ECLI:NL:RBMNE:2023:6272

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
16-659810-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewoontewitwassen door oprichting van stichtingen en bankrekeningen voor bitcoinhandel

Op 24 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1975 in Brazilië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft in de periode van 1 januari 2015 tot en met 29 september 2015 samen met anderen geldbedragen gewitwassen door stichtingen en een besloten vennootschap op te richten en bankrekeningen te openen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verzoek van de hoofdverdachten, die betrokken waren bij de handel in bitcoins, deze rechtspersonen heeft opgericht om zo de criminele activiteiten te faciliteren. De verdachte heeft eenmalig een contante opname gedaan van € 15.000 en heeft TAN-codes verstrekt aan de hoofdverdachten om transacties te kunnen uitvoeren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het witwassen van grote geldbedragen bewezen verklaard. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de witwaspraktijken, hoewel zijn rol als katvanger relatief beperkt was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-659810-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Brazilië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september 2021, 13 oktober 2023 en 24 november 2023. Op 13 oktober 2023 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en op 24 november 2023 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 29 september 2015 te Breda en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Baarn zich, samen met een of meer anderen, heeft schuldig gemaakt aan (schuld)witwassen van vijf geldbedragen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Subsidiair
in de hiervoor genoemde periode op de hiervoor genoemde plaatsen medeplichtig is geweest aan het hiervoor genoemde (schuld)witwassen door geld op te nemen van rekeningen van stichtingen, de tancode voor overschrijvingen te verstrekken en twee zakelijke bankrekeningen af te sluiten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan schuldwitwassen wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte]
Bewijsoverweging
(…) Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] , [A] en [K] op meerdere momenten grote hoeveelheden bitcoins hebben ingekocht.
Een groot aantal van de door hen verkregen bitcoins is vervolgens ingewisseld bij [onderneming 3] voor giraal geld, dat vervolgens contant door hen werd opgenomen. Hierdoor hebben zij in totaal ruim 7 miljoen euro contant voorhanden gekregen. Daarnaast hebben verdachten grote hoeveelheden bitcoins aan derden verkocht voor een groot contant geldbedrag van ruim twee miljoen euro. [2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer perso(o)n(en), voorwerpen, te weten
A. geldbedragen in Euro, bestaande uit
- contante opnamen ter hoogte van 7.607.192,- Euro en
- contante geldbedragen ter hoogte van 2.346.200,- Euro, welke geldbedragen middellijk of
onmiddellijk afkomstig waren uit de verkoop van bitcoins en
B. een grote hoeveelheid bitcoins
- 38.181 bitcoins ingeruild/ingewisseld/verkocht bij [onderneming 3] B.V. en
- een hoeveelheid bitcoins aangekocht/ingeruild bij [B] en [C] en [D] en [E] en [F] en [G] en [H] en [I] en [J] (zaaksdossiers 1 tot en met 9) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld terwijl verdachte en zijn mededader(s) telkens wisten dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf en terwijl verdachte en zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt. [3]
Een overzicht van geldstromen in Nederland
Werkwijze verdachten
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de verdachte [medeverdachte] en [A] zich bezig hielden met de inkoop en verkoop van bitcoins. De aankoop van deze bitcoins werd voldaan met contant geld. Om na de aankoop en verkoop van bitcoins weer nieuwe transacties te kunnen verrichten hadden [medeverdachte] en [A] weer de beschikking over contant geld nodig. Om daaraan te komen werden Bitcoins verkocht via reguliere bitcoinbrokers. De opbrengst van de verkochte bitcoins werd door de reguliere bitcoinbrokers giraal overgemaakt naar bankrekeningen van de verdachten [medeverdachte] en [A] en aan hen gelieerde (rechts) personen. Vervolgens werden geldbedragen contant opgenomen vanaf deze bankrekeningen en werd dit geld weer gebruikt voor de aankoop van bitcoins. [4]
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat diverse Nederlandse financiële instellingen de bancaire relatie met verdachte [medeverdachte] en [A] beëindigd hebben omdat zij de witwasrisico’s van de handel in bitcoins te groot vinden.
Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachten [medeverdachte] en [A] daarna gebruik zijn gaan
maken van andere personen. Dit betreffen de (mede) verdachten:
[verdachte] , geboren [1975] te Brazilië. [5]
Betrokken rechtspersonen
Naam Bestuurder
[sichting] [verdachte]
[onderneming 1] BV [verdachte] [6]
Buitenlandse rechtspersonen
Naam Bestuurder
[onderneming 2] [medeverdachte] [7]
Tabel inzake de geldstromen
Nederlandse rechtspersonen:
[sichting]
Ontvangst vanuit andere entiteit binnen de organisatie: € 12.046.
