ECLI:NL:RBMNE:2023:6299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/16/549576 / HA ZA 22-653
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van cryptovaluta aanbieder voor schade door oplichting

In deze zaak vorderde eiser, een slachtoffer van oplichting met cryptovaluta, schadevergoeding van Coinbase Ireland en Coinbase Europe. Eiser had in 2021 contact gehad met een oplichter die zich voordeed als medewerker van een bedrijf en hem had geholpen bij het aanmaken van een Coinbase-account. Eiser verloor in totaal € 536.343,00 door de oplichting. Hij stelde Coinbase aansprakelijk voor de schade, omdat zij volgens hem onrechtmatig had gehandeld door oneerlijke handelspraktijken te verrichten en haar zorgplicht te schenden. De rechtbank oordeelde echter dat er geen causaal verband was tussen de gestelde oneerlijke handelspraktijken van Coinbase en de schade die eiser had geleden. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat Coinbase een zorgplicht had geschonden en dat de Wwft-normen niet bedoeld zijn om consumenten te beschermen tegen vermogensschade door oplichting. De vorderingen van eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van € 14.442,50.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/549576 / HA ZA 22-653
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [eiser] ,
eiser,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
COINBASE IRELAND LTD,
gevestigd te Dublin, Ierland,
hierna: Coinbase Ireland,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
COINBASE EUROPE LTD,
gevestigd te Dublin, Ierland,
hierna: Coinbase Europe,
gedaagden,
hierna samen: Coinbase,
advocaten mr. E.C. Netten en mr. H. Şimşek te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 20,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 11,
  • de akte van [eiser] met producties 21 t/m 23,
  • de brief van mr. Netten van 8 september 2023,
  • de akte van Coinbase met producties 12 t/m 14,
  • de antwoordakte van Coinbase.
1.2.
Op 22 september 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen overhandigd en voorgedragen. Partijen hebben vonnis gevraagd. Daarop heeft de rechtbank bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.
2. Waar gaat de zaak over?
2.1.
Coinbase biedt consumenten de mogelijkheid cryptovaluta te kopen en verkopen, op te slaan, te ontvangen en te versturen. Juridisch is het zo gestructureerd dat Coinbase Ireland zogenoemde E-Money Services aanbiedt, wat inhoudt dat zij aan klanten digitale portemonnees (hierna: wallets) ter beschikking stelt waarmee zij cryptovaluta kunnen opslaan, ontvangen en verzenden en Coinbase Europe zogenoemde Digital Currency Services aanbiedt, wat inhoudt dat zij aan klanten de mogelijkheid biedt om via hun wallets op het Coinbase handelsplatform in cryptovaluta te handelen en cryptovaluta om te wisselen naar fiduciaire valuta en omgekeerd. Klanten kunnen van deze diensten gebruik maken door in een digitale omgeving een Coinbase-account aan te maken en daarbij de gebruikersvoorwaarden van Coinbase accepteren, die zijn vastgelegd in de Gebruikersovereenkomst (hierna: de overeenkomst).
2.2.
