ECLI:NL:RBMNE:2023:6325

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
16.097702.23 en 16.302293.20 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met vuurwapen

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 april 2023 in Almere heeft geprobeerd een ander, aangeduid als [slachtoffer], van het leven te beroven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden. De zaak kwam ter terechtzitting na een incident waarbij de verdachte met een vuurwapen op het slachtoffer schoot, wat resulteerde in een verwonding aan het gezicht van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is, en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte in een zorginstelling moet worden opgenomen voor behandeling, en dat hij moet deelnemen aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden. De bijzondere voorwaarden zijn onder andere een meldplicht bij de reclassering, deelname aan de CoVa+ training, en een locatieverbod.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.097702.23 en 16.302293.20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straat] [nummer] , [postcode] te [woonplaats] ,
u.a.h. verblijvende in [verblijfplaats] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans, van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, advocaat te Amsterdam, en van hetgeen de deskundigen [C] , [A] en [D] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 9 april 2023 te Almere heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat er op 9 april 2023 een incident is geweest tussen zijn dochter en de dochter van een andere vrouw. Hij is samen met zijn vriendin en kinderen naar de woning van deze mevrouw in [plaats 2] gegaan omdat hij met haar in gesprek wilde gaan. Toen zij voor het hekje van de voortuin van de woning stonden, kwam de moeder met vijf kinderen naar buiten. Het escaleerde direct. De jongen die later op hem schoot, nam een dreigende houding aan. Hij had zijn hand in de voorkant van zijn broeksband gestopt. Toen hij dichterbij kwam, liep aangever naar achteren omdat hij dacht dat de jongen een mes of pistool had. Hij struikelde toen bijna. Op dat moment begon de jongen te schieten. Hij stond op ongeveer drie meter van aangever af. Hij richtte in de richting van aangever en schoot meerdere keren. Aangever is geraakt in zijn gezicht. Ook hoorde en voelde hij dat de jongen zijn jas raakte, hij denkt zeker twee keer, minimaal één keer. [2] De jongen richtte op zijn hoofd en borstkas. Het was in ieder geval hoog gericht. Alle schoten waren van dichtbij. De wond in zijn gezicht komt doordat er op hem is geschoten. [3]
Getuige [getuige 1] heeft direct na het incident verklaard dat zij zag en hoorde dat een jongen, die uit de woning van huisnummer [nummer] kwam rennen, gericht op een man schoot. Zij hoorde vier schoten achter elkaar. [4]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij samen met aangever en haar twee dochters daar heen is gegaan om het uit te praten. Het escaleerde direct daar voor de deur. Zij zag dat die jongen uit de voortuin kwam lopen, ineens weer terug liep en uit het niets een pistool uit zijn broeksband trok. Zij zag dat aangever op de jongen afliep en dat de jongens ineens begon te schieten. Zij hoorde wel vier of vijf schoten. Hij schoot in de richting van aangever. [5]
Op het trottoir van het perceel [straat] [nummer] te [plaats 2] werd een kogelpunt of een gelijkend voorwerp aangetroffen. [6] Het projectiel was beschadigd, waardoor de Forensische Opsporing vermoedde dat het een afgeschoten projectiel was. [7] Het projectiel dat op straat is aangetroffen, betreft een projectiel van het kaliber .22 LR. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 verklaard dat hij op aangever heeft geschoten met een revolver. In de revolver moesten patronen van het kaliber .22. [9]
Uit de letselbeschrijving blijkt dat het slachtoffer op het hoofd, op de rechterslaap, een huidbeschadiging heeft opgelopen. [10]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 april 2023 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen,
- heeft geschoten in/tegen het gezicht, althans het hoofd van voornoemde [slachtoffer] en
- meermalen heeft geschoten in de richting van het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen, of, als verdachte volgens het volwassenenstrafrecht wordt veroordeeld, aansluiting te zoeken bij de straffen die in het jeugdstrafrecht voor een feit als het onderhavige worden opgelegd. Verder is het niet wenselijk als verdachte eerst langere tijd in detentie zit voordat er met behandeling gestart kan worden. Ten slotte moet de voorwaarde van het locatieverbod niet aan verdachte worden opgelegd, omdat dit ook zou inhouden dat hij niet meer bij zijn ouders thuis kan komen en daarmee de band met zijn ouders wordt doorgesneden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op een buurtbewoner. Deze buurtbewoner wilde na een ruzie tussen zijn vriendin en dochters enerzijds en de moeder en zussen van verdachte anderzijds, dit gaan uitpraten en is daarom naar de woning van verdachte en diens familie gegaan. Verdachte hoorde vanuit huis geschreeuw en is, met een vuurwapen in zijn broeksband, naar beneden gegaan. Buiten heeft verdachte meerdere keren op de buurtbewoner geschoten, waarbij hij richtte op diens hoofd en lichaam. De buurtbewoner is in zijn gezicht geraakt en heeft daar wonder boven wonder enkel een klein wondje ter hoogte van het jukbeen aan overgehouden.
