In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2023, wordt de verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B.J.P. Toonen, in het gelijk gesteld in haar verzoek om proceskostenveroordeling tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door W. Prins. De verzoekster had haar beroep ingetrokken tegen de besluiten van verweerder van 20 december 2022 en 10 mei 2023, nadat verweerder op 8 september 2023 zijn besluiten had ingetrokken en alsnog had besloten dat verzoekster recht had op een ZW-uitkering per 29 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan verzoekster in de zaak met nummer UTR 23/625, wat de basis vormt voor de toewijzing van de verzoeken om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenveroordeling toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster. Dit bedrag is berekend op basis van de rechtsbijstand door een gemachtigde, waarbij elke proceshandeling een waarde heeft van € 837,-. Verzoekster heeft een beroepschrift en een aanvullend beroepschrift ingediend, wat resulteert in een totale vergoeding van € 1.674,-. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 100,- te vergoeden, maar dat verzoekster zich hiervoor tot verweerder moet wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.