) links en onder de spinnenweb hersenvliezen (subarachnoïdaal) links;
- zwelling verspreid over de gehele linkerhersenhelft met verplaatsing van het hersenweefsel over de middenlijn naar rechts;
- verminderd onderscheid tussen grijze en witte stof in de linkerhersenhelft;
- hersenweefselscheur links voor in de grote hersenen;
- netvliesbloedingen beiderzijds, links veel meer dan rechts.
Hiernaast was sprake van hersenfunctiestoornissen (encefalopathisch beeld) en aanhoudend stuipen (status epilepticus). [7]

Afwijkingen in het hoofd op en na 12 juni 2018

Subarachnoïdale bloedingen bij jonge kinderen worden meestal veroorzaakt door een krachtsinwerking en wordt ongeveer even vaak gezien na toegebracht letsel als na een accidentele krachtsinwerking. Subarachnoïdale bloedingen in accidenteel kader kan bijvoorbeeld gezien worden na een ernstig auto-ongeval. Voorbeelden van toegebracht letsel leidend tot subarachnoïdale bloedingen op jonge leeftijd zijn een impacttrauma en/of repeterende acceleratie/deceleratie krachtsinwerkingen (bijvoorbeeld een heftig schudincident) aan het hoofd. Subarachnoïdale bloeding komt vaak tegelijkertijd voor met subdurale bloeduitstorting, omdat bij eenzelfde mechanisme ook de subarachnoïdale ‘ruimte’ zich kan vullen met bloed.
Verscheuring van hersenweefsel vindt plaats door abrupte onderlinge verplaatsing van hersenweefsel bij een heftige krachtsinwerking. Dit type letsel wordt verondersteld te ontstaan door acceleratie, deceleratie en rotatoire krachten zoals
[die]kunnen optreden als kinderen worden geschud, al dan niet in combinatie met een impactkrachtsinwerking. [9]
Intracranieel letsel, zoals een hersenweefselscheur, in afwezigheid van een schedelbreuk, heeft een sterke associatie met toegebracht letsel. Verscheuring van hersenweefsel wordt in de wetenschappelijke literatuur niet beschreven na gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen, bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, bij de geboorte en/of een bij medische aandoeningen. Dit in combinatie met het bovenstaand beschreven onderzoek, waaruit bleek dat hersenweefselscheuren niet werden gezien bij jonge kinderen met ernstige ongelukken, maakt dat het te verwachten is dat voor het veroorzaken van dit letsel forse krachten nodig zijn. [10]
Hersenzwelling en verlies van de normale architectuur door vochtophoping en andere vormen van secundaire schade kunnen eventueel voorkomen bij ernstige infecties, maar het geheel samen met de hersenweefselscheur is alleen te verklaren door een significante (grote) krachtsinwerking. De geboorte kan hiervoor buiten beschouwing worden gelaten. [11]
Concluderend, voor de afwijkingen aangetroffen op en vlak na 12 juni 2018 in het hoofd bij [slachtoffer] zijn afzonderlijk en in combinatie beschouwd
veel waarschijnlijkeronder de hypothese van een significante krachtsinwerking (repeterende acceleratie- deceleratie krachtsinwerkingen, een impacttrauma of een combinatie van beide, of een niet gemelde ernstige accidentele krachtsinwerking), dan onder de hypothese van de geboorte, een milde krachtsinwerking (zoals door het kind zelf-toegebracht bij hoofdbewegingen, het genoemde “
headbangen”), of een medische aandoening. [12]

Hersenfunctiestoornissen, hersenbeschadiging en epilepsie

De veroorzakende krachtsinwerking kan accidenteel of niet-accidenteel (toegebracht
letsel) zijn. In het algemeen kan worden gezegd dat traumatische hersenbeschadiging het gevolg is van een cascade van gebeurtenissen. Ten eerste kan er directe schade aan het hersenweefsel ontstaan door een krachtsinwerking, zoals een stomp botsende krachtsinwerking of een krachtsinwerking waarbij acceleratie-deceleratie optreedt. [14]
De aanwezigheid van subduraal en/of subarachnoïdaal bloed en een hersenschorsscheur kan leiden tot prikkeling van de hersenschors waardoor epileptische activiteit kan worden uitgelokt. Hierbij kan zich een status epilepticus ontwikkelen. Een status epilepticus kan resulteren in hersenbeschadiging, maar niet in subdurale of subarachnoïdale bloedingen of een hersenweefselscheur. [15]
In dit geval presenteerde [slachtoffer] met hersenfunctiestoornissen (een encefalopathisch beeld). Het is niet uit te sluiten dat er op dat moment al sprake was van stuipen (epileptische activiteit). Ongeveer 8 uur na opname ontwikkelde zij continue stuipaanvallen (een status epilepticus). Deze stuipaanvallen waren zeer waarschijnlijk het gevolg van prikkeling van de hersenschors door de bloedingen en de hersenweefselscheur. Voor een andere oorzaak van de epilepsie (zoals een stofwisselingsziekte of aangeboren (vaat)afwijking of een tumor in de hersenen) werden geen aanwijzingen gevonden.
Strek- en/of schrikbewegingen, en huilen gedurende de slaap, zijn normale fenomenen bij jonge zuigelingen. De door ouders gemelde gedragingen betreffen mogelijk dit soort normale reacties. [slachtoffer] vertoonde tijdens de opname na de geboorte, bij controle op de leeftijd van bijna 2 maanden en bij controle op 11 juni 2018 door een kinderarts, geen tekenen van neurologische schade.
In dit geval was er traumatische hersenbeschadiging (ten gevolge van krachtsinwerking(en)), en mogelijk toegenomen hersenbeschadiging als gevolg van de status epilepticus.
Op grond van bij ondergetekende bekende literatuur en op basis van de medische bevindingen (waaronder de hersenweefselscheur) is de hersenbeschadiging (zich uitend in de witte/grijze stof afwijkingen en zwelling van de hersenen, naast de hersenfunctiestoornissen)
veel waarschijnlijkeronder de hypothese van een significante krachtswerking dan onder de hypothese van een status epilepticus. Deze krachtsinwerking moet na de geboorte hebben plaatsgevonden. [16]

