ECLI:NL:RBMNE:2023:6316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/16/559317 / JE RK 23-1193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een jonge baby in een onveilige gezinssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 november 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een jonge baby, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)], die in een pleeggezin verblijft. De ouders van [minderjarige (voornaam)] zijn recent uit elkaar gegaan en er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en stabiliteit van de thuissituatie. De kinderrechter heeft eerder op 4 juli, 14 juli en 29 september 2023 beschikkingen afgegeven, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing telkens werd verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in de huidige situatie sprake is van een onveilige en onstabiele omgeving voor het kind, waarbij beide ouders elkaar beschuldigen van problematisch gedrag, waaronder middelengebruik en huiselijk geweld.

De kinderrechter heeft de verklaringen van de ouders als tegenstrijdig ervaren en concludeert dat geen van beide ouders momenteel in staat is om een veilige en stabiele omgeving voor [minderjarige (voornaam)] te bieden. De moeder heeft aangegeven dat de vader haar heeft gedrogeerd, terwijl de vader dit ontkent en de moeder beschuldigt van middelengebruik. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie zorgelijk is en dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is dat zij langer uit huis geplaatst blijft.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 januari 2024, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de onduidelijkheid over de toekomst van [minderjarige (voornaam)] niet te lang voortduurt, gezien haar jonge leeftijd en de noodzaak voor een stabiele hechting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/559317 / JE RK 23-1193
Datum uitspraak: 21 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
DE JEUGD & GEZINSBESCHERMERS, gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B.H. van der Zwan,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. I. Roos.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 juli 2023, 14 juli 2023 en 29 september 2023 eerdere beschikkingen afgegeven. Voor het verloop van de procedure verwijst de kinderrechter naar deze eerdere beschikkingen.
1.2.
Daarna heeft de kinderrechter de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht met bijlagen van de moeder van 16 november 2023;
  • het bericht met bijlagen van de GI van 17 november 2023;
  • het bericht met bijlagen van de moeder van 17 november 2023;
  • het bericht met bijlagen van de GI van 20 november 2023;
  • het bericht met bijlagen van de vader van 20 november 2023;
  • het bericht met bijlagen van de moeder van 20 november 2023;
  • het bericht met bijlage van de moeder van 20 november 2023;
  • het bericht met bijlagen van de vader van 20 november 2023;
  • het bericht van de moeder met bijlagen van 20 november 2023.
1.3.
Op 21 november 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige (voornaam)] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
In de beschikking van 21 maart 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld tot 21 maart 2024.
2.4.
Bij beschikking van 4 juli 2023 is [minderjarige (voornaam)] met een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier weken in een pleeggezin geplaatst. De beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI, om een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, heeft de kinderrechter aangehouden.
2.5.
Vervolgens heeft de kinderrechter in de beschikking van 14 juli 2023 de machtiging om [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin te plaatsen verlengd tot 14 oktober 2023 en is het resterende verzoek van de GI om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, aangehouden.
2.6.
Tot slot heeft de kinderrechter in de beschikking van 29 september 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin verlengd tot 24 november 2023 en de verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing aangehouden, in afwachting van de informatie die de kinderrechter van de GI en (de advocaten van) de ouders ontvangt over de stand van zaken met betrekking tot (in ieder geval) het netwerk- en perspectiefonderzoek van [minderjarige (voornaam)] en of de GI het verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek. Dat betekent dat zij wil dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] wordt verlengd tot 14 januari 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI verwacht dat een langere machtiging nodig zal zijn, om het onderzoek goed uit te voeren. Daarnaast vindt de GI het van belang dat de moeder zich aanmeldt bij GGZ om een persoonlijkheidsonderzoek uit te laten voeren en dat de vader meer openheid van zaken zal geven over zijn situatie.