[eiser] is het slachtoffer geworden van fraude. Volgens [eiser] wilde hij gaan investeren in bitcoins en daar enige begeleiding bij. In februari 2021 heeft hij daarover informatie gezocht op internet en zijn contactgegevens achtergelaten op een site. Daarop is hij gebeld door iemand die zei dat hij [A] heette en werkte voor het bedrijf [onderneming] . Op aangeven van [A] heeft [eiser] [A] toegang gegeven tot zijn computer via de software Anydesk, waarbij gebruik wordt gemaakt van schermdeling. [A] heeft [eiser] vervolgens een Coinbase-account laten aanmaken, zodat [eiser] de beschikking kreeg over een wallet. [eiser] heeft op advies en met behulp van [A] , met wie hij veel telefonisch contact had, op het platform van Coinbase bitcoins gekocht en die werden later vanuit zijn wallet overgemaakt naar een andere wallet. [eiser] is voorgehouden dat de aangekochte bitcoins terecht kwamen bij een voor hem aangemaakt account op het cryptoplatform van [.] .org. [eiser] kon daarop inloggen en de gedane investeringen leken dan te renderen. In werkelijkheid was dit handelsplatform niet echt en zijn de bitcoins overgemaakt naar externe wallets van de oplichters. [eiser] heeft later telefonisch en per e-mail contact gehad met andere personen, die hem ertoe hebben bewogen grote geldbedragen over te maken. Zo is [eiser] in april 2022 voorgehouden dat er door de overheid een onderzoek was ingesteld naar zijn investeringsactiviteiten en dat hij bedragen moest betalen om zijn account af te kunnen sluiten. Dat heeft hij gedaan. In juni 2022 is hij benaderd door vermeende medewerkers van FINRA, een Amerikaanse toezichthouder, die hem hebben voorgehouden dat er een verdachte bitcointransactie was gevonden in zijn wallet en dat hij 81% van al zijn zakelijke en privé-bankrekeningen moest inbrengen, op straffe van boetes, om zijn onschuld te bewijzen. [eiser] heeft daaraan gehoor gegeven en in korte tijd veel geld overgemaakt naar zijn wallet. Daarvan zijn bitcoins gekocht, die ook zijn overgemaakt naar externe wallets van de oplichters. [eiser] heeft door dit alles in de periode februari 2021 t/m juli 2022 in totaal € 536.343,00 verloren.
2.3.
Op 22 juli 2022 heeft [eiser] aangifte gedaan bij de politie. De oplichters zijn niet achterhaald.
2.4.
In een brief van 12 oktober 2022 heeft de advocaat van [eiser] Coinbase aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden schade en verzocht € 536.343,00 aan hem te betalen. Coinbase heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen.
2.5.
[eiser] vordert in deze procedure samengevat - dat de rechtbank:
1. voor recht verklaart dat de overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd, althans deze vernietigt ex artikel 6:193j lid 3 BW, althans voor recht verklaart dat Coinbase onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten, zodat zij gehouden is de door [eiser] betaalde bedragen terug te betalen dan wel de geleden schade te vergoeden,
2. Coinbase hoofdelijk veroordeelt € 536.343,00 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente,
3. Coinbase hoofdelijk veroordeelt € 5.392,00 aan [eiser] te betalen aan buitengerechtelijke incassokosten,
4. Coinbase veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, en
5. een certificaat afgeeft als bedoeld in artikel 53 Brussel Ibis-Vo [1] in de Engelse taal.
Coinbase voert hiertegen verweer.
2.6.
[eiser] legt - kort gezegd - aan zijn vorderingen ten grondslag dat Coinbase zich richting hem als consument schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken door de indruk te wekken dat zij legaal haar diensten aanbood, terwijl dat niet zo was en zij ook niet aan de vereisten voor goedkeuring voldeed. Daarom bestaat er grond voor vernietiging van de overeenkomst. Daarbij heeft Coinbase de op haar als cryptovaluta dienstverlener rustende zorgplicht geschonden, omdat niet was voldaan aan de basale vereisten op het gebied van compliance en monitoring. [eiser] vordert vergoeding van het bedrag aan inleg dat als gevolg van de vernietiging van de overeenkomst onverschuldigd is betaald, althans door het onrechtmatige handelen verloren is gegaan, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] doet aanvullend een beroep op artikel 6:230b lid 3 en 6:230e BW. Volgens hem kwalificeert de registratieverplichting als een vergunningstelsel in de zin van artikel 6:230a onder h BW en heeft Coinbase haar informatieplicht tegenover hem geschonden, zodat er (subsidiair) grond bestaat voor partiële vernietiging van de overeenkomst en restitutie van 50% dan wel 25% van de hoofdsom.
Kern van het geschil en van de beslissing van de rechtbank
2.7.
In dit geschil gaat het in de kern om de vraag of [eiser] de vermogensschade die hij door de oplichting met cryptovaluta heeft geleden kan verhalen op Coinbase, de aanbieder van de cryptovaluta diensten, vanwege onrechtmatig handelen van Coinbase.
