ECLI:NL:RBMNE:2023:63

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
UTR - 22/1516
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een kindcentrum en gymzaal in Houten

In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuw kindcentrum en een gymzaal in Houten. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 februari 2022 de omgevingsvergunning verleend, na een uitgebreide procedure waarin zienswijzen van omwonenden zijn meegenomen. De eisers, bewoners van de omgeving, zijn het niet eens met de locatie van de gymzaal en hebben beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 8 december 2022 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank stelt vast dat de belangen van de vergunninghouder en andere omwonenden zwaarder wegen dan die van de eisers, die slechts een beperkt verlies aan uitzicht ervaren. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit voldoende onderbouwd is. De eisers hebben niet aangetoond dat er alternatieve locaties zijn die minder bezwaren met zich meebrengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de omgevingsvergunning blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1516

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2],
[eiser 3],
[eiseres],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7],
[eiser 8],
allen uit [woonplaats] , eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten (het college)

(gemachtigde: mr. A.R.E. Maris).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Openbaar Onderwijs Houten, gevestigd in Houten (vergunninghouder).

Inleiding

Op de locatie [adres] in [vestigingsplaats] (het perceel) zullen de bestaande basisschool en gymzaal worden gesloopt, waarvoor in de plaats een nieuw kindcentrum, gymzaal en buitenberging worden gebouwd. Voor deze ontwikkeling heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college.
Het college heeft het besluit op de aanvraag voorbereid met de uitgebreide procedure zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo), waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het college een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage heeft gelegd. Alle eisers wonen rond het perceel en de meeste eisers hebben een zienswijze ingediend. Naar aanleiding van deze zienswijzen is de plangrens gewijzigd, is de situering van de parkeervakken aan de [straat] gewijzigd, zijn de fietsparkeerplaatsen verplaatst en is de grens van het besluitgebied aangegeven op de bij het besluit behorende situatietekening en in de tekst van de omgevingsvergunning. Nadat de gemeenteraad van de gemeente Houten een verklaring van geen bedenkingen had afgegeven, heeft het college op 21 februari 2022 de omgevingsvergunning verleend.
Eisers zijn het niet eens met de locatie van de nieuw te bouwen gymzaal en hebben daarom beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de eisers [eiser 1] en [eiseres] , de gemachtigde van het college, zij werd vergezeld door [A] en de architect [B] , en namens vergunninghouder [C] MPM, vergezeld door de bouwadviseur van vergunninghouder, [D] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2. Eisers hebben er geen bezwaar tegen dat het college voor het bouwen van het nieuwe kindcentrum en de buitenberging afwijkt van de beheersverordening. De kern van het geschil tussen partijen is de vraag of de locatie van de nieuw te bouwen gymzaal, waarvoor ook wordt afgeweken van de beheersverordening, wel of niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en of de omgevingsvergunning op dit punt een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. [1] Hierover zal de rechtbank een oordeel geven.
3. De rechtbank stelt voorop dat het college moet beslissen op de aanvraag zoals deze door vergunninghouder is ingediend. De aanvraag van vergunninghouder ziet op een bouwplan dat in strijd is met de beheersverordening. In zo’n geval moet het college beslissen of hij wel of niet toepassing geeft aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van de beheersverordening een omgevingsvergunning te verlenen. Bij het nemen van die beslissing komt aan hem beleidsruimte toe, daarbij moet het college alle betrokken belangen afwegen.
4. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eisers of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Is de locatie van de nieuwe gymzaal niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en voldoende ruimtelijk onderbouwd?
De ruimtelijke onderbouwing van de locatie
5. Eisers voeren aan dat de noodzaak om de gymzaal op de voorgestane locatie op het perceel te bouwen ontbreekt. Volgens eisers is er voldoende ruimte op het perceel om de nieuw te bouwen gymzaal op de locatie van de bestaande gymzaal terug te bouwen.