4.De beoordeling

4.1
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Daartoe overweegt zij het volgende.
4.2
De ouders zijn sinds kort (ongeveer twee weken) uit elkaar. De kinderrechter is voorafgaand en tijdens de zitting geconfronteerd met uiteenlopende verhalen van de ouders. Zij uiten heftige beschuldigingen naar elkaar. Wat daarvan waar is, is niet komen vast te staan. Maar wat wel duidelijk is, is dat ieder van de scenario’s leiden tot een zeer zorgelijke situatie. Een situatie waarin [minderjarige (voornaam)] niet naar huis kan: niet naar de moeder, en niet naar de vader. De kinderrechter legt dat hieronder uit.
4.3
Moeder stelt dat de vader haar heeft gedrogeerd. Dat verklaart de drie positieve urinetesten op cocaïne. De moeder heeft eerder in de relatie, ook tijdens de zwangerschap van [minderjarige (voornaam)] , al vermoedens van drogeren gehad. Zij is uit liefde voor de vader bij hem gebleven, ook nadat zij steeds voor hem werd gewaarschuwd. Dat drogeren is nu wel de reden geweest om de relatie met de vader te beëindigen. De urinetesten waarbij het alcoholpercentage niet kon worden gemeten omdat het kreatininegehalte te laag was als gevolg van waterige urine wijt zij aan haar zwangerschap. Zij stelt dat zij niets gevoeld heeft van het toedienen van de cocaïne door de vader. Zij kan geen verklaring geven voor het feit dat het kreatininegehalte de ene testdag wel te laag was om te kunnen testen, en de andere dag niet.
De kinderrechter is van oordeel dat de moeder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de steeds weer positief uitslaande testen op cocaïne en alcohol. Dat maakt dat de kinderrechter de verklaringen die de moeder geeft niet overtuigend vindt. Maar zelfs als het scenario van de moeder wel klopt, is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige (voornaam)] nu niet bij de moeder kan worden geplaatst. In dat geval is de moeder immers lange tijd gebleven bij een man van wie zij wist, of sterk vermoedde, dat hij haar drogeerde en voor wie zij steeds werd gewaarschuwd. Zij heeft daarmee zichzelf, haar drie oudste kinderen en haar (ongeboren) kindje in onveiligheid gebracht. Daarmee is zij niet in staat om goede keuzes te maken over [minderjarige (voornaam)] .
4.4
De vader betwist dat hij de moeder heeft gedrogeerd. Hij stelt dat de moeder weldegelijk middelen heeft gebruikt tijdens de zwangerschap van [minderjarige (voornaam)] , en dat zij die nog steeds gebruikt. Hij stelt nu dat dat middelengebruik voor de geboorte van [minderjarige (voornaam)] , toen de drie oudste kinderen van de moeder nog thuis woonden, tot zeer zorgelijke situaties heeft geleid voor de kinderen. Er was onder andere sprake van huiselijk geweld en een verwaarlozende omgeving voor de kinderen. De vader heeft hierover toen contact opgenomen met Veilig Thuis, maar heeft geen melding gedaan. De vader stelt dat hij zelf geen middelen meer gebruikt, zoals blijkt uit de overgelegde negatieve testuitslagen. Hij is goed in staat om, mogelijk met wat hulp als jonge vader, voor [minderjarige (voornaam)] te zorgen.
De kinderrechter constateert dat wat de vader nu stelt, geheel haaks staat op wat hij eerder steeds heeft beweert, namelijk dat er geen enkele reden was tot zorg. Als het scenario dat de vader nu schetst klopt, dan geldt (ook) voor hem dat hij niet in staat is geweest om in het belang van de drie kinderen van de moeder te handelen en in het belang van zijn ongeboren kind.
4.5
De gezinsvoogd heeft toegelicht dat het 2thepoint-traject, dat zou gaan starten on hold is gezet nadat de moeder vertrouwelijk haar zorgen had geuit tegen de gezinsvoogd over het drogeren. Er was niet voldaan aan de randvoorwaarden om te kunnen starten. Besloten is dat de ouders het traject individueel voortzetten. Dat is inmiddels gebeurd; op 3 november is het traject hervat. Na contacten met de [stichting] en de verloskundige van moeder zijn de zorgen van de gezinsvoogd over de moeder nog verder toegenomen. Uit verhalen van de ouders blijkt, aldus de gezinsvoogd, dat zij ook na de breuk nog bij elkaar hebben geslapen, waardoor de gezinsvoogd twijfelt aan de (bestendigheid van de) breuk. De GI heeft uitgelegd wat maakt dat alternatieven voor de plaatsing in het pleeggezin – een moeder-kindhuis, ambulante hulpverlening of een netwerkplaatsing – nu niet aan de orde zijn.
4.6
De kinderrechter is op basis van het voorgaande van oordeel dat geen van beide ouders [minderjarige (voornaam)] op dit moment een situatie kunnen bieden die voor haar voldoende veilig en stabiel is. Inmiddels is er een grote brei aan verhalen van de ouders. De ouders spreken elkaar nu tegen, maar zij vertellen ieder nu ook heel andere verhalen dan zij eerder hebben gedaan bij de rechtbank. Dat betekent dat de kinderrechter geen idee heeft hoe het nu zit en alleen kan vaststellen dat de situatie – hoe die ook is – heel zorgelijk is. En dat het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] dat zij langer uit huis geplaatst blijft.
4.7
Gelet op het feit dat [minderjarige (voornaam)] nog heel jong is, is het voor haar hechting en ontwikkeling van belang dat de onduidelijkheid over waar zij verder zal gaan opgroeien (het perspectief) niet te lang voortduurt. [minderjarige (voornaam)] verblijft nu in een pleeggezin waar zij in principe verder kan opgroeien. Na het aflopen van de termijn van de machtiging uithuisplaatsing is [minderjarige (voornaam)] zeven maanden uit huis geplaatst. De gezinsvoogd heeft aangegeven een nieuw verlengingsverzoek te zullen doen, omdat [minderjarige (voornaam)] , mede vanwege de onderzoeken die nog moeten worden gedaan, volgens de GI niet binnen de nu verleende machtiging thuisgeplaatst kan worden. Gelet op de dan verstreken tijd en het perspectief van [minderjarige (voornaam)] zal de rechtbank een volgend verlengingsverzoek, indien zij dat inderdaad ontvangt, meervoudig behandelen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin tot 14 januari 2024;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.N. Cheuk A Lam als griffier, en op schrift gesteld op 24 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.