ECLI:NL:RBMNE:2023:6294

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
UTR_23_625 en UTR 23_620
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. van Es - de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2023, wordt de verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B.J.P. Toonen, in het gelijk gesteld in haar verzoek om proceskostenveroordeling tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door W. Prins. De verzoekster had haar beroep ingetrokken tegen de besluiten van verweerder van 20 december 2022 en 10 mei 2023, nadat verweerder op 8 september 2023 zijn besluiten had ingetrokken en alsnog had besloten dat verzoekster recht had op een ZW-uitkering per 29 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan verzoekster in de zaak met nummer UTR 23/625, wat de basis vormt voor de toewijzing van de verzoeken om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenveroordeling toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster. Dit bedrag is berekend op basis van de rechtsbijstand door een gemachtigde, waarbij elke proceshandeling een waarde heeft van € 837,-. Verzoekster heeft een beroepschrift en een aanvullend beroepschrift ingediend, wat resulteert in een totale vergoeding van € 1.674,-. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 100,- te vergoeden, maar dat verzoekster zich hiervoor tot verweerder moet wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/625 ZW en UTR 23/620 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: W. Prins).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de verzoeken van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft deze verzoeken gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen de besluiten van verweerder van 20 december 2023 (in beide zaken) en 10 mei 2023 (in zaak UTR 23/625). Zij heeft de beroepen ingetrokken omdat verweerder in de zaak met nummer UTR 23/625 op 8 september 2023 de besluiten van 20 december 2022 en 10 mei 2023 heeft ingetrokken.
1.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij akkoord gaat met het verzoek van verzoekster om twee procespunten toe te kennen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op de verzoeken om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
Zaak 23/625
4.1.
Op 30 januari 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 20 december 2022. Verweerder heeft op 10 mei 2023 een gewijzigd besluit genomen en meegedeeld dat de beëindiging van de ZW-uitkering niet eerder kan ingaan dan
29 juni 2022. Daarop heeft verzoekster een aanvullend beroepschrift ingediend en aangegeven dat zij ook met dit nieuwe besluit niet akkoord gaat. Verweerder heeft op
8 september 2023 opnieuw een gewijzigd besluit genomen waarin alsnog is beslist dat verzoekster ongewijzigd recht heeft op ZW-uitkering per 29 juni 2022. Hiermee is verweerder volledig tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst de verzoeken als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. Verzoekster heeft een beroepschrift en een aanvullend beroepschrift ingediend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.
6. Omdat verweerder in zijn besluit van 10 mei 2023 heeft aangegeven dat hij de gemaakte kosten in bezwaar zal vergoeden en verzoekster hierin bij de intrekking van de beroepen niet heeft verzocht zal de rechtbank daarover geen beslissing nemen.
Zaak 23/620
7. Omdat verweerder volledig tegemoet gekomen is in de zaak met nummer
UTR 23/625 is het belang komen te vervallen bij voortzetting van het beroep in de zaak met nummer UTR 23/620.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
8. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 100,- (tweemaal € 50,-) te vergoeden. [3] . Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es - de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.