De rechtbank vindt het heel ernstig dat verdachte, die nog jong is, ten eerste over een vuurwapen beschikte, ten tweede dat vuurwapen daadwerkelijk heeft gebruikt in een ruzie en ten derde daarbij ook heel gericht op de buurtbewoner heeft geschoten. Door zijn handelen heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Feiten als de onderhavige versterken daarnaast de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat. Meerdere mensen onder wie ook kinderen, zijn getuige geweest van wat verdachte heeft gedaan.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende beseft. Hij heeft verklaard dat het ‘gewoon jammer’ is hoe het is gelopen. Dit baart de rechtbank zorgen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 oktober 2023 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, onder meer voor geweldsdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapportage psychiatrisch onderzoek door [C] , kinder- en jeugdpsychiater, van 22 juni 2023. Daarin staat dat bij verdachte sprake is van een lichtverstandelijke beperking en een lichte gedragsstoornis met begin in de adolescentie. Vanwege de ontkenning van verdachte kan de deskundige geen uitspraak doen over de mate van toerekenen, maar mocht verdachte worden veroordeeld, dan is het vanwege de verstandelijke beperking en de daarbij horende beperkte oplossingsvaardigheden goed voorstelbaar dat sprake is van verminderde toerekenbaarheid. Er bestaat een matig tot hoog recidiverisico voor een agressief delict. Voor zowel het jeugd- als het volwassenenstrafrecht zijn er argumenten. Er wordt in overweging gegeven het volwassenenstrafrecht toe te passen. Hierbij speelt ook mee dat de voorgestelde gedragsinterventie binnen het volwassenenstrafrecht wordt aangeboden. Het advies is om verdachte niet meer thuis te laten wonen, maar hem in een (forensische) beschermde woonomgeving gericht op licht verstandelijk beperkte jongvolwassenen te plaatsen. Verdachte zal intensief begeleid moeten worden in het maken van betere keuzes en het vergroten van zijn coping vaardigheden, vooral hoe hij zich kan beheersen als hij boos is. Daarnaast zal moeten worden ingezet op het versterken van beschermende factoren, zoals een daginvulling en een positief sociaal netwerk. Een dergelijke aanpak wordt geboden door de erkende gedragsinterventie CoVa Plus van de volwassenenreclassering. Het advies is om de coachende begeleiding van [instelling 3] voort te zetten. Bij verdachte is sprake van een blijvende handicap, geen bijkomende psychiatrische stoornis en geen emotieregulatie problemen en agressieve impulsiviteit die klinische behandeling behoeven. De psychiater vindt een klinische behandeling daarom niet in het belang van zijn verdere ontwikkeling. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke (jeugd)detentie op te leggen met toezicht door de volwassenenreclassering.
