In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen de betrokkene, geboren in 1988. De vordering was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 62.720,-, dat zou zijn verkregen uit witwassen. De behandeling van de vordering vond plaats op de terechtzitting van 13 oktober 2023, waarna het onderzoek op 24 november 2023 werd gesloten. De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft de rechtbank verzocht om de betrokkene te verplichten dit bedrag aan de staat te betalen. De verdediging, vertegenwoordigd door mrs. M. Vollebregt en R.P. van der Graaf, heeft echter verzocht om de vordering af te wijzen, gezien de bepleitte vrijspraak voor het feit waaruit het vermeende voordeel zou zijn verkregen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de betrokkene op dezelfde dag integraal is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van witwassen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, aangezien er geen veroordeling is geweest voor een strafbaar feit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen en verklaard dat deze niet-ontvankelijk is.