De rechtbank beantwoord deze vraag met “nee”. Bij de gestelde door Coinbase verrichte oneerlijke handelspraktijken ontbreekt het vereiste causaal verband tussen de gestelde oneerlijke handelspraktijk en het sluiten van de overeenkomst en ook het vereiste causaal verband tussen de gestelde oneerlijke handelspraktijk en de door [eiser] geleden schade. Het beroep op schending van verplichtingen uit de Wwft gaat niet op, omdat die normen niet strekken tot bescherming tegen de door [eiser] geleden schade en er dus niet aan het relativiteitsvereiste is voldaan. Verder heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat Coinbase een zorgplicht heeft geschonden. Het beroep van [eiser] op schending van een informatieplicht slaagt niet, omdat er voor de door Coinbase aangeboden diensten geen vergunningstelsel geldt. De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] daarom afwijzen. Hierna wordt dit oordeel verder uitgelegd. Daarbij maakt de rechtbank geen onderscheid tussen Coinbase Ireland en Coinbase Europe, omdat dat voor de beoordeling in deze zaak niet nodig is.

3.De beoordeling

Nederlandse rechter bevoegd

3.1.
De rechtbank moet eerst ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is van het geschil kennis te nemen, omdat Coinbase in Ierland gevestigd is en het geschil daardoor een internationaal karakter heeft. De rechtbank acht zich bevoegd op grond van de artikelen 17-19 van de in dit geval toepasselijke Brussel Ibis-Vo op grond van het volgende.
3.2.
[eiser] heeft vorderingen ingesteld met een duidelijke contractuele grondslag en de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen zijn onlosmakelijk verbonden met de gesloten overeenkomst. In deze zaak gaat het dus om verbintenissen uit een overeenkomst. Artikel 17 lid 1 Brussel Ibis-Vo is van toepassing wanneer voldaan is aan de cumulatieve voorwaarden dat:
  • één van de contractanten een consument is, die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
  • er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en
  • deze overeenkomst onder één van de in artikel 17 lid 1 onder a), b) en c) bedoelde categorieën valt.
Niet in geschil is dat [eiser] als consument een overeenkomst heeft gesloten met Coinbase, die bedrijfsmatig handelde. Naar het oordeel van de rechtbank valt die overeenkomst onder categorie c), die ziet op overeenkomsten die zijn gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Coinbase heeft weliswaar betwist dat zij destijds haar cryptodienstverlening ontplooide in of richtte op Nederland, maar uit het feit dat zij betaling via het uitsluitend voor Nederlandse bankrekeninghouders bruikbare betaalmiddel iDEAL faciliteerde, blijkt al dat zij zich wel degelijk ook op de Nederlandse markt richtte.
3.3.
De forumkeuze voor de Ierse rechter in artikel 13.21 van de overeenkomst is niet geldig op grond van artikel 19 Brussel Ibis-Vo. Deze rechtbank is dan ook op grond van artikel 18 lid 1 Brussel Ibis-Vo bevoegd om van het geschil kennis te nemen als rechter van de woonplaats van de consument.
Nederlands recht van toepassing
3.4.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen welk recht van toepassing is op het geschil. Naar het oordeel van de rechtbank is dat Nederlands recht op grond van artikel 6 van de in dit geval toepasselijke Rome 1-Vo [2] . Zoals gezegd gaat het in deze zaak om verbintenissen uit een overeenkomst die [eiser] als consument heeft gesloten met de bedrijfsmatig handelende Coinbase. Conform het uitgangspunt van artikel 6 Rome 1-Vo is dan het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft van toepassing en dat is Nederlands recht.
Geen vernietiging overeenkomst vanwege oneerlijke handelspraktijken
3.5.
In artikel 6:193b lid 1 BW is bepaald dat een handelaar onrechtmatig jegens een consument handelt als hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een handelspraktijk is oneerlijk als (lid 2) de handelaar handelt in strijd met de vereisten van professionele toewijding en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor hij een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. Misleidende handelspraktijken als bedoeld in de artikelen 6:193c-g BW worden in ieder geval als oneerlijk beschouwd (lid 3). In die gevallen is het onrechtmatig handelen een gegeven, ongeacht de vraag of die handelspraktijk invloed heeft gehad op het besluit over het sluiten van een overeenkomst.