Netvliesbloedingen

De oogarts zag op 13 juni 2018 één vlamvormige bloeding in het netvlies van het rechteroog en in het linkeroog veel bloedingen over het gehele netvlies, in alle kwadranten en in alle lagen (voor, in en achter het netvlies, zoveel dat de oogzenuw nauwelijks te beoordelen was). [17]
Epileptische activiteit kan in zeldzame gevallen gepaard gaan met het ontstaan van een gering aantal netvliesbloedingen in het centrum van het netvlies, maar is geen verklaring voor (tamelijk) veel verspreide netvliesbloedingen, in meerdere netvlieslagen.
De meest waarschijnlijke verklaring voor het ontstaan van uitgebreide netvliesbloedingen (in één of beide ogen) is door krachtsinwerking. [18]
Fysieke krachten die door acceleratie (versnelling) en deceleratie (vertraging) ontstaan, zoals tijdens een heftig schudincident of door forse impact op of tegen het hoofd, leiden geregeld tot netvliesbloedingen. Een toenemende uitgebreidheid (in meerdere netvlieslagen en verspreid over het hele netvlies) is daarbij in toenemende mate gecorreleerd met een niet-accidentele oorzaak. Netvliesbloedingen zijn beschreven bij meer dan 75% van de kinderen met hersenletsel als gevolg van een schudincident en/of impact.
In dit geval zijn er geen medische oorzaken gevonden voor de netvliesbloedingen.
Ondergetekende concludeert dat de combinatie van uitgebreide netvliesbloedingen
waarschijnlijkeris onder de hypothese van een significante krachtsinwerking (repeterende acceleratie-deceleratie krachtsinwerkingen, een impacttrauma of een combinatie van beide) dan onder de hypothese van een medische oorzaak (zoals epileptische aanvallen of verhoogde druk in het hoofd), de geboorte of een (beperkte) accidentele krachtsinwerking. [19]

Combinatie van afwijkingen

Er zijn geen medische aandoeningen geconstateerd die de combinatie van bevindingen kunnen verklaren. De geconstateerde letsels zijn niet ontstaan door eigen toedoen van [slachtoffer] , bij gebruikelijke verzorgingshandelingen of bij de geboorte.
De combinatie van bevindingen bij [slachtoffer] , op en na 12 juni 2018 geconstateerd, is
veel waarschijnlijkeronder de hypothese van een significante krachtsinwerking (repeterende acceleratie-deceleratie krachtsinwerkingen, een impacttrauma of een combinatie van beide, of een niet gemelde ernstige accidentele krachtsinwerking), dan onder de hypothese van geboorte, of een medische aandoening.
Er zijn twee gepubliceerde beslisregels (Clinical Prediction Rules, voorspellend model) waaruit bewijskracht van een combinatie van bevindingen bij kinderen onder de 3 jaar kan worden afgeleid onder de hypothesen toegebracht schedel/hersenletsel versus een accidentele oorzaak.
Op basis van de beslisregel van Maguire is de combinatie van epileptische activiteit en netvliesbloedingen, in combinatie met het afwezig zijn van overige bevindingen in deze beslisregel,
waarschijnlijkeronder de hypothese toegebracht dan onder de hypothese accidentele oorzaak (likelihoodratio circa van 13,5). Als de door de kinderarts in het Flevoziekenhuis op 12 juni 2018 beschreven puntbloedingen (onderhuidse bloeduitstortingen) op de rechterborst, hals en arm worden meegenomen in deze beslisregel, dan komt de likelihoodratio uit op ongeveer 79 (
waarschijnlijker). [20]
De combinatie van bevindingen zoals bij [slachtoffer] , namelijk de door ouders verklaarde vertraagde ademhaling, bloedingen onder het harde hersenvlies tot en met de middenlijn, uitgebreide netvliesbloedingen en zwelling van de hersenen, in combinatie met het afwezig zijn van de overige bevindingen in de beslisregel van Hymel, is in deze beslisregel
iets waarschijnlijkeronder de hypothese toegebracht dan onder de hypothese accidenteel (likelihoodratio van circa 5.2). Als de door de kinderarts in het Flevoziekenhuis op 12 juni 2018 beschreven puntbloedingen op de rechter borst, hals en arm worden meegenomen in deze beslisregel, dan komt de likehoodratio uit op ongeveer 20 (
waarschijnlijker). [21]
De bij [slachtoffer] vastgestelde hersenschorsscheur staat
nietin deze twee beslisregels vermeld.
Ondergetekende komt daarom tot de conclusie dat de combinatie van alle bevindingen bij dit kind tenminste
waarschijnlijkeris onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel krachtsinwerking.

