ECLI:NL:RBMNE:2023:6302

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10758091 UV EXPL 23-239 MS/1270
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering tot ontruiming van huurders wegens onrechtmatige hinder door honden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de verhuurder, een stichting, vorderde om de huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], te ontruimen vanwege ernstige overlast veroorzaakt door hun honden. De verhuurder stelde dat de huurders met hun twaalf honden onrechtmatige hinder veroorzaakten, in strijd met de eisen van goed huurderschap en het Huurreglement. De kantonrechter oordeelde dat de huurders ernstig tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, en dat het aannemelijk was dat een bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden. De ontruiming werd toegewezen per 1 juni 2024, rekening houdend met de belangen van de dochter van de huurster die in mei 2024 eindexamen moet doen. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zodat de verhuurder direct kon overgaan tot uitvoering indien de huurders niet aan het vonnis voldeden. De proceskosten werden op € 1.182,14 begroot, die door de huurders moesten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10758091 UV EXPL 23-239 MS/1270
Kort geding vonnis van 29 november 2023
inzake
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.E.J.M. Tomlow,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.F. van Hulst.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft een dagvaarding met producties ingediend. Zowel [eiseres] als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daarna nog nadere producties ingediend.
1.2.
Op 15 november 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar namens [eiseres] zijn verschenen mevrouw [A] (hierna: [A] ), Coördinator Wonen, Veiligheid en Participatie bij [eiseres] , en mr. B.E.J.M. Tomlow, gemachtigde van [eiseres] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn verschenen met hun gemachtigde mr. M.F. van Hulst. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitaantekeningen toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] verhuurt sinds 4 februari 2019 aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een eengezinswoning met tuin op het adres [straat] [nummeraanduiding 1] in [plaats] .
2.2.
Op de huurovereenkomst is het Huurreglement Woonruimte 2009 van [eiseres] (hierna: het Huurreglement) van toepassing. In artikel 5.7 van het Huurreglement is het volgende bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan omwonenden en/of huurders van hetzelfde complex of omliggende woningen hinder of overlast te bezorgen in welke vorm dan ook. (…) Iedere huurder dient zich aldaar in te spannen om een goed woonklimaat tussen bewoners te bevorderen en te behouden. Onder hinder of overlast kan in het bijzonder, maar niet uitsluitend, worden gedacht aan geluidsoverlast, agressief gedrag, luidruchtige of anderszins overlastveroorzakende huisdieren, verloedering en drugsoverlast.”
2.3.
Op 10 september 2019 zijn twee medewerkers van [eiseres] bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op huisbezoek geweest. Blijkens de brief van 17 september 2019 waarin [eiseres] de inhoud van het gesprek dat toen is gevoerd heeft bevestigd, was dit naar
aanleiding van klachten van omwonenden over overlast. De overlastmeldingen hadden betrekking op geschreeuw, ruzies en honden die door het huis rennen, botten gooien en met de bench slepen. De medewerkers van [eiseres] hebben tijdens dit huisbezoek geconstateerd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op dat moment 13 honden hadden. Zij hebben hen verteld dat zij hiervan zijn geschrokken, dat [eiseres] als richtlijn twee honden per huishouden hanteert en dit wordt streng gehandhaafd als er aanhoudend overlast is. In de brief is vermeld dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de klachten over de honden die door het huis rennen, met botten spelen en de geluiden van de bench hebben erkend. Met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is afgesproken dat zij ervoor zouden zorgen dat de honden geen overlast veroorzaken en dat zij ook bij ruzies rekening houden met de buren.
2.4.
In maart 2022 zijn er bij [eiseres] nieuwe overlastklachten over [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] binnengekomen. Op 10 maart 2022 is [A] met de wijkagent bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan de deur geweest. Omdat dit bezoek niet was aangekondigd en voor hen niet gelegen kwam, is toen een nieuwe afspraak gemaakt voor 23 maart 2022. [A] heeft deze afspraak bij e-mail van 15 maart 2022 aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bevestigd. Zij schrijft in deze e-mail dat op 10 maart 2022 is besproken dat de reden van het bezoek voornamelijk geluidsoverlast van huisdieren en hard geschreeuw betreft. Blijkens de e-mail is verder besproken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voorafgaand aan het gesprek op 23 maart 2022 moeten hebben nagedacht over hoe zij de (vooral nachtelijke) geluidsoverlast van ruzie kunnen beperken. Ook moeten zij hebben nagedacht over een oplossing over het aantal dieren dat nog behouden mag worden zonder overlast te veroorzaken, waarbij zes nog te veel is.
2.5.