[onderneming 1] BV
Inkomend van BTC-provider: € 296.632.
Inkomend van [onderneming 2] : € 12.753.
Betaling aan andere entiteit binnen de organisatie: € 107.725.
Contante opname: € 42.000,-. [8]
Overeenkomsten zakelijke betaalpakketten ING
Zakelijke rekening: [rekeningnummer 1] . Zakelijke Spaarrekening.
Statutaire naam: [onderneming 1] B.V. [9]
SBI-omschrijving: Ontwikkelen, produceren en uitgeven van software
Vertegenwoordiger: [verdachte] . [10]
Datum: 18-02-2015. [11]
Zakelijke rekening: [rekeningnummer 2] . Zakelijke Spaarrekening.
Statutaire naam: [sichting] . [12]
SBI-omschrijving: Financiële holdings
Vertegenwoordiger: [verdachte] . [13]
Datum: 18-02-2015. [14]
De verklaringen van verdachte bij een politieverhoor van 23 februari 2016
Ik wist dat die jongens in de bitcoins zaten. Zij hadden iets voor mij waar ik geld mee kon verdienen. Ik heb een stichting voor ze opgericht. Ik heb een keer geld voor ze moeten pinnen, dat was een bedrag van € 15.000 euro. Ik heb dat ook afgegeven. Ik zag pas na twee maanden hoeveel er over mijn rekeningen heen ging. Er ging zoveel over mijn rekeningen heen. [15]
V: Wat kan je verklaren over rechtspersonen die je op je naam hebt staan?
A: Het is dat wat zij wilden dat ik opzette. Dat was volgens hun de beste vorm en op die manier heb ik dat gedaan. Ik bedoel dan dat ik in eerste instantie met [medeverdachte (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) in gesprek was maar later sprak ik ook met [A (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: [A] ). [16] [medeverdachte (voornaam)] kwam naar mij toe met het verhaal dat ik wat kon verdienen en zodoende heb ik een stichting opgericht. Dit was [sichting] .
Ik wist dat zij in Bitcoins handelden. Je kan maar tot een bepaald bedrag in bitcoins verhandelen via bestaande banken. Op verzoek van [medeverdachte (voornaam)] heb ik een stichting opgericht, gekoppeld aan een bankrekening zodat zij meer konden verhandelen over banken. [17]
V: En wat was het doel van die Stichting?
A: Websites over marketing. Websites bouwen en onderhouden. Ik heb dat zo gelaten want ik dacht er geld mee te gaan verdienen. [18]
V: Wat kan je verklaren over het tot stand komen van [sichting] .
A: [medeverdachte (voornaam)] heeft dat allemaal bedacht. Alles werd voorgekauwd. Ik moest naar een apart adres rijden in een andere stad en hoefde daar alleen een handtekening te zetten. [19]
V: Wat kan je verklaren over de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van [sichting] ?
A: Volgens mij was ik daar helemaal niet bij. Ik kan mij alleen herinneren dat ik naar dat kantoor ben geweest voor het oprichten van de Stichting.
V: Wat kan je verklaren over het tot stand komen van de notariële akten van [sichting] ?
A: Geen idee. Ik weet wel dat ik een handtekening heb gezet.
Ik hoefde niks te doen. Ik heb één keer € 15.000,- euro voor hun gepind in het bankkantoor van de ING in [plaats] .
V: Wie deed jou het verzoek om dat geld te pinnen?
A: [medeverdachte (voornaam)] .
Ik ben naar buiten gelopen en ik heb het geld aan [medeverdachte (voornaam)] gegeven die op dat moment buiten bij de bank op mij stond te wachten. [20]
V: Wat waren jouw vergoedingen of inkomsten uit de [sichting] ?
A: Ik denk dat ik drie keer een bedrag heb gekregen. Ik heb één keer € 1.500,- euro gehad en één keer een bedrag van € 1.000,- euro en daarna nog een keer een bedrag van tussen de € 750,- en € 1.500,- euro.
V: Met wie heb je afspraken gemaakt over jouw vergoedingen of inkomsten uit [sichting] ?