Krachten bij toegebracht (schedel)hersenletsel

In verklaringen van bekennende daders van toegebracht schedel-/hersenletsel wordt gesproken van (zeer) gewelddadig schudden, geregeld vaker dan eens. Er wordt aangenomen dat een aanmerkelijke kracht (door een volwassene), frequentie (circa 2-5 bewegingen per seconde) en duur (vanaf circa 5 seconden) vereist is in het geval dat schudden (zonder impact) de oorzaak is van ernstig hersenletsel.
Het toebrengen van ernstig hersenletsel bij jonge kinderen door middel van schudden en/of impacttrauma van het hoofd, is dusdanig ernstig dat omstanders dergelijke handelingen direct als gevaarlijk zouden kwalificeren. [22]
Hoe kunnen de letsels in samenhang met elkaar worden geduid? Evalueer de letsels in samenhang onder de volgende hypothesen:
H1: de letsels zijn toegebracht;
H2: de letsels zijn het gevolg van een accidentele krachtsinwerking;
H3: de letsels zijn een gevolg van een medische aandoening;
H4: de letsels zijn het gevolg van de geboorte.
De combinatie van de bevindingen op en na 12 juni 2018 is
veel waarschijnlijkeronder de hypothese krachtsinwerking (H1 of H2) dan onder de hypothese medische aandoening (H3) of onder de hypothese geboorte (H4).
Uitgaande van een krachtsinwerking, is de combinatie van de bevindingen op en na 12 juni 2018
waarschijnlijkeronder de hypothese toegebracht letsel (H1) dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking (H2). [23]
In hoeverre passen de letsels bij de in de beschikbare processen-verbaal aangetroffen verklaringen?
De geconstateerde letsels op en na 12 juni 2018 kunnen niet door het “
headbangen” van [slachtoffer] zelf (volgens vader maakte het kind zelf heftige hoofdbewegingen naar voren en naar achteren) zijn veroorzaakt. Als er sprake zou zijn geweest van stuipen, zoals in de processen-verbaal genoemd, is dit geen verklaring voor het ontstaan van de hersenvlies- of netvliesbloedingen of voor de hersenweefselscheur. [24]

Wanneer zijn de letsels ontstaan?

