ECLI:NL:RBMNE:2023:6292

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/1364 en UTR 23/1368
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen beëindiging en weigering van Ziektewet-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiser tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn Ziektewet (ZW) uitkering. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 11 februari 2022 en tegen de weigering van een ZW-uitkering per 10 oktober 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich op 17 november 2020 ziek heeft gemeld en dat hij op 10 februari 2021 een ZW-uitkering heeft ontvangen. Het Uwv heeft op basis van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek geconcludeerd dat eiser meer dan 65% van zijn maatmanloon kan verdienen, wat heeft geleid tot de beëindiging van zijn uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 1 september 2023 behandeld en concludeert dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordelingen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1364 en UTR 23/1368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A. van Heijningen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 11 februari 2022. Daarnaast heeft eiser beroep ingesteld tegen de weigering om aan hem per 10 oktober 2022 een ZW-uitkering toe te kennen.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiser heeft zich op 17 november 2020 ziekgemeld met ingang van 11 november 2020, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, vanwege een scheur in de meniscus en pijn in zijn linkerknie. Met het besluit van 10 februari 2021 heeft het Uwv per die datum aan eiser een ZWuitkering toegekend.
1.2.
In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft op 21 december 2021 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en daarin beperkingen opgenomen in de rubrieken van dynamische handelingen en statische houdingen. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML drie functies geselecteerd en berekend dat eiser 74,94% van zijn maatmanloon kan verdienen.
1.3.
Met het besluit van 10 januari 2022 (het primaire besluit I) heeft het Uwv aan eiser medegedeeld dat zijn ZWuitkering vanaf 11 februari 2022 wordt beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Eiser heeft tegen het primaire besluit I bezwaar gemaakt.
1.4.
Op 23 februari 2022 heeft het Uwv aan eiser medegedeeld dat zijn WW-uitkering vanaf 11 februari 2022 wordt voortgezet, omdat de ZW-uitkering is beëindigd en eiser nog geen inkomsten heeft.
1.5.
Eiser heeft zich vervolgens op 9 maart 2022 en 10 oktober 2022 opnieuw ziekgemeld. De verzekeringsarts heeft in het rapport van 30 november 2022 beoordeeld dat eiser geschikt is voor de functies die in het kader van de EZWB zijn geselecteerd. Deze functies worden aangeduid als ‘eigen werk’. Het Uwv heeft met het besluit van 30 november 2022 (het primaire besluit II) aan eiser medegedeeld dat hij per 10 oktober 2022 niet in aanmerking komt voor een ZW-uitkering. Eiser heeft tegen het primaire besluit II bezwaar gemaakt.
1.6.
Bij afzonderlijke besluiten van 16 februari 2023 heeft het Uwv de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
1.7.
Eiser heeft tegen beide besluiten van 16 februari 2023 beroep ingesteld. Het beroep tegen de beslissing op bezwaar inzake de beëindiging van de ZW-uitkering vanaf 11 februari 2022 (het bestreden besluit I) is geregistreerd met zaaknummer UTR 23/1364. Het beroep tegen de beslissing op bezwaar inzake de weigering van een ZW-uitkering per 10 oktober 2022 (het bestreden besluit II) is geregistreerd met zaaknummer UTR 23/1368. Het Uwv heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft de beroepen van eiser tegen de bestreden besluiten I en II op 1 september 2023 gevoegd op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Eiser is het niet met de bestreden besluiten eens. Hij voert aan dat ten onrechte geen psychische beperkingen zijn aangenomen voor zijn klachten die ten tijde van de beoordelingsdata ook aanwezig waren. Verder voert eiser aan dat zijn lichamelijke klachten zijn onderschat en dat hij niet in staat is om de geduide functies te verrichten. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser e-mailwisseling tussen hem en de POHGGZ van april 2023, de uitslag van de door eiser ingevulde klachtentest en de behandelovereenkomst tussen [zorginstelling] en eiser ingebracht. Het Uwv is het niet met eiser eens en blijft bij de bestreden besluiten. Aan de hand van wat eiser aanvoert, beoordeelt de rechtbank de bestreden besluiten.

