Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 24;
- de mondelinge behandeling van 6 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van Gemeente Veenendaal;
- de pleitnota van Stichting Taubah.
2.De feiten
- het in geding zijnde [onderzoeksbureau 1] -rapport, inclusief alle conceptversies daarvan
- alle e-mails tussen [onderzoeksbureau 1] en Gemeente Veenendaal waarin het rapport of een conceptversie of een deel ervan als bijlage is toegevoegd
- de offerte van [onderzoeksbureau 1] en de opdrachtbevestiging van Gemeente Veenendaal met betrekking tot de krachtenveldanalyse en de bijbehorende e-mails
- de facturen van [onderzoeksbureau 1] en correspondentie daarover tussen [onderzoeksbureau 1] en Gemeente Veenendaal die zijn gewisseld in de periode 1 december 2017 tot en met 31 december 2018.
3.Het geschil
primairhet op grond van het verlof gelegde beslag op te heffen en
subsidiairhet beslag ten aanzien van het [onderzoeksbureau 1] -rapport inzake de krachtenveldanalyse op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per dag voor ieder uur dat Stichting Taubah in gebreke blijft met het opheffen van het beslag, met een maximum van € 500.000,-. Gemeente Veenendaal vordert ook Stichting Taubah te verbieden om nadere conservatoire bewijsbeslagen onder Gemeente Veenendaal te treffen in verband met haar vorderingen, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per schending, althans haar te verplichten bij voorbereidingen om verdere conservatoire bewijsbeslagen te leggen ten laste Gemeente Veenendaal, het in dezen te wijzen vonnis aan de desbetreffende rechterlijke instantie over te leggen, op straffe van een dwangsom van € 250.000,- per schending. Gemeente Veenendaal vordert tenslotte stichting Taubah te veroordelen in de (werkelijke) proceskosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
artikel 705 lid 1 Rv een beslag opheffen op vordering van elke belanghebbende. Een spoedeisend belang bij die vordering wordt door de genoemde wetsbepaling niet vereist. In zoverre is artikel 705 Rv een lex specialis ten opzichte van artikel 254 Rv. Bovendien vloeit het spoedeisende belang bij het gevorderde voort uit de aard van de vordering.