In elk geval tussen 25 mei 2018 (normale CT-scan van het hoofd en normale bevindingen netvlies door oogarts) en 12 juni 2018.
Op 11 juni 2018 waren er geen afwijkingen (symptomen of huidletsels) geconstateerd bij controle door een kinderarts.
Op 12 juni 2018 heeft [slachtoffer] omstreeks 15.30 uur de fles gedronken zonder bijzonderheden.
Op 12 juni 2018 omstreeks 17.42 uur werden de klinische verschijnselen bij [slachtoffer] opgemerkt.
Op basis van bovenstaande concludeert ondergetekende dat de klinische verschijnselen van en na circa 17.42 uur op 12 juni 2018
waarschijnlijkerzijn na een krachtsinwerking die op 12 juni na 15.30 uur heeft plaatsgevonden dan een krachtsinwerking die in de periode tussen 25 mei 2018 tot en met 12 juni 2018 heeft plaatsgevonden. [25]
3. Getuige-deskundige dr. H.C. Terlingen heeft
ter terechtzitting van 15 november 2023 verklaard, zakelijk weergegeven:
Bij nader inzien kan de geboorte worden uitgesloten als oorzaak voor het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. Op 25 mei 2018 is er namelijk een CT-scan van het hoofd van [slachtoffer] gemaakt, waarop geen afwijkingen werden gezien. De combinatie van de subdurale bloedingen en de hersenweefselscheur maakt dat bij nader inzien ook een medische aandoening als oorzaak voor het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel kan worden uitgesloten.
Er is sprake geweest van een krachtsinwerking. Dat dit een forse krachtsinwerking is geweest, is
veel waarschijnlijkerdan dat dit een milde krachtsinwerking is geweest. U, raadsman, vraagt mij wat ik onder een significante krachtsinwerking versta. Het gaat om een krachtsinwerking die te vergelijken is met de krachtsinwerking die ontstaat bij auto-ongevallen, vallen van een grote hoogte of door heel hard te schudden of ergens heel hard tegenaan te komen. Onder een significante krachtsinwerking bedoel ik dus niet het vallen van een lage hoogte van ongeveer één tot anderhalve meter, zoals van een commode of bank. De bevindingen zijn niet passend bij zo’n verhaal en in de literatuur is niet beschreven dat bij vallen van een lage hoogte deze combinatie van letsels bij kinderen wordt vastgesteld.
Als je een kind oppakt en het hoofd niet ondersteunt, gaat het hoofd naar voren en naar achteren. Zelfs al zou er een andere beweging zijn gemaakt, geldt dat kinderen niet de krachten kunnen genereren om bij zichzelf dit hersenletsel toe te brengen. Tenzij een kind zichzelf van driehoog uit het raam rolt, kan een kind dit hersenletsel niet door het heen en weer bewegen van het hoofd bij zichzelf genereren.
De hersenweefselscheur en de bloedingen in het hoofd van [slachtoffer] zijn niet het gevolg van epilepsie. Epilepsie leidt niet tot de hersenweefselscheur en ook niet tot de bloedingen zoals die bij [slachtoffer] zijn vastgesteld. Epilepsie of status epilepticus kan bijdragen aan de verergering van het beeld, maar het is waarschijnlijker dat de krachtsinwerking primair heeft geleid tot de hersenweefselbeschadiging.
Verklaard is dat [slachtoffer] in de middag van 12 juni 2018 nog normaal uit een fles dronk.
Vanwege de ernst van de bij [slachtoffer] vastgestelde afwijkingen in haar hoofd verwacht ik niet dat zij nog normaal kon functioneren na het optreden van die afwijkingen. Met zulk ernstig letsel zul je niet nog normaal functioneren en pas in een periode daarna onderuitgaan.
U, officier van justitie, vraagt mij hoe vaak een waarschijnlijkheidsgradatie voorkomt die hoger is dan de waarschijnlijkheidsgradatie
veel waarschijnlijker. Dat gebeurt in mijn vakgebied eigenlijk nooit. Dit heeft te maken met de grootte van de onderzoekspopulatie. Waarschijnlijker dan
veel waarschijnlijkerkomt in dit soort gevallen eigenlijk niet voor.
4. Verdachte heeft
ter terechtzitting van 15 november 2023 verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 12 juni 2018 was ik alleen thuis met de tweeling toen mijn dochter hard begon te gillen en slap was toen ik haar op de commode had neergelegd.
5. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd:
Op 2 juli 2018 werd getuige [A] gehoord. [A] is de moeder van [slachtoffer] . [26] Op 12 juni 2018 werd [slachtoffer] naar het ziekenhuis gebracht. [27] Om half vier heeft de tweeling een voeding gehad en zijn zij rond 16.00 uur naar bed gegaan.
[A] is om 17.10 uur de deur uitgegaan. [A] kwam rond 17.50 uur terug bij de woning en trof [verdachte] aan met [slachtoffer] op zijn arm. [28]
6. Kraamverzorgster [getuige] heeft op 23 juli 2018 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigehet volgende verklaard:
Ik zag dat moeder [A] heel lief voor haar kinderen was en dat vader [verdachte] ook betrokken was. Hem moest ik in het begin wel afremmen, omdat hij soms wat onbeholpen was met de kinderen. Daarmee bedoel ik dat hij soms iets te hard of te enthousiast schudde om de kinderen te troosten. Ik zag namelijk dat [verdachte] zijn dochter op zijn buik had en iets te hard op en neer ging met haar. Ik heb toen met hen beiden over het gevaar van het ‘
shaken baby syndrome’ gehad. Dit is een standaardprotocol dat kraamverzorgsters doornemen met alle gezinnen. [29]

Bewijsoverwegingen

De feiten

[slachtoffer] is op [geboortedatum 2] 2018 geboren als dochter van verdachte en [A] en tweelingzus van [B] . Haar vader en moeder hadden samen de zorg over [slachtoffer] .
Op 25 mei 2018 is een CT-scan van het hoofd van [slachtoffer] gemaakt, waarop geen afwijkingen werden gezien. Op 11 juni 2018 heeft een kinderarts [slachtoffer] onderzocht en bij haar geen afwijkingen geconstateerd. Op 12 juni 2018 heeft [slachtoffer] omstreeks 15:30 uur van haar moeder de fles gekregen, waarbij er bij [slachtoffer] geen bijzonderheden werden opgemerkt. [slachtoffer] functioneerde op dat moment dus nog normaal.
Op 12 juni 2018 omstreeks 17:42 uur werden er klinische verschijnselen bij [slachtoffer] opgemerkt. Haar vader was op dat moment alleen met de tweeling, hun moeder was niet thuis. Op en na 12 juni 2018 werden bij [slachtoffer] ernstig hersenletsel en netvliesbloedingen geconstateerd. Het hersenletsel bestond onder meer uit bloedingen onder zowel de harde hersenvliezen als de spinnenwebhersenvliezen en een hersenweefselscheur.
Het scenario van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op enig moment heel hard hoorde krijsen, vervolgens naar haar toeging en zag dat zij met haar armen gestrekt omhoog in haar bedje lag. Toen hij [slachtoffer] uit haar bedje tilde, werd ze ineens heel wild en gooide ze zelf haar hoofd een paar keer op en neer, van voren naar achteren of andersom, een soort
headbangen. Daarbij heeft zij haar hoofd niet gestoten. Toen hij [slachtoffer] op de commode had gelegd, hoorde hij [slachtoffer] een piepend of kreunend geluid maken. Zij voelde toen slap aan.
Verdachte heeft verklaard dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel mogelijk door dit
headbangenis veroorzaakt of het gevolg is van epilepsie. Ook heeft verdachte benoemd dat [slachtoffer] in het weekend voorafgaand aan 12 juni 2018 uit logeren is geweest en dat er wellicht toen iets is gebeurd wat tot het op en na 12 juni 2018 geconstateerde letsel heeft geleid.
Verdachte heeft ontkend dat hij op enigerlei wijze geweld heeft toegepast op [slachtoffer] .
De bevindingen van het NFI
Over het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel is een deskundigenrapport opgesteld door
dr. H.C. Terlingen. Voor het opstellen van dit rapport heeft de deskundige de medische gegevens van [slachtoffer] bestudeerd en forensisch geïnterpreteerd. Ter terechtzitting van 15 november 2023 heeft de deskundige haar rapport toegelicht en heeft zij aanvullende vragen beantwoord. Uit dit rapport en de door de deskundige beantwoorde vragen volgt onder meer het volgende.
Het letsel
Uit de medische gegevens van [slachtoffer] volgt dat bij haar ernstig letsel is geconstateerd, namelijk:
- bloedingen onder de harde hersenvliezen (subduraal) links en onder de spinnenwebhersenvliezen (subarachnoïdaal) links;
- zwelling verspreid over de gehele linkerhersenhelft met verplaatsing van het hersenweefsel over de middenlijn naar rechts;
- verminderd onderscheid tussen grijze en witte stof in de linkerhersenhelft;
- hersenweefselscheur linksvoor in de grote hersenen;
- netvliesbloedingen beiderzijds;
- hersenfunctiestoornissen (encefalopathisch beeld) en
- aanhoudend stuipen (status epilepticus).
De rechtbank stelt allereerst vast dat het hiervoor omschreven bij [slachtoffer] geconstateerde letsel, overeenkomstig met hoe dergelijk letsel in het dagelijks spraakgebruik zal worden aangemerkt en gelet op in elk geval de aard daarvan en de noodzaak van medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel betreft.
De oorzaak van het letsel
In het rapport heeft de deskundige geconcludeerd dat de combinatie van bevindingen op en na 12 juni 2018
veel waarschijnlijkerzijn onder de hypothese van een significante krachtsinwerking dan onder de hypothese van geboorte, een milde krachtsinwerking of een medische aandoening. Hierbij geldt dat de waarschijnlijkheidsgradatie
veel waarschijnlijker100 tot 10.000 keer waarschijnlijker is onder de ene hypothese dan onder de andere hypothese. De deskundige heeft ter terechtzitting toegelicht dat een hogere waarschijnlijkheidsgradatie dan
veel waarschijnlijkerin haar vakgebied eigenlijk nooit voorkomt.
Onder een significante krachtsinwerking moet volgens de deskundige worden gedacht aan een krachtsinwerking die te vergelijken is met een krachtsinwerking zoals die ontstaat bij auto-ongevallen, vallen van een grote hoogte of door heel hard te schudden of ergens tegenaan te komen. De combinatie van het letsel zoals dat bij [slachtoffer] is geconstateerd, wordt niet vastgesteld bij kinderen die vallen van een hoogte tot anderhalve meter.
De deskundige heeft ter terechtzitting uitgesloten dat een oorzaak van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel is gelegen in een krachtsinwerking tijdens haar geboorte, (een (uiting van een) epilepsie of een andere medische aandoening.
Volgens de deskundige resteert in dat geval de mogelijkheid van een krachtsinwerking na de geboorte, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds een accidentele krachtsinwerking en anderzijds een niet-accidentele krachtsinwerking (ofwel toegebracht letsel). Het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel en de combinatie daarvan zijn door de deskundige onder deze twee hypotheses gewogen.
De deskundige concludeert in het rapport dat de combinatie van de bevindingen zoals die op en na 12 juni 2018 bij [slachtoffer] zijn waargenomen ten minste
