Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met vordering in reconventie en 71 producties;
- de aanvullende producties 21 tot en met 28 van [eiser] ;
2.Waar de zaak over gaat
3.De beoordeling
de waardebepaling is bindend, in die zin dat uw cliënt zich onherroepelijk en onvoorwaardelijk verplicht om tegen betaling van de helft van de bepaalde waarde de aandelen van cliënte over te nemen, gelijk cliënte gehouden is om haar aandelen tegen betaling van de helft van de bepaalde waarde over te dragen aan uw cliënt, […]”
Informatie achtergehouden door [eiser] en genegeerd of onjuist gewogen door [deskundige]
- plannen voor de introductie van [vennootschap 3] ;
- WBSO-beschikkingen voor [vennootschap 3] ;
- omzetprognoses voor [vennootschap 3] ;
- het feit dat er al sinds 2018 een webontwikkelaar in vaste dienst is bij [vennootschap 3] ;
- aanslagen van de Belastingdienst.
Geen overeenstemming over de gebruikte cijfers
Deze cijfers geven voornamelijk een goed beeld van de boekingen van klanten gedurende het jaar. Deze maandcijfers wijken af van de jaarrekening, maar geven een goed beeld van het seizoenspatroon.” Ook blijkt uit het eindrapport dat [deskundige] het Dagobertoverzicht slechts heeft gebruikt als één van de bronnen om de verwachte omzet voor 2023 op te baseren. [deskundige] heeft namelijk ook gekeken naar commissiebetalingen, branchecijfers en historische trends uit jaarrekeningen. Uiteindelijk heeft [deskundige] het gemiddelde genomen van de groei die volgt uit het Dagobertoverzicht en de groei die volgt uit de commissiebetalingen. [gedaagde] heeft haar bezwaren tegen deze werkwijze onvoldoende onderbouwd.
beschouwt verschillende kostenposten als privé uitgaven (reiskosten, aanschaf producten, sportabonnementen, etc.) en om die reden worden ze genormaliseerd in 2022 voor een totaalbedrag van € 8.946”. Kortom: naar aanleiding van de feedback van [gedaagde] heeft [deskundige] het bedrag van de onttrekkingen verhoogd ten opzichte van het bedrag dat zij hiervoor had opgenomen in het conceptrapport. Dat er nog andere onttrekkingen zijn geweest die [deskundige] ten onrechte niet heeft genormaliseerd is niet gebleken.
Feedback [gedaagde] niet of nauwelijks meegenomen
hanteert een prognoseperiode van 3 jaar (2023-2025)”. Op dat bezwaar heeft [deskundige] wel degelijk gereageerd: “
De prognoseperiode moet zodanig zijn dat eventuele grote fluctuaties in de toekomst kunnen worden geprognosticeerd. [deskundige] oordeelt dat een 3-jaarsperiode in dit geval goed volstaat.” In dat licht heeft [gedaagde] haar bezwaar tegen een prognoseperiode (in deze zin) van drie jaar onvoldoende onderbouwd. Haar stelling dat [deskundige] wél rekening heeft gehouden met een bezwaar van [eiser] tegen de driejaarstermijn en dat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel gaat niet op. Het bezwaar van [eiser] zag namelijk niet op de prognoseperiode, maar op de historische periode die [deskundige] in aanmerking heeft genomen. Dat zijn dus verschillende situaties.
Niet waarderen [vennootschap 3]
As-is uitgangspunt niet overeengekomen
fair market value, stand-alone en going concern. Er zou dus gewaardeerd worden met een onbekende gemiddelde investeerder in het achterhoofd, zonder rekening te houden met synergie-effecten en ervan uitgaande dat de activiteiten voor onbepaalde tijd zouden worden voortgezet. Binnen die (wel overeengekomen) uitgangspunten, heeft [deskundige] ervoor gekozen om het as-is principe te hanteren. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat die keuze in strijd is met gemaakte afspraken of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Bij de uitwerking zullen wij, indien mogelijk en voor zover relevant, een prijsallocatie opnemen voor de 2 onderliggende werkmaatschappijen”. Anders dan [gedaagde] aanvoert, is dus niet overeengekomen dat [deskundige] [vennootschap 3] hoe dan ook zelfstandig zou waarderen. Uiteindelijk heeft [deskundige] op basis van de ontvangen informatie geconcludeerd dat dit niet mogelijk was.
Te groot verschil tussen conceptrapport en eindrapport
Na ontvangst van dit concept rapport d.d. 28 juli 2023 hebben beide partijen de mogelijkheid hun feedback te geven en vragen te stellen (de hoor- en wederhoorperiode) tot en met 11 augustus 2023. Tijdens deze periode hoeven partijen elkaar niet wederzijds te informeren en mag er 1-op-1 communicatie plaatsvinden met [deskundige] .”Dit is bovendien in lijn met de uitleg van de procedure van [deskundige] aan het begin van de opdracht (de e-mail van [B] van 29 maart 2023). Dit is een gangbare werkwijze en bovendien werkt het twee kanten op: [eiser] heeft ook geen gelegenheid gekregen om nog te reageren op de uitgebreide feedback van [gedaagde] op het conceptrapport.
Niet-transparante communicatie en negeren informatieverzoeken
Zo even heb ik ingebeld. Dhr. Van Hooft belde niet in en jullie hebben mij dan ook verzocht eventuele vragen/bespreekpunten schriftelijk (per mail) te sturen zodat de transparantie intact blijft. […]”. Met andere woorden: [deskundige] heeft juist wel transparant gehandeld.
Contact opnemen met subsidieadviesbureau in strijd met hoor- en wederhoor
[deskundige] beschikte niet over de afgesproken competenties