3.6.
In artikel 6:193j BW is bepaald dat de handelaar die op grond van artikel 6:193b BW onrechtmatig heeft gehandeld, voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is, tenzij hij bewijst dat die schade niet aan zijn schuld is te wijten en ook niet op andere grond voor zijn rekening komt (lid 2) en dat een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar is (lid 3).
3.7.
[eiser] stelt dat Coinbase zowel de open norm van 6:193b lid 1 en 2 BW als de meer specifieke normen in artikel 6:193c lid 1 sub f BW, artikel 6:193d BW en artikel 6:193g sub d BW heeft overtreden. Volgens [eiser] heeft Coinbase haar diensten namelijk aangeboden zonder over de daarvoor ex artikel 23b Wwft [3] vereiste registratie bij De Nederlandse Bank N.V. (hierna: DNB) te beschikken. Coinbase heeft op haar website de indruk gewekt dat zij legaal haar diensten aanbood, terwijl dat niet zo was en zij ook niet aan de vereisten voor goedkeuring voldeed. Daarom bestaat er grond voor vernietiging van de overeenkomst.
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of het gestelde handelen van Coinbase een oneerlijke handelspraktijk oplevert. Het voor de vernietiging van de overeenkomst vereiste causaal verband tussen de vermeende oneerlijke handelspraktijk en de totstandkoming van de overeenkomst ontbreekt. Ook het voor de schadevergoedingsplicht vereiste causaal verband tussen dat vermeende onrechtmatige handelen en de geleden schade ontbreekt. De rechtbank ziet geen verband tussen enig handelen of nalaten van Coinbase en het aangaan van de overeenkomst door [eiser] . [eiser] heeft in de dagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling zelf toegelicht hoe de overeenkomst tussen hem en Coinbase tot stand is gekomen. Uit die toelichting blijkt dat [eiser] , nadat hij zijn contactgegevens op een site had achtergelaten, is gebeld door iemand die zei dat hij [A] heette en werkte bij het bedrijf [onderneming] . Op aangeven van [A] heeft [eiser] [A] toegang gegeven tot zijn computer via de software Anydesk. [A] heeft [eiser] naar de website van Coinbase geleid en heeft [eiser] vervolgens een Coinbase-account laten aanmaken, zodat [eiser] de beschikking kreeg over een Coinbase-wallet. [eiser] was niet bekend met Coinbase en hij heeft voordat hij de overeenkomst sloot de informatie op de website van Coinbase niet gelezen en ook geen informatie over Coinbase opgezocht. Hij is volledig afgegaan op de mededelingen en instructies van [A] . Gelet op dit alles kan niet worden aangenomen dat [eiser] geen Coinbase-account zou hebben aangemaakt als Coinbase op haar website had gemeld dat zij (nog) niet over de vereiste Wwft-registratie bij DNB beschikte om haar diensten in Nederland aan te kunnen bieden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] gezegd dat als hij ergens had gelezen dat Coinbase (nog) geen diensten op de Nederlandse markt mocht aanbieden hij nooit een account zou hebben geopend, omdat dit voor hem een enorme
red flagzou zijn geweest, en dat het feit dat Coinbase in vele andere Europese landen en in de VS wel haar diensten mocht aanbieden daar niets aan zou veranderen. Die stelling is niet geloofwaardig. [eiser] heeft zich immers juist allesbehalve kritisch en voorzichtig opgesteld. Hij heeft buitengewoon onvoorzichtig gehandeld door zonder eerst enig onderzoek te doen een voor hem onbekende persoon, die hij alleen telefonisch sprak, toegang te geven tot zijn computer via Anydesk en op zijn aangegeven een overeenkomst met Coinbase te sluiten en alle mededelingen en instructies van deze persoon nagenoeg blind te volgen. [eiser] hechtte vervolgens geloof aan de meest buitenissige verhalen die de oplichters hem voorhielden. Dat [eiser] , als hij een dergelijke mededeling zou hebben gezien op de site van Coinbase, degene die zich [A] noemde zou hebben laten weten niet meer verder te willen is geenszins aannemelijk.
Geen gedeeltelijke vernietiging overeenkomst vanwege schending informatieplicht
3.9.
Uit artikel 6:230b aanhef en lid 3 BW volgt dat een dienstverrichter, die diensten verricht als bedoeld in de Dienstenrichtlijn [4] , in het geval er voor de activiteit een vergunningstelsel geldt aan de afnemer van die diensten de adresgegevens van de bevoegde instantie of van het centraal loket ter beschikking moet stellen. Op grond van artikel 6:230e BW moet deze informatie correct, helder en ondubbelzinnig zijn en tijdig voor het sluiten van een schriftelijke overeenkomst of het verrichten van de dienst worden medegedeeld of beschikbaar gesteld.
3.10.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van [eiser] op schending van deze artikelen door Coinbase al niet, omdat in de Wwft een registratieverplichting is opgenomen en geen vergunningplicht en er daarom geen sprake is van een vergunningstelsel als bedoeld in artikel 6:230a onder h BW. Dit volgt onder meer uit de Memorie van Toelichting [5] waarnaar Coinbase verwijst.
Geen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad vanwege schending van de registratieverplichting van artikel 23b Wwft
3.11.
De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn stelling dat Coinbase schadeplichtig is tegenover hem vanwege schending van de registratieverplichting van artikel 23b Wwft. De in de Wwft opgenomen publiekrechtelijke normen zijn gericht op het voorkomen van witwassen van geld dat is verkregen uit criminele activiteiten en op het voorkomen van financiering van terrorisme. De gestelde overtreden norm is niet bedoeld om consumenten te beschermen tegen de vermogensschade, die zij lijden als zij het slachtoffer worden van oplichting. Dit betekent dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW en er geen sprake kan zijn van een schadevergoedingsverplichting.
Geen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad vanwege schending zorgplicht
3.12.
De rechtbank volgt [eiser] ook niet in zijn stelling dat Coinbase schadeplichtig is tegenover hem vanwege schending van een op haar rustende zorgplicht. Partijen zijn het eens dat op Coinbase in het kader van het voorkomen van fraude een zekere zorgplicht rustte richting [eiser] , inhoudende dat:
Coinbase bij het aangaan van de klantrelatie een risicoprofiel van [eiser] diende aan te maken, dat wil zeggen een inschatting van de kans dat hij slachtoffer of pleger van fraude zou zijn of worden, en
Coinbase een geautomatiseerd fraudemonitoringsysteem diende te hebben, dat onder meer mogelijk frauduleuze transacties uit zou lichten en daar een bepaalde actie op zou ondernemen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] , in het licht van de gemotiveerde betwisting door Coinbase, onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat Coinbase niet aan deze verplichtingen heeft voldaan. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.13.
Coinbase heeft aangevoerd dat zij bij het aangaan van de klantrelatie met [eiser] een risicoprofiel voor fraude heeft opgesteld aan de hand van de bij haar beschikbare informatie over [eiser] , waaronder zijn e-mailadres, telefoonnummer, leeftijd, persoonlijke adresgegevens en geografische attributen. Op basis daarvan is [eiser] gekwalificeerd als een laag-risico klant. [eiser] stelt dat behalve zijn leeftijd van 50+, ook zijn gebrek aan ervaring en zijn vermogensomvang relevant waren bij het opstellen van het klantprofiel, omdat er gelet op die omstandigheden een hoog risico was op fraude. Coinbase heeft daartegen ingebracht dat zij die omstandigheden niet kende en ook niet hoefde te kennen. [eiser] heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat dat niet klopt.
3.14.
Coinbase heeft om te beginnen gesteld dat haar fraudemonitoringsysteem aanslaat als een klant probeert cryptovaluta over te boeken naar een wallet die eerder met fraude is geassocieerd, en dat dit met geen van de door [eiser] verrichte transacties het geval is geweest. [eiser] heeft dit niet weersproken. Hier valt Coinbase dus niets te verwijten. Dat deze vorm van fraudemonitoring voor oplichters makkelijk te omzeilen valt door nieuwe wallets aan te maken doet daar niet aan af.