waarschijnlijkerzijn onder de hypothese van toegebracht letsel (ofwel niet-accidentele krachtsinwerking) dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking. Hierbij geldt dat de waarschijnlijkheidsgradatie
waarschijnlijker10 tot 100 keer waarschijnlijker is onder de ene hypothese dan onder de andere hypothese.
Tussenconclusie
Uit de bevindingen van de deskundige, met inachtneming van de rest van het procesdossier, concludeert de rechtbank dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel niet het gevolg kan zijn geweest van een krachtsinwerking tijdens haar geboorte of van een medische aandoening. Sprake moet zijn geweest van een krachtsinwerking na de geboorte, accidenteel dan wel niet-accidenteel, die bovendien significant is geweest.
Datering van het letsel
Wanneer het letsel is ontstaan, kan niet exact worden vastgesteld. Op basis van bovenstaande constateringen kan wel worden vastgesteld dat het letsel bij [slachtoffer] vlak voor het intreden van de ernstige klinische verschijnselen moet zijn ontstaan. Uit hetgeen daarover is verklaard moet het letsel zijn ingetreden op 12 juni 2018 in de periode na het drinken van de fles om omstreeks 15:30 uur tot het moment waarop de klinische verschijnselen bij [slachtoffer] werden opgemerkt om omstreeks 17:42 uur. Verdachte was in die periode vanaf 17:10 uur tot ongeveer 17:50 uur alleen thuis met [slachtoffer] en haar tweelingbroer.
De deskundige heeft uitgesloten dat [slachtoffer] het letsel zelf zou hebben veroorzaakt door middel van het
headbangen, omdat zij als baby van nog geen 3 maanden oud niet de krachten heeft kunnen genereren om door het heen en weer bewegen van haar hoofd dergelijk hersenletsel bij zichzelf te veroorzaken.
De door verdachte genoemde mogelijkheid dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel op enigerlei wijze kan zijn veroorzaakt in het aan 12 juni 2018 voorafgegane weekend waarin [slachtoffer] uit logeren is geweest, heeft de deskundige eveneens uitgesloten. De ouders hebben verklaard dat [slachtoffer] in elk geval op 12 juni 2018 omstreeks 15:30 uur nog normaal uit een fles dronk. Gezien de ernst van de afwijkingen in haar hoofd zal [slachtoffer] echter niet nog normaal hebben kunnen functioneren na het optreden van die afwijkingen en, als het letsel tijdens het logeren zou zijn ontstaan, had [slachtoffer] op 12 juni 2018 niet meer een fles kunnen drinken, aldus de deskundige.
Het voorgaande betekent nog niet dat daarmee is uitgesloten dat het letsel is ontstaan als gevolg van een accidentele krachtsinwerking. Wel blijkt uit wat de deskundige daarover heeft verklaard dat het daarbij moet gaan om een zeer forse krachtsinwerking, zoals een val van een aanzienlijke hoogte of een ernstig verkeersongeval.
De enige persoon die over een accidentele toedracht zou kunnen verklaren, is verdachte zelf. Omdat verdachte niet over een andere accidentele toedracht heeft verklaard en daarvan ook overigens niet is gebleken, concludeert de rechtbank dat er sprake is geweest van een niet-accidentele krachtsinwerking waardoor het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel is veroorzaakt. Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel aan haar is toegebracht. De rechtbank concludeert dat verdachte dit letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht. Gelet op het tijdstip waarop het letsel moet zijn ontstaan, was verdachte immers de enige aanwezige in de woning die dit letsel aan haar heeft kunnen toebrengen.
Het opzet van verdachteOm te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het primair dan wel subsidiair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewijs vereist dat verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] dan wel op haar mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Dat verdachte [slachtoffer] willens en wetens zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg (vol opzet), valt op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vast te stellen en daar gaat de rechtbank dan ook niet van uit. De vraag is vervolgens of verdachte hierop wel voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Weliswaar valt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vast te stellen welke handelingen verdachte precies heeft verricht, maar het is wel duidelijk dat zijn gedragingen een significante krachtsinwerking op het hoofd van [slachtoffer] moeten hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat een baby van nog geen drie maanden oud door een significante krachtsinwerking op het hoofd ernstig hersenletsel en netvliesbloedingen oploopt naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een jonge baby de schedel nog niet volgroeid en uitgehard is en dat het hoofd daarom bijzonder kwetsbaar is. Verdachte was bovendien bekend met deze aanmerkelijke kans. De kraamverzorgster had hem immers gewezen op het gevaar van het schudden van een kind en hem uitleg gegeven over het ‘
shaken baby-syndroom’.
Hoewel onduidelijk is gebleven welke handelingen verdachte heeft verricht, staat wel vast dat die handelingen een significante krachtsinwerking hebben ingehouden, zoals die ontstaan door (met de kracht van een volwassene, een frequentie van twee tot vijf bewegingen per seconde en een duur vanaf circa vijf seconden) heel hard te schudden of ergens heel hard tegenaan te komen. Daarbij gaat het om een zo forse krachtsinwerking dat die vergelijkbaar is met de krachtsinwerking die ontstaat bij auto-ongevallen of vallen van een grote hoogte. Uit het rapport van de deskundige blijkt dat het toebrengen van ernstig hersenletsel bij kleine kinderen door middel van schudden en/of impacttrauma van het hoofd dusdanig ernstig is, dat omstanders dergelijke handelingen direct als gevaarlijk zouden kwalificeren.
