In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van een werknemer, [verzoeker], door haar werkgever, [verweerder] BV. Het ontslag vond plaats op 13 juli 2023, maar de kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven en dat er geen dringende reden voor het ontslag aanwezig was. De werknemer had zich ziek gemeld en er waren twijfels over haar arbeidsongeschiktheid. De werkgever had een recherchebureau ingeschakeld om de werknemer te observeren, wat de kantonrechter als een te vergaande maatregel beschouwde. De kantonrechter vernietigde het ontslag op staande voet en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst bleef bestaan. Tevens werd de werkgever veroordeeld tot betaling van het salaris van de werknemer, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam verstoord was en ontbond de arbeidsovereenkomst per 31 december 2023. De werknemer kreeg recht op een transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 15.000,00, omdat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld door de werknemer op deze manier te observeren zonder overleg met de bedrijfsarts. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd.