ECLI:NL:RBMNE:2023:6273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
15/700120-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen de betrokkene, geboren in 1988. De vordering was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 62.720,-, dat zou zijn verkregen uit witwassen. De behandeling van de vordering vond plaats op de terechtzitting van 13 oktober 2023, waarna het onderzoek op 24 november 2023 werd gesloten. De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft de rechtbank verzocht om de betrokkene te verplichten dit bedrag aan de staat te betalen. De verdediging, vertegenwoordigd door mrs. M. Vollebregt en R.P. van der Graaf, heeft echter verzocht om de vordering af te wijzen, gezien de bepleitte vrijspraak voor het feit waaruit het vermeende voordeel zou zijn verkregen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de betrokkene op dezelfde dag integraal is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van witwassen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, aangezien er geen veroordeling is geweest voor een strafbaar feit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen en verklaard dat deze niet-ontvankelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 15-700120-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 oktober 2023. Op 24 november 2023 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen betrokkene en zijn raadslieden, mrs. M. Vollebregt en R.P. van der Graaf, advocaten te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De (ter zitting verlaagde) vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt geschat op € 62.720,- en tot het opleggen aan betrokkene van de verplichting tot betaling aan de staat van dit geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel. Ter onderbouwing heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit de hoogte van het door betrokkene witgewassen bedrag betreft.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, gelet op de bepleitte vrijspraak voor het feit waaruit het wederrechtelijk verkregen voordeel zou zijn verkregen.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

Artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht houdt in dat op vordering van het openbaar ministerie bij afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, de verplicht kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit het wettelijk systeem, meer in het bijzonder uit artikel 511
e, eerste lid, in verbinding met artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, moet worden afgeleid dat het ontbreken van een veroordeling wegens eens strafbaar feit aan de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat.
De betrokkene is bij vonnis van 24 november 2023 van deze rechtbank integraal vrijgesproken van het tenlastegelegde, te weten het witwassen van meerdere geldbedragen.
Deze vrijspraak brengt mee dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.BESLISSING

De rechtbank: verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2023.