In een rapportage psychologisch onderzoek van drs. [A] , GZ-psycholoog, van 22 juni 2023 staat dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking (lichte mate), een ‘andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis’ en een ongespecificeerde cannabis gerelateerde stoornis (in remissie). Indien bewezen, beïnvloedde dit verdachtes gedragskeuzes en gedragingen hoogstwaarschijnlijk wel. Omdat verdachte niet spreekt over het schietincident, kan de mate van doorwerking niet worden nagegaan. Het risico op recidive moet als matig worden ingeschat. Het is zeker niet laag, maar ook niet per definitie hoog omdat het sterk afhankelijk lijkt van de situatie. De verstandelijke beperking van verdachte zou aanleiding kunnen geven tot het adviseren van het toepassen van het jeugdstrafrecht, maar de contra-indicaties wegen zwaarder als dit ertoe leidt dat de benodigde hulp niet kan worden ingezet. Bovendien is een pedagogische aanpak zoals binnen het jeugdstrafrecht inmiddels een gepasseerd station. Toepassing van het volwassenenstrafrecht wordt in overweging gegeven. Er wordt geadviseerd verdachte te laten begeleiden door de volwassenenreclassering (JoVa-aanpak) naast continuering van zijn dagelijkse begeleiding door [instelling 3] . Via de volwassenenreclassering kan worden ingezet om verdachte (forensisch) begeleid/beschermd te laten wonen (passend bij zijn niveau) en zou eventueel op termijn een gedrags- en vrijheidsbenemende maatregel gericht op zijn structurele kwetsbaarheid kunnen worden ingezet voor langdurige ondersteuning bij de dagelijkse bezigheden voor de toekomst. Verder wordt geadviseerd om verdachte bij de reclassering een gedragstraining te laten volgen die specifiek is ontwikkeld voor LVB jongvolwassenen, zoals de training Cognitieve Vaardigheden voor Licht verstandelijk beperkten (CoVa). Als juridisch kader wordt een deels voorwaardelijke (jeugd)detentie geadviseerd en begeleiding door de reclassering.
In een reclasseringsadvies van 31 oktober 2023 van [B] staat dat de reclassering zich aansluit bij het advies van de Pro Justitia rapporteurs maar wel striktere voorwaarden hanteert. Omdat er bij verdachte sprake is van een blijvende beperking, zijn jonge leeftijd en meerdere pogingen met ambulante begeleiding niet tot gedragsverandering hebben geleid, ziet de reclassering de noodzaak van een opname in een zorginstelling. Deze zorginstelling zal moeten aansluiten bij de verstandelijke vermogens van verdachte en er moet sprake zijn van structuur en begeleiding. Behandeling zal zich moeten richten op het vergroten van copingvaardigheden en zelfcontrole bij oplopende spanningen. Vanuit de zorginstelling zal verdachte moeten doorstromen naar beschermd wonen, naar verwachting aanvullend met ambulante behandeling die een outreachende aanpak heeft. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Dit advies is mede tot stand gekomen na het afnemen van de ASR-wegingslijst. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
meldplicht bij de reclassering;
gedragsinterventie cognitieve vaardigheden CoVa+;
opname in zorginstelling [instelling 1] ;
locatieverbod voor de [locatie] te [plaats 2] ;
locatiegebod (met elektronische monitoring) aansluitend op de klinische opname op een nader te bepalen adres;
dagbesteding;
meewerken aan middelencontrole.
Ter terechtzitting is door deskundige [C] verklaard dat het van belang is dat verdachte getraind wordt in het leren om conflicten op een andere manier op te lossen dan met geweld. Er speelt bij verdachte geen voortdurend agressieregulatie of emotieregulatie probleem, wat maakt dat de deskundige twijfelt of [instelling 1] een geschikte plek is voor verdachte. Er is bij verdachte geen sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand die nog verder zal rijpen. Dan geldt voor de deskundige wat voorliggend is, namelijk het volwassenenstrafrecht. Op de achtergrond speelt mee dat er in het volwassenenstrafrecht veel meer mogelijkheden zijn voor interventies dan in het jeugdstrafrecht.
Door deskundige [A] is ter terechtzitting verklaard dat verdachte vanuit zijn licht verstandelijke beperking op een eenzijdige manier reageert als hij wordt getriggerd, namelijk met geweld. Hij ziet geen andere oplossingsmogelijkheden. Hier zou verdachte behandeling voor moeten krijgen, passend bij zijn niveau. Ten tweede is de context voor verdachte erg belangrijk, zijn omgeving heeft een enorme invloed. Het is lastig te zeggen in hoeverre een klinische setting hem teveel triggert. Wat betreft de toepassing van het jeugdstrafrecht is door de deskundige verklaard dat de LVB-problematiek blijvend is en dit daarom geen argument is voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Het is niet alleen dat het volwassenenstrafrecht meer mogelijkheden biedt voor interventies, maar ook dat er bij verdachte geen mogelijkheid tot ontwikkeling is.