6. De rechtbank is het met eisers eens dat in de ruimtelijke onderbouwing ‘ [kindcentrum] ’ van [naam] van 20 oktober 2021, die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, niet of nauwelijks is onderbouwd waarom de nieuwe gymzaal op de voorgestane locatie op het perceel wordt gebouwd. Toch vindt de rechtbank dat het college in de omgevingsvergunning zelf goed heeft uitgelegd waarom hij voor de locatie van de nieuw te bouwen gymzaal gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om in afwijking van de beheersverordening de omgevingsvergunning te verlenen.
7. In de motivering van de omgevingsvergunning staat namelijk dat het plan voor de nieuwe school en de nieuwe sportzaal optimaal in de omgeving is ingepast en de locatie een verbindende en groene uitstraling geeft. Het plan bestaat uit twee losse gelijkvormige gebouwen die in een zo groen mogelijke omgeving zijn geplaatst. Hierdoor ontstaan zichtlijnen door het plan waardoor de plek met de omliggende woningen en de groenzone wordt verbonden. De gebouwen zijn ‘alzijdig’ gesitueerd en vormgegeven. Dat wil zeggen dat de gebouwen aan alle zijden de uitstraling van een voorkant hebben. Het groen ligt aan alle zijden, zodat de plek door alle omwonenden als prettig en groen kan worden ervaren. De school en sporthal zijn optimaal gepositioneerd ten opzichte van de zon, zodat de energievraag van de gebouwen minimaal wordt. De gebouwen hebben geen nissen en onoverzichtelijke plekken en met de zichtlijnen verbetert de sociale veiligheid op het terrein. Het schoolplein bestaat naast verharding ook vooral uit gras waardoor de plek nog groener wordt.
8. In de Nota van Zienswijzen heeft het college opgenomen dat het ontwerp een samenhangend geheel is waarbij de vorm, de afmeting en de positionering van de gebouwen bijdragen aan een gebalanceerde, alzijdige en verbindende inrichting. Door de centrale ligging van de gebouwen is er rondom ruimte voor groen en wordt het schoolterrein bij de groenzone getrokken. Voor omwonenden zal de school een onderdeel van het [locatie] worden. De groene assen [straat] en [straat] worden door de gekozen inrichting met het [locatie] verbonden. Vanuit de woonwijk is er zicht op het schoolplein en zicht tussen en langs de gebouwen. Daarmee wordt het schoolplein verbonden met de omgeving én wordt de wijk verbonden met het [locatie] . Met de nieuwe inrichting van de gebouwen ontstaat een wandelroute over het schoolplein die de wijk met het [locatie] verbindt. De breedte van de openbare ruimte aan weerszijden van de [straat] , is ter hoogte van de [straat] ca. 44 meter. De afstand tussen de woningen aan de [straat] en de gymzaal is ook zo groot. Met het ontwerp wordt het profiel van de [straat] dus niet aangetast.
De gymzaal wordt gebouwd op een plek die nu vooral parkeerplaats en rijbaan is. Het groen van de keerlus komt grotendeels terug als groen op het schoolplein en de daar aanwezige notenboom blijft gehandhaafd. Op de locatie van de huidige voetbalkooi komt de gymzaal. Op de oude locatie van de gymzaal komt een groene inrichting. Per saldo neemt de hoeveelheid groen in het plan met ca. 1000 m2 toe.
Het stedenbouwkundig DNA van Houten heeft vooral betrekking op de verkeersstructuur. Dit betekent: een rondweg met inprikkers en de ‘doodlopende‘ wijkontsluiting, doorgaande, vrij liggende fietspaden die direct naar het centrum en station voeren. Scholen worden achter in de wijk, op verkeersluwe plekken gebouwd, aan doorgaande, vrij liggende fietspaden. De groenstructuur heeft een centrale groenzone, wijk- en buurtparken. De nieuwbouw van de [kindcentrum] past binnen dit DNA en geeft geen wijzigingen in de verkeers- of groenstructuur. De stedenbouwkundig adviseur en kenner van de stedenbouwkundige structuur in Houten, heeft het ontwerp van de architect voor het nieuwe [kindcentrum] goedgekeurd. De gymzaal is buiten het profiel van de [straat] getekend.
