ECLI:NL:RBMNE:2023:6282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
16-659810-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van medeplichtigheid aan gewoontewitwassen

Op 24 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in Brazilië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die inhoudelijk is behandeld op de terechtzitting van 13 oktober 2023. De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft de vordering gewijzigd en een bedrag van € 3.500,- gevorderd, wat volgens haar beter aansluit bij de verklaringen van de veroordeelde over zijn verdiensten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder is veroordeeld voor medeplichtigheid aan gewoontewitwassen in de periode van 18 februari 2015 tot en met 1 september 2015. De ontnemingsvordering is gebaseerd op deze veroordeling, waarbij de rechtbank de opbrengsten van de medeplichtigheid heeft berekend op basis van de verklaringen van de veroordeelde tijdens een politieverhoor op 23 februari 2016. De veroordeelde heeft verklaard contant geld te hebben ontvangen voor zijn medeplichtigheidshandelingen, en de rechtbank heeft het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 3.500,-.

De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarnaast is de duur van de gijzeling, die kan worden gevorderd, vastgesteld op maximaal 70 dagen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2023, door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-659810-18 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Brazilië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 oktober 2023. Op 24 november 2023 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger.

2.VORDERING

De officier van justitie heeft de vordering ter terechtzitting gewijzigd. Zij vordert toewijzing van de ontnemingsvordering tot een bedrag van € 3.500,-, omdat dit beter aansluit bij de afgelegde verklaringen van veroordeelde over zijn verdiensten.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor het volgende strafbare feit: medeplichtigheid aan het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 18 februari 2015 tot en met 1 september 2015.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit, dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
Voor de berekening van de opbrengsten neemt de rechtbank tot uitgangspunt wat veroordeelde in zijn politieverhoor van 23 februari 2016 heeft verklaard. Veroordeelde heeft in dit verhoor verklaard vier keer contant geld te hebben gekregen voor de in het vonnis bewezenverklaarde medeplichtigheidshandelingen (het in opdracht van hoofdveroordeelde [hoofdveroordeelde] oprichten van een stichting en een besloten vennootschap met bijbehorende bankrekeningen, het verstrekken van TAN-codes aan [hoofdveroordeelde] om overboekingen mogelijk te maken, en het opnemen van contant geld). Eén keer ontving hij daarvoor € 1.500,- euro, één keer € 1.000,- euro, daarna nog een keer een bedrag van tussen de € 750,- en € 1.500,- euro, en voor het pinnen van een groot geldbedrag heeft veroordeelde nog eens € 250,- of € 300,- gekregen. [2] In het voordeel van veroordeelde gaat de rechtbank uit van de laagste bedragen die veroordeelde heeft genoemd. Opgeteld komen deze betalingen uit op een totaalbedrag van minimaal € 3.500,- dat veroordeelde voor zijn medeplichtigheidshandelingen heeft ontvangen van [hoofdveroordeelde] . Dit betreft aldus voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 3.500,-
3.3
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, vast op € 3.500,-.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 3.500,-;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 3.500,- aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 70 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 9 juli 2018, genummerd 180409.1120.DOS (dossier [veroordeelde] ), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 426. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 403 en verder.