Door deskundige [D] van de reclassering is ter terechtzitting verklaard dat het belangrijk is dat verdachte langere tijd de kans krijgt om te oefenen met gedrag of vaardigheden. De CoVa+ training is een training die dertien keer wordt gegeven, éénmaal per week. Ook de inzet van het forensisch FACT-team is één keer in de week. De reclassering denkt dat dit te weinig is. In een klinische setting is men langere tijd dagelijks bezig met het aanleren van bepaalde vaardigheden en kan worden bekeken wat voor verdachte de juiste woonplek is om naar door te stromen. [instelling 1] is voor LVB-ers, er wordt gewerkt met kleine groepen, ze nemen heel veel tijd om te oefenen en ze zijn gespecialiseerd in de problematiek die bij verdachte speelt. Verdachte is aangemeld bij [instelling 1] . De duur van de klinische opname is afhankelijk van de voortgang, maar zal voor maximaal een jaar zijn.
De rechtbank is, gelet op de conclusies van de deskundigen, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend en zal dat in de strafoplegging meewegen.
De straf
Alles afwegende vindt de rechtbank, gelet op wat daarover door de deskundigen is gerapporteerd, in de persoonlijkheid van verdachte geen (doorslaggevende) grond voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het feit net een paar maanden achttien jaar was, vindt de rechtbank wel dat de hoogte van de op te leggen straf meer aansluiting moet vinden bij de straffen die in het jeugdstrafrecht in soortgelijke zaken worden opgelegd dan bij de straffen die in het volwassenenstrafrecht worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Een gedeelte daarvan, namelijk twintig maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Met deze relatief lange voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en hem daarnaast te motiveren om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden die aan dit voorwaardelijk gedeelte zullen worden verbonden.
De rechtbank ziet de noodzaak van de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod en -gebod. De rechtbank zal ook de klinische opname in een zorginstelling als bijzondere voorwaarde opnemen, omdat uit de rapportages en verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting naar voren komt dat intensieve behandeling noodzakelijk is en verdachte langere tijd nodig heeft om vaardigheden aan te leren. Eerdere ambulante behandelingen zijn niet van de grond gekomen of hebben niet het gewenste effect gehad en de rechtbank verwacht dat het opleggen van enkel een ambulante behandeling van één keer per week ook nu niet zal volstaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag. Gelet op de inhoud van de rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

Ter beschikking aan het Openbaar Ministerie van de in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten een pistool, patroonhouder, munitie en twee stuks fust beslist de rechtbank dat deze ter beschikking aan het Openbaar Ministerie zullen worden gesteld als stukken van overtuiging.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu deze voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie reeds ten uitvoer is gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
20 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij [instelling 2] op het adres [adres] te [plaats 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering zal met verdachte contact opnemen voor de eerste afspraak;
* zich zal laten opnemen in [instelling 1] , althans een soortgelijke intramurale zorginstelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. De opname duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie CoVa+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of een opleiding, met een vaste structuur;
* verdachte werkt mee aan controle op het gebruik van cannabis en alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Beslag
- gelast de beschikking aan het Openbaar Ministerie van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK pistool (omschrijving: PL0900-2023103911-G3146519);
  • 1 STK patroonhouder (omschrijving: PL0900-2023103911-G3146521);
  • 1 STK munitie (omschrijving: PL0900-2023103911-G3146526);
  • 1 STK fust (omschrijving: PL0900-2023103911-G3146539);
  • 1 STK fust (omschrijving: PL0900-2023103911-G3146538);

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.302293.20

- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. G.T. Fahner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2023.
Mr. G.T. Fahner is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2023 te Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- meermalen, althans eenmaal heeft geschoten in/tegen het gezicht, althans het hoofd van voornoemde [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft geschoten in de richting van het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 april 2023, genummerd 2023103911, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 244. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 38 t/m 39.
3.Pagina’s 121, 122 en 123.
4.Pagina 43.
5.Pagina 70.
6.Pagina 56.
7.Pagina 141.
8.Pagina 68.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2023.
10.Pagina 132.