9. De rechtbank is van oordeel dat het college met deze toelichting voldoende heeft uitgelegd waarom op deze plek de te bouwen gymzaal voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en hiervoor de omgevingsvergunning heeft verleend.
Het verdwijnen van de informele keerlus
10. Op de zitting hebben eisers toegelicht dat hun beroepsgrond over het aantal bij het bouwplan te realiseren parkeerplaatsen ziet op het verdwijnen van de informele keerlus aan de noordoostzijde van het perceel, doordat op deze locatie de nieuwe gymzaal zal worden gebouwd. In de bestaande praktijk wordt hier ook geparkeerd. Bij het door eisers aangedragen alternatief kan de keerlus worden gehandhaafd.
11. De rechtbank stelt vast dat uit de bij de omgevingsvergunning behorende notitie ‘ [kindcentrum] , verkeersaspecten’, van Goudappel, van 9 februari 2021 volgt dat op basis van de landelijke kentallen bij het bouwplan 18 kortparkeerplaatsen voor halen en brengen, 6 ‘zoen-zoef’-plekken en 16 langparkeerplaatsen voor de docenten en medewerkers moeten worden gerealiseerd. Dit zijn totaal 40 parkeerplaatsen. Het college heeft met de omgevingsvergunning de realisatie van totaal 47 parkeerplaatsen toegestaan. Wat eisers aanvoeren maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de juistheid van de notitie van Goudappel. Door eisers is niet bestreden dat het toegestane aantal van 47 parkeerplaatsen voldoende is om in de parkeerbehoefte van het bouwplan te voorzien. Ook hebben zij geen tegenrapport overgelegd waaruit blijkt dat de notitie van Goudappel onjuist is. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat door het verdwijnen van de informele keerlus in de nieuwe situatie een onaanvaardbare parkeeroverlast zal ontstaan.
De belangenafweging
12. De rechtbank vindt dat eisers door de omgevingsvergunning niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. Eisers hebben door de locatie van de nieuwe gymzaal een beperkt verlies aan uitzicht ten opzichte van de bestaande situatie. Dit nadeel voor eisers heeft het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning onderkend en afgewogen tegen de voordelen van de gymzaal op de door vergunninghouder voorgestane locatie op het perceel. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat het college het belang van vergunninghouder en de belangen van andere omwonenden bij de door vergunninghouder voorgestane inrichting van het perceel zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eisers bij de herbouw van de gymzaal op de bestaande locatie.
Tussenconclusie en alternatief plan
13. De conclusie van het voorgaande is dat het college naar het oordeel van de rechtbank de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
14. Eisers hebben nog een alternatieve locatie voor de nieuwe gymzaal aangedragen. Als een bouwplan waarvoor een afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk is, op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking nopen, als op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van die alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Het is aan degene die stelt dat er alternatieven zijn om deze alternatieven te benoemen en aannemelijk te maken dat op voorhand duidelijk is dat verwezenlijking van het alternatief een gelijkwaardig resultaat met aanmerkelijk minder bezwaren oplevert.
15. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aan hun bewijslast voldaan. Het door eisers aangedragen alternatief zorgt namelijk niet voor een gelijkwaardige inrichting van het perceel als bij het door vergunninghouder aangevraagd bouwplan. Dit blijkt uit de vergelijking van het bouwplan en het door eisers aangedragen alternatief in bijlage a-2-c bij de Nota van Zienswijzen. Niet alle omliggende woningen liggen bij het alternatief met hun voorgevel in het park en vanaf de hoofdfietsroute moet men eerst langs de gebouwen voordat men zich in het park waant. De verbinding van de twee groene assen [straat] en [straat] worden bij het alternatief niet versterkt. De zichtlijnen kruisen elkaar bij het alternatief niet, waardoor de openbare ruimte niet overzichtelijker en veiliger wordt dan in de bestaande situatie. Er ontstaat geen wandelroute die de school verbindt met de wijk en met het park. De ruimte tussen de gebouwen wordt minder overzichtelijk en daardoor minder veilig. Het college heeft in de Nota van Zienswijzen verder nog toegelicht dat bij het alternatief de sociale veiligheid op het perceel niet zal verbeteren, het doorzicht en zicht niet worden verbeterd, fietsers/voetgangers en auto’s rond de school minder goed gescheiden kunnen worden en de opbrengst van de zonnepanelen zal verminderen. Het door eisers aangedragen alternatief zorgt er daarom niet voor dat het college geen omgevingsvergunning had mogen verlenen voor het plan van vergunninghouder.
Heeft het college een toezegging voor een groene aankleding van de gymzaal gedaan?
16. Eisers voeren verder aan dat tijdens een informatiebijeenkomst in juli 2021 aan hen de toezegging is gedaan dat als de nieuwe gymzaal op de voorgestane locatie zou worden gebouwd, deze aan de zijde van de [straat] groen ingepast zou worden zodat de gymzaal zo min mogelijk zichtbaar zou zijn voor omwonenden. Volgens hen zijn de enkele bomen en lage struiken die in de omgevingsvergunning zijn opgenomen onvoldoende om de gymzaal vanaf deze zijde het hele jaar aan het zicht te ontnemen. Op de zitting is gebleken dat eisers niet meer weten wie deze toezegging tijdens de bijeenkomst zou hebben gedaan.
17. Op de zitting heeft het college toegelicht dat hij wel heeft geprobeerd om de bewoners van de [straat] op dit punt tegemoet te komen. Daarom is de nieuwe gymzaal ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp in westelijke richting verschoven, zodat bestaande bomen kunnen worden gehandhaafd en extra groen kan worden toegevoegd. Volgens het college heeft hij nooit de toezegging gedaan dat de gymzaal jaarrond aan het zicht zou worden ontnomen. Er moet namelijk wel sociale controle mogelijk blijven en het is niet de bedoeling dat er opnieuw donkere hoekjes zonder sociale controle worden gecreëerd.
18. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat – nog los van de vraag of de uitlating die tijdens de informatieavond in juli 2021 is gedaan is toe te rekenen aan het college – aan eisers niet de toezegging is gedaan dat de nieuwe gymzaal vanaf de zijde van de [straat] jaarrond aan het zicht zou worden ontnomen. Het vertrouwensbeginsel vormde daarom geen belemmering om de omgevingsvergunning te verlenen.
De voetbalkooi en herinrichting van het groen bij andere scholen
19. Eisers voeren ten slotte aan dat als gevolg van de omgevingsvergunning een andere locatie gezocht moet worden voor de bestaande voetbalkooi en deze mogelijk elders in het groen komt. En dat de omgevingsvergunning een precedent kan scheppen waardoor ook bij andere scholen in Houten delen van een park of de openbare ruimte bij het schoolplein kunnen worden getrokken.
20. De rechtbank toetst de rechtmatigheid van besluiten. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning. Een eventuele nieuwe locatie voor de voetbalkooi en een herinrichting van het groen bij andere scholen maken geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning. De rechtbank kan hierover dus geen oordeel geven.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. De omgevingsvergunning blijft in stand. Dat betekent dat vergunninghouder het kindcentrum, de gymzaal en de buitenberging conform de aan haar verleende omgevingsvergunning mag bouwen.
22. Omdat het beroep ongegrond is krijgen eisers het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, voorzitter, en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3o, van de Wabo kan het college een omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening alleen verlenen als het bouwen van de gymzaal niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.