Na het gesprek op 23 maart 2022 heeft [A] bij e-mail van 25 maart 2022 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] laten weten dat het aantal huisdieren dat zij hebben onacceptabel is en niet thuishoort in een (sociale huur)woning. Zij heeft hen meegedeeld dat zij vóór 30 maart 2022 een voorstel moeten doen over onder andere het maximaal aantal huisdieren en het stoppen van geluidsoverlast van mens en dier in en rondom de woning.
2.6.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben [A] bij e-mail van 30 maart 2022 voorgesteld dat [eiseres] een decibelmeter plaatst zodat ze kunnen kijken of sprake is van overlast en dat kunnen oplossen. Zij willen graag weten hoe, wanneer of hoe lang er overlast is en hoeveel mensen er hebben geklaagd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen voorstel gedaan om het aantal honden op korte termijn terug te brengen omdat er oudere en moeilijk herplaatsbare honden bij zijn. Zij hebben alleen toegezegd dat er geen honden meer bijkomen als de oudere honden er niet meer zijn. Zij hebben aangegeven dat zij bezig zijn met anti-blafbanden en anti-blafapparaten.
2.7.
[eiseres] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hierop bij e-mail van 31 maart 2022 meegedeeld dat hun mail geen duidelijk beeld geeft over de punten die zij hebben gesteld en dat hun dossier is overgedragen aan de afdeling toezicht en handhaving/woonoverlast van de gemeente [.] . Dit heeft geleid tot een gesprek met de gemeente op 26 april 2022.
2.8.
Op 26 mei 2023 hebben de bewoners van de [straat] [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 3] een mail aan [eiseres] gestuurd met een overzicht van de overlast die zij van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ervaren. Het gaat onder meer om geluids- en stankoverlast van de honden en overlast door intense en langdurige ruzies. Zij schrijven in hun e-mail dat zij door deze overlast na het werk geestelijk en lichamelijk niet meer tot rust kunnen komen, dat zij hierdoor chronisch moe zijn en zich overdag niet meer op het werk kunnen concentreren. Zij zitten door onder meer de stankoverlast ook niet meer in de tuin.
2.9.
[eiseres] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij e-mail van 3 augustus 2023 meegedeeld dat zij de gemaakte afspraken over de overlast en de beperking van het aantal huisdieren op geen enkele wijze zijn nagekomen en dat [eiseres] nog steeds heel veel meldingen binnenkrijgt van meerdere omwonenden en ook zelf overlast heeft geconstateerd. Zij heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een allerlaatste waarschuwing gegeven en heeft aangekondigd dat anders een juridische procedure voor ontbinding van het huurcontract zal worden opgestart.
2.10.
Ook na die periode zijn er verschillende klachten bij [eiseres] binnengekomen over hondengeblaf en harde muziek. De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hierop bij brief van 12 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 16 oktober 2023 mee te delen of zij bereid zijn die week passende afspraken met [eiseres] te maken die in een vaststellingsovereenkomst worden vastgelegd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

De vordering en de onderbouwing

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. primair [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om het gehuurde, gelegen aan de [straat] [nummeraanduiding 1] te ( [postcode] ) [plaats] , binnen 24 uur, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen tijdstip, na de betekening van dit vonnis geheel leeg en ontruimd ter beschikking van [eiseres] te stellen en met alle eventueel aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen;
b. subsidiair [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen alle honden binnen 24 uur, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen tijdstip, na de betekening van dit vonnis uit het gehuurde, gelegen aan de [straat] [nummeraanduiding 1] te ( [postcode] ) [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
althans een zodanige beslissing te nemen als de kantonrechter in goede justitie meent te behoren, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ernstige en structurele overlast veroorzaken door onder andere ruzies tussen hen onderling, geblaf van hun vele honden op alle mogelijke tijdstippen en stankoverlast door de ontlasting van deze honden en van hun overige huisdieren. Dit levert onrechtmatige hinder jegens hun buren op, gelet op de aard, ernst en duur van de hinder en de daardoor bij omwonenden veroorzaakte schade. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] handelen hiermee in strijd met hun verplichtingen als goed huurder (artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en in het bijzonder in strijd met artikel 5.7 van het Huurreglement. Zij hebben tot nu toe geen, dan wel onvoldoende inzet getoond om de overlast te beëindigen. De overlast is volgens [eiseres] voldoende ernstig om in een bodemprocedure de huurovereenkomst te ontbinden.