Het toepassen van een dergelijke kracht op een baby van nog geen drie maanden oud kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook niet anders worden geïnterpreteerd dan dat verdachte op dat moment willens en wetens de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft aanvaard. Aldus had verdachte voorwaardelijk opzet op de zware mishandeling van [slachtoffer] , zoals dat primair aan hem is ten laste gelegd.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde zware mishandeling van zijn dochter, zoals hieronder in rubriek 5 is omschreven.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 12 juni 2018 te Almere aan zijn kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- subdurale bloedingen en subarachnoïdale bloedingen in de hersenen en
- een hersenweefselscheur en
- netvliesbloedingen,
heeft toegebracht door die [slachtoffer]
- meermalen, althans éénmaal, te slaan en/of stompen en/of op een hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op/tegen haar hoofd uit te oefenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, vast te pakken en/of met kracht door elkaar en/of op en neer te schudden, in elk geval anderszins geweld uit te oefenen op haar lichaam en/of haar hoofd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie meent dat gelet op de ernst van het feit met geen andere dan een forse vrijheidsstraf kan worden volstaan. Vanwege de zeer forse overschrijding van de redelijke termijn voor berechting heeft de officier van justitie gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring heeft de raadsman bepleit dat verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel door toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de redelijke termijn voor berechting zeer fors is overschreden, dat [slachtoffer] volledig is hersteld, dat verdachte aan een intensief hulpverleningstraject heeft meegewerkt en dat zijn gezin mede daardoor een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ook heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte psychische schade heeft geleden vanwege de zorgen die hij om [slachtoffer] heeft gehad, hij moet leven met het besef wat hij [slachtoffer] heeft aangedaan en dat zij hem hierover op een dag vragen zal gaan stellen.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het procesdossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van zijn dochter [slachtoffer] van destijds nog geen drie maanden oud. Door zijn handelen heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk ernstig hersenletsel en netvliesbloedingen. Zij is met spoed overgebracht naar het [naam medisch centrum] in Amsterdam en vervolgens opgenomen op de kinderintensive care van het [naam medisch centrum] . Tot 20 juni 2018 is zij beademd, waarvoor zij onder narcose moest worden gehouden. Daarnaast werd de eerste week veel epileptische activiteit gemeten, waarvoor zij werd behandeld. [slachtoffer] heeft in totaal tien dagen op de kinderintensive care gelegen. Daarna is zij overgeplaatst naar een kinderafdeling in het ziekenhuis, waar zij in het begin nog ondersteuning kreeg bij haar ademhaling. Er blijft een hoge kans dat zij ernstige restverschijnselen zal ondervinden van het hersenletsel, waaronder een verhoogd risico op epilepsie. Het was zeer voorstelbaar als het zwaar lichamelijk letsel tot haar dood had geleid. Dat [slachtoffer] in leven is gebleven en kennelijk op dit moment zelfs zonder uitingen van restverschijnselen haar leven kan leiden, is een zeer groot geluk dat enkel door het ingrijpen van medici is bereikt. De rechtbank merkt het bewezenverklaarde dan ook aan als een aan een poging tot doodslag grenzende zware mishandeling. Als baby van nog geen drie maanden oud was [slachtoffer] weerloos en volledig afhankelijk van anderen, haar ouders in het bijzonder. Op het moment dat [slachtoffer] door haar vader zwaar werd mishandeld, was de zorg voor haar volledig aan hem toevertrouwd. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige en grove wijze zijn ouderlijke plicht geschonden, om zijn dochter te verzorgen en te beschermen en zich te onthouden van elk handelen dat haar geestelijk of lichamelijk schade kan berokkenen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 29 november 2021, dat is opgesteld door F. van der Groep, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Verdachte wordt door de reclassering omschreven als een man met een turbulent justitieel verleden, die sinds een aantal jaren nauwelijks meer met justitie in aanraking komt. Financiële problemen en problemen door een te kleine woning, die speelden ten tijde van het tenlastegelegde, zijn inmiddels opgelost. Nadat de kinderen van verdachte vanwege de verdenking in de onderhavige strafzaak uit huis zijn geplaatst, zijn zij na het positief afronden van een hulpverleningstraject door verdachte en zijn partner, na ongeveer een jaar teruggeplaatst in het gezin. Jeugdzorg is inmiddels niet meer bij het gezin betrokken. De reclassering schat de risico’s op recidive en letselschade in als laag. Geadviseerd wordt om geen bijzondere voorwaarde aan een aan verdachte op te leggen straf te verbinden, omdat de reclassering interventies of toezicht niet nodig acht.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister (‘strafblad’) van 17 oktober 2023. Hieruit volgt dat verdachte eerder voor strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten, is veroordeeld. Verdachte is laatstelijk veroordeeld op 16 maart 2021, zodat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De op te leggen straf