Beoordelingskader

3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De rechtbank ziet ook geen reden om het onderzoek onzorgvuldig te achten. In de zaak UTR 23/1364 heeft de primaire arts dossierstudie verricht en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht op het fysieke spreekuur van 6 december 2021. Het rapport is vervolgens medeondertekend door een verzekeringsarts. In de zaak UTR 23/1368 heeft de primaire verzekeringsarts tevens dossierstudie verricht en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht op het fysieke spreekuur van 30 november 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 9 februari 2023/10 februari 2023 voor beide zaken dossierstudie verricht, eiser tijdens de telefonische hoorzitting van 8 november 2022 gesproken, medische informatie opgevraagd en alle medische informatie zichtbaar bij de beoordeling betrokken.
De inhoudelijke medische beoordeling
5. De rechtbank ziet in de stellingen van eiser en in de in beroep overgelegde medische informatie geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en overweegt hiertoe als volgt. De primaire arts heeft in het rapport van 21 december 2021 toegelicht dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, maar dat eisers benutbare mogelijkheden wel aan beperkingen onderhevig zijn. Deze arts gaat uit van knieklachten en heupklachten links en neemt daarvoor beperkingen aan in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. Vanuit preventief oogpunt neemt de primaire arts ook beperkingen aan ten aanzien van de hand rechts en de schouder rechts.
6. De primaire verzekeringsarts heeft in het rapport van 30 november 2022 toegelicht dat dezelfde klachten als ten tijde van de eerdere EZWB aanwezig zijn en dat eiser alleen op psychisch gebied nieuwe klachten aangeeft. Deze nieuwe psychische klachten hebben niet geleid tot behandeling en worden als passend bij de huidige situatie beschouwd. De verzekeringsarts ziet daarom geen medische grond om beperkingen aan te nemen voor de psychische belastbaarheid. De verzekeringsarts concludeert dat de ten tijde van de EZWB geduide functies nog steeds passend zijn, omdat rekening is gehouden met de handklachten en omdat het geen zware fysieke handelingen betreffen.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert op 9 februari 2023/10 februari 2023 dat in bezwaar zich geen nieuwe medische feiten hebben voorgedaan en dat geen reden bestaat om af te wijken van de opgestelde belastbaarheid door de primaire (verzekerings)artsen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in het licht van de brief van [medisch centrum] wel aanleiding om een aanvullende beperking aan te nemen ten aanzien van boven schouderhoogte werken. Verder rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij geen medische grond ziet om verdergaande beperkingen aan te nemen en dat eiser geschikt is voor de geduide functies.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en navolgbaar gemotiveerd dat de aangenomen beperkingen passen bij het klachtenbeeld van eiser. Verder ziet de door eiser ingebrachte medische informatie niet op de beoordelingsdata. Dat eiser zich op 20 maart 2023 heeft ziekgemeld met toegenomen psychische klachten geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling per data in geding. De klachten die eiser toen had, hoe vervelend ook, vormen geen toereikende grondslag voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
9. Eiser heeft aangevoerd dat de geduide functies zijn belastbaarheid overschrijden vanwege de klachten aan zijn hand. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidskundig rapport van 15 februari 2023 en de Resultaat functiebeoordeling van 20 januari 2022 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de bij de EZWB geselecteerde voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiser niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv de verdiencapaciteit van eiser juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

10. Omdat eiser meer dan 65% van zijn maatmanloon kan verdienen, heeft het Uwv terecht de ZW-uitkering van eiser per 11 februari 2022 beëindigd. Daarnaast heeft het Uwv terecht geconcludeerd dat eiser per 10 oktober 2022 geschikt is voor ‘eigen werk’. De beroepen van eiser zijn ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.
11. De door eiser gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden niet vergoed, omdat eiser in beide beroepen geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.