3.15.
Verder stelt Coinbase dat haar fraudemonitoringsysteem zes keer een door [eiser] doorgegeven order heeft aangemerkt als potentieel frauduleus, omdat bepaalde omstandigheden wezen op een risico op een zogenaamde account takeover. Dat wil zeggen dat een derde ongeautoriseerde toegang heeft gekregen tot de account van de klant. In die gevallen leidde dat er steeds toe dat er een e-mail aan [eiser] werd gestuurd met de mededeling dat “As a security precaution” de verlangde transactie met 72 uur vertraagd werd, en dat de klant, als hij niet degene was die de transactie had doorgegeven, 72 uur had om de transactie te annuleren. De klant kon ook, als hij dat wilde, de transactie alsnog direct laten doorgaan “by verifying your ID”. [eiser] en Coinbase zijn het er niet over eens hoe vaak [eiser] zo’n mail heeft gekregen en zijn het er niet over eens hoe hij zijn identiteit heeft bevestigd, maar vast staat wel dat hij enkele malen deze e-mail heeft gekregen en vervolgens, door zijn identiteit te bevestigen, opdracht heeft gegeven dat de transactie moest doorgaan.
3.16.
Bij [eiser] was geen sprake van een account takeover, althans niet in letterlijke zin, aangezien het [eiser] zelf was die de opdrachten gaf. De e-mails die hij kreeg wezen hem ook niet specifiek op een mogelijk risico dat hij werd misleid door oplichters. Het staat vast dat het fraudemonitoringsysteem van Coinbase geen risico heeft gedetecteerd dat [eiser] zelf zijn account beheerde, maar door oplichters werd misleid, en dat [eiser] nooit een e-mail heeft gekregen of iets anders van Coinbase heeft gehoord waarin hem op een dergelijk risico werd gewezen. [eiser] heeft echter niet uitgelegd waarom het fraudemonitoringsysteem zo’n risico had moeten onderkennen. [eiser] stelt dat Coinbase actie had moeten ondernemen toen de bitcointransacties van zijn account naar externe wallets in de periode juni / juli 2022 fors in volume en frequentie toenamen. Daarin volgt de rechtbank [eiser] niet. [eiser] was aangemerkt als een laag-risico klant, meerdere uitgelichte transacties waren door hem bevestigd en er was geen sprake van transacties naar verdachte externe wallets. Onder die omstandigheden was een toename in volume en frequentie van de transacties op zichzelf geen duidelijke aanwijzing van mogelijke fraude waarop Coinbase had moeten acteren. Er kunnen immers allerlei legitieme redenen zijn waarom iemand zoals [eiser] na enige tijd actief te zijn in bitcoins daarin nog actiever wordt. Dat Coinbase bekend was of had moeten zijn met andere aanwijzingen die erop duidden dat [eiser] mogelijk het slachtoffer was van fraude is niet gesteld of gebleken. De rechtbank kan daarom niet tot het oordeel komen dat Coinbase een zorgplicht heeft geschonden.
3.17.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat als [eiser] ooit vanuit Coinbase zou zijn gewezen op een risico dat hij door oplichters werd misleid, het maar zeer de vraag is of dat iets had uitgemaakt. [eiser] zat verstrikt in een web van leugens en (zie hiervoor onder 3.8.) hechtte geloof aan de meest buitenissige verhalen die de oplichters hem voorhielden. Tegen die achtergrond valt ook niet te verwachten dat een dergelijke waarschuwing ertoe zou hebben geleid dat [eiser] de transacties zou stopzetten.
Proceskostenveroordeling
3.18.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Coinbase worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat 8.532,50 (2,5 punten × tarief € 3.413,00)
- nakosten
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 14.442,50

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 14.442,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023. [6]

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
3.Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
4.Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376).
5.Kamerstukken II 2018/19, 35245 nr. 3. para. 7.3.
6.type: ID/4198