Dat verdachte zijn zeer jonge baby zo ernstig heeft mishandelend schokt de samenleving, ook nog jaren nadien. De ernst van het feit, zoals hiervoor benoemd, maakt dat de verzochte schuldigverklaring van verdachte zonder aan hem een straf of maatregel op te leggen, niet aan de orde is. Ook oplegging van een taakstraf of een geldboete acht de rechtbank in deze strafzaak niet passend. Bovendien is het taakstrafverbod in dit geval van toepassing.
Gezien de ernst van het feit en de gevolgen voor het nog zeer kwetsbare slachtoffer, is de rechtbank van oordeel dat de in de organisatie van de Rechtspraak voor strafoplegging bestaande en door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS-richtlijnen) vastgestelde oriëntatiepunten niet zijn toegesneden op een strafzaak als de onderhavige en daarom niet geschikt zijn als uitgangspunt op basis waarvan tot strafoplegging wordt gekomen. De rechtbank acht in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen voor een langere duur dan waar de LOVS-oriëntatiepunten van uitgaan. De rechtbank overweegt dat de ernst van het feit, mede vanuit het oogpunt van normhandhaving, vergelding en generale preventie, oplegging van een onvoorwaardelijke straf van een aanzienlijke duur rechtvaardigt. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een dergelijke straf een forse impact zal hebben op het leven van verdachte en ook op het leven van zijn gezin, zou oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf totaal geen recht doen en bovendien niet uit te leggen zijn aan de maatschappij.
Met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 2 juli 2018. Dat is de eerste datum waarop verdachte in de onderhavige strafzaak als verdachte is gehoord, waaruit hij in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 29 november 2023. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal bijna 65 maanden bedraagt. Het voorgaande betekent dat sprake is van een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn voor berechting van ruim 40 maanden. De rechtbank zal met deze schending rekening houden bij de duur van de aan verdachte op te leggen straf.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
één (1) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. N. van Esch en I. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 mei 2018 tot en met 12 juni 2018 te Almere aan zijn kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meerdere subdurale bloeding(en) en/of één of meerdere subarachnoïdale bloeding(en) in de hersenen en/of
- een hersenweefselscheur en/of
- één of meerdere netvliesbloeding(en)
heeft toegebracht door die [slachtoffer]
- meermalen, althans éénmaal, te slaan en/of stompen en/of op een hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op/tegen haar hoofd uit te oefenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, vast te pakken en/of met kracht door elkaar en/of op en neer te schudden, in elk geval anderszins geweld uit te oefenen op haar lichaam en/of haar hoofd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 mei 2018 tot en met 12 juni 2018 te Almere zijn kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans éénmaal, te slaan en/of stompen en/of op een hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op/tegen haar hoofd uit te oefenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, vast te pakken en/of met kracht door elkaar en/of op en neer te schudden, in elk geval anderszins geweld uit te oefenen op haar lichaam en/of haar hoofd terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere subdurale bloeding(en) en/of één of meerdere subarachnoïdale bloeding(en) in de hersenen en/of een hersenweefselscheur en/of één of meerdere netvliesbloeding(en) ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 januari 2021, voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2018167575 en onderzoeksnummer MD2R018096, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, en doorgenummerd pagina 6 tot en met 153. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 33.
3.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut getiteld ‘Medisch-forensisch onderzoek van een 2 maanden oud meisje in verband met een vermoeden van toegebracht letsel’, op 17 januari 2020 door dr. H.C. Terlingen opgemaakt op de algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, pagina’s 66 tot en met 104.
4.Pagina 67.
5.De conclusie verwoordt de bewijskracht van de resultaten ten aanzien van de hypothesen. De conclusie geeft met de kans weer dat een bepaalde hypothese waar is.
6.Pagina 72.
7.Pagina 103.
8.Pagina 86.
9.Pagina’s 89 en 90.
10.Pagina 90.
11.Pagina 91.
12.Pagina’s 91.
13.Pagina 92.
14.Pagina’s 92 en 93.
15.Pagina 93.
16.Pagina 94.
17.Pagina 94.
18.Pagina 96.
19.Pagina 97.
20.Pagina 98.
21.Pagina 98 en 99.
22.Pagina 99.
23.Pagina 103.
24.Pagina 103.
25.Pagina 104.
26.Pagina 39.
27.Pagina 40.
28.Pagina 41.
29.Pagina 124.