Het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen zich primair op het standpunt dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen en verzoeken subsidiair, voor het geval de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen, een significant langere ontruimingstermijn te bepalen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten dat sprake is van onrechtmatige hinder. Zij stellen aan de hand van verklaringen van vroegere buren, een dierenarts en andere hondeneigenaren die binnen zijn geweest dat geen sprake is van stank of hondengeur in en rond de woning. Met betrekking tot de klachten over het hondengeblaf stellen zij dat sprake is van een buurt met gehorige woningen en redelijk veel andere honden. Hierdoor is het mogelijk dat een aanzienlijk deel van de klachten andere honden in de nabije omgeving betreffen. Zij proberen het geblaf van hun eigen honden door opvoeding te beperken en willen graag achterhalen wat de aanleidingen zijn voor geblaf zodat het opvoeden effectiever kan. Ondanks talrijke pogingen van hun kant heeft er echter nooit een goed gesprek plaatsgevonden over wat de buren als het meest storend ervaren. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] erkennen dat zij soms ruzie hebben, maar stellen dat de frequentie, intensiteit en duur van deze ruzies schromelijk wordt overdreven. Volgens hen is geen sprake van een tekortkoming maar van een hobby, namelijk het houden van huisdieren. Zelfs als er sprake zou zijn van een tekortkoming, dan is deze gezien haar geringe betekening onvoldoende om ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen omdat er minder ingrijpende oplossingsmogelijkheden zijn, waaronder mediation. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen ten slotte dat de beëindiging van de huurovereenkomst in strijd is met de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM.
Spoedeisendheid
3.5.
[eiseres] stelt dat zij gelet op de ernst van de klachten een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Het woongenot van omwonenden wordt aangetast en hun sociale en economische levens lijden hier intens onder. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] de spoedeisendheid van de zaak hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure is aannemelijk
3.6.
Vooropgesteld wordt dat in kort geding een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar is indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij of zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
3.7.
De kantonrechter is van oordeel dat aan deze voorwaarden is voldaan en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zo ernstig tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst dat te verwachten is dat een bodemrechter de huurovereenkomst hierom zal ontbinden. Naar het oordeel van de kantonrechter staat in ieder geval voldoende vast dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] door het geblaf van hun honden onrechtmatige hinder veroorzaken en daarmee handelen in strijd met de eisen van goed huurderschap als bedoeld in artikel 7:213 BW en artikel 5.7 van het Huurreglement. Dit oordeel wordt hieronder nader toegelicht.
3.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat zij op dit moment twaalf honden hebben. Niet in geschil is, dat [eiseres] als richtlijn heeft dat hooguit twee honden per huishouden zijn toegestaan. Dit aantal wordt op dit moment dus met tien honden overschreden. De kantonrechter acht deze richtlijn redelijk, omdat het houden van meer honden in het algemeen zal leiden tot meer geluidsoverlast voor omwonenden. Voor de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geldt dat de inspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, die in juni 2023 de woning heeft bezocht, blijkens het proces-verbaal van de wijkagent van 19 oktober 2023 heeft opgemerkt dat de dieren er verzorgd uitzagen en hij zich geen zorgen maakte over hun gezondheid, maar dat het aantal dieren te veel was voor de oppervlakte in en om de woning en de dieren daardoor veel stress zouden ervaren. Dit zou voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een reden temeer moeten zijn om het aantal honden in een woning beperkt te houden.
3.9.
Vast staat, dat er bij [eiseres] al sinds 2019 klachten van omwonenden zijn binnengekomen over geluidsoverlast van de honden. Deze klachten zijn vanaf mei 2023 erg toegenomen. De buren van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan de [straat] nummer [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 2] hebben in een e-mail van 26 mei 2023 de overlast beschreven die zij van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ervaren en hebben hiervan logboeken bijgehouden. Zij schrijven in hun e-mail van 26 mei 2023 dat zij dag en nacht last hebben van het geblaf van meerdere honden tegelijk. Uit de logboeken blijkt dat zij dagelijks - vaak de hele dag door met tussenposen - hondengeblaf en geschreeuw van [gedaagde sub 1] of [gedaagde sub 2] tegen hun honden horen. Uit de geluidsmetingen die zij hebben overgelegd blijkt dat het vaak om harde geluiden gaat. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze overlastmeldingen. Uit het proces-verbaal van de wijkagent van 19 oktober 2023 blijkt dat zij en haar collega ook hondengeblaf bij de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben waargenomen en [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook verklaard dat zij en haar collega in de woning van nummer [nummeraanduiding 2] het hondengeblaf en geschreeuw naar de honden dat ze stil moesten zijn hebben gehoord. [eiseres] heeft bovendien een geluidsopname in het geding gebracht waarop de kantonrechter het hondengeblaf vanuit de woning van nummer [nummeraanduiding 2] heeft kunnen horen. De kantonrechter acht het, gelet op de frequentie van het hondengeblaf, voldoende aannemelijk dat de buren van nummer [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 2] hier veel last van hebben en dat dit een grote impact heeft op hun leven, zoals beschreven in hun e-mail van 26 mei 2023.
3.10.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben verklaringen van andere buurtgenoten en vroegere buren in het geding gebracht dat zij geen last hebben (gehad) van hun honden. Dit betekent echter nog niet dat de buren van nummer [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 3] geen last van de honden kunnen hebben. De woning van nummer [nummeraanduiding 2] grenst immers direct aan de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en de woning van nummer [nummeraanduiding 3] grenst weer aan nummer [nummeraanduiding 2] . Omdat de nummers [nummeraanduiding 1] , [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 3] aan elkaar grenzen, acht de kantonrechter het aannemelijk dat het geblaf dat de buren van nummer [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 3] horen, afkomstig is vanuit de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en niet van andere honden in de buurt. Uit de verklaringen van de omwonenden kan immers worden afgeleid dat het geblaf van honden uit woningen die wat verder weg liggen, kennelijk niet meer hoorbaar is.
3.11.
[eiseres] heeft er al in 2019 bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op aangedrongen dat zij ervoor zouden zorgen dat hun honden geen overlast veroorzaken. Dit is in de e-mail van [eiseres] van 25 maart 2022 nog eens herhaald, waarbij aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is gevraagd een voorstel te doen over het maximaal aantal huisdieren en het stoppen van geluidsoverlast van mens en dier in en rondom de woning. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hierover geen voorstel aan [eiseres] gedaan. Zij zijn niet tot de voor de hand liggende en - naar verwachting - meest effectieve maatregel overgegaan om hun honden tot twee terug te brengen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben in hun e-mail van 30 maart 2022 aangegeven dat zij bezig zijn met anti-blafbanden en anti-blafapparaten, maar dit heeft niet tot vermindering van de geluidsoverlast geleid. Zij hebben gesteld dat het na kennisname van de dagvaarding pas echt mogelijk was om een begin te maken met het afleren van het geblaf, omdat het hen voor die tijd niet helder was waar hun buren precies last van hadden. [eiseres] heeft hen echter voldoende duidelijk gemaakt dat de buren onder meer last hebben van het geblaf van de honden en dit geblaf kunnen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als zij thuis zijn ook horen. Weliswaar kan niet altijd worden voorkomen dat een hond blaft, maar het had op hun weg gelegen om dit geblaf door hierop gerichte training zoveel mogelijk te beperken. Dit hebben zij echter niet gedaan. Alleen het hard roepen naar de honden dat ze stil moeten zijn is onvoldoende en zorgt ook weer voor overlast voor de buren.
Conclusie
3.12.
Gezien het voorgaande wordt de primaire vordering tot ontruiming toegewezen. Van schending van artikel 8 EVRM is geen sprake. Van [eiseres] kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben weliswaar een groot belang om in hun woning te kunnen blijven wonen, maar voor [eiseres] geldt dat zij ook haar huurders aan de [straat] nummers [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 3] een rustig huurgenot dient te verschaffen en dat is door toedoen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet mogelijk. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] maken op dit huurgenot al sinds lange tijd ernstig inbreuk en hebben in de praktijk niet laten zien dat zij bereid zijn de overlast die hun honden geven effectief aan te pakken en hierover concrete afspraken te maken. Hierdoor is niet te verwachten dat de geluidsoverlast zal afnemen zolang zij in de woning verblijven.
3.13.
De kantonrechter zal bij het bepalen van de termijn waarbinnen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de woning moeten ontruimen rekening houden met hun belang om enige tijd te krijgen om vervangende woonruimte voor henzelf en hun honden te zoeken en met het belang van de dochter van [gedaagde sub 1] om vóór 1 juni 2024 niet te hoeven verhuizen omdat zij in mei 2024 eindexamen moet doen. De gevorderde ontruiming zal daarom pas per 1 juni 2024 worden toegewezen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen voor de tussenliggende periode met [eiseres] afspraken moeten maken om de overlast die zij veroorzaken zoveel mogelijk te beperken.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
3.14.
[eiseres] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kunnen dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep hebben ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Of het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, moet worden beoordeeld door een afweging van de belangen van partijen. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder rechtsoverwegingen 3.12 en 3.13. De kantonrechter is van oordeel dat de belangen van [eiseres] om na 1 juni 2024 direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten. Daarom zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Kosten
3.15.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 793,00
- nakosten €
132,00
Totaal € 1.182,14

4.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om het gehuurde, gelegen aan de [straat] [nummeraanduiding 1] te ( [postcode] ) [plaats] uiterlijk op 1 juni 2024 geheel leeg en ontruimd ter beschikking van [eiseres] te stellen en met alle eventueel aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.182,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. J.W. Wagenaar op 29 november 2023.