A: [medeverdachte (voornaam)] . Ik kreeg het geld contant van [medeverdachte (voornaam)] . Ik weet niet meer waar dat geld vandaan kwam. [21]
Ik zou een percentage krijgen over het bedrag dat er over de rekening zou gaan. Ik zou iets van 1% krijgen over alles dat over die rekening zou komen. Ik zou volgens [medeverdachte (voornaam)] ongeveer 1.000 a 1.500 euro per maand als salaris krijgen. Uiteindelijk is dat maar drie keer gebeurd. Later vroeg ik inzage in de rekeningafschriften en ik zag dat het om meer dan € 100.000 per maand ging.
V: Wanneer zijn die afspraken over jouw salaris gemaakt?
A: Ik zou maandelijks geld krijgen en dat was zwart. Dit was een mondelinge afspraak. Ik heb echter geen zakelijk contract afgesloten. Ik weet wel dat [medeverdachte (voornaam)] mij iets heeft laten ondertekenen dat een soort van afspraak was tussen ons.
Ik denk dat het hele verhaal ongeveer 6 maanden heeft geduurd waarin er drie keer is uitbetaald. [22]
V: Wat kan je verklaren over de administratie van [sichting] ?
A: Niets, niet door mij in ieder geval.
V: Wat kan je verklaren over de geldstromen binnen de [sichting] ?
A: Dat het ging om het verhandelen van bitcoins. Het geld dat over de rekeningen kwam was gerelateerd aan de handel in Bitcoins.
0 : Er zijn twee rekeningen aan de stichting gekoppeld.
De bankrekeningen zijn door mij bij de ING bank geopend. Ik kreeg precies te horen wat ik moest doen. Ik kreeg dat via [medeverdachte (voornaam)] te horen. Ik heb de bankpasjes meteen gekregen in een pakket. Ik heb de hele map met inhoud aan [medeverdachte (voornaam)] gegeven.
V: Door wie werden bedragen op de rekening van [sichting] gestort?
A: Nee, dat zou ik echt niet weten. [23]
V: Wie haalde het geld weer van de rekeningen van [sichting] af?
A: Dat weet ik ook niet. Ik hield mij daar niet mee bezig. [24]
0: We laten je wederom een bijlage zien waaruit de relatie naar voren komt tussen jou, [sichting] en de hierboven genoemde bankrekeningen. Noot verbalisant: Het getoonde betreft een overeenkomst zakelijk betaalpakket van de ING, betreffende bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] en een overeenkomst zakelijk betaalpakket van de ING betreffende bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] .
A: Ik herken ze. Dit hoort bij het pakket dat we hebben afgesloten bij de ING.
V: Onder deze overeenkomsten staat een handtekening. Van wie is deze handtekening?
A: Beide handtekeningen zijn van mij. [25]
V: Hebben [medeverdachte (voornaam)] en [A (voornaam)] wel eens iets gezegd over wie hun klanten zijn?
A: Nee ik weet dat niet. Ik ken hun klanten niet.
V: Hebben [medeverdachte (voornaam)] en [A (voornaam)] weleens iets gezegd hoe die klanten aan hun bitcoins komen.
A: Nee. [26]
0: Zoals je zult begrepen hebben wij in ons onderzoek ook een aantal taps gehad op verschillende telefoonnummers. Nu laat ik je tapgesprek nr [..] d.d. 3 maart 2015 zien waarin het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt gebeld door het nummer: [telefoonnummer 2] en daarin zien we dat het nummer [telefoonnummer 1] op jouw naam staat.
V: Wat kan je over dit gesprek verklaren?
A: Iedere keer als [medeverdachte (voornaam)] een boeking wilde doen had hij mij nodig voor een code. Als u mij zegt dat het een TAN-code is dan kan dat heel goed zijn. Als [medeverdachte (voornaam)] de overboeking wilde voltooien dan had hij een code van mij nodig die ik dan ontving op mijn telefoon. Daarom belde [medeverdachte (voornaam)] mij op om te vragen naar de code om de boeking te doen die verliep via de ING rekening van de [sichting] die op mijn naam stond.
0 : Nu laat ik je een tapgesprek nr [....] van d.d. 4-3-2015 zien waarin het telefoonnummer [telefoonnummer 1] smst met het nummer: [telefoonnummer 2] en daarin zien we dat het nummer wat belt op jouw naam staat.
A: Uit deze SMS maak ik op dat via de tan-code die ik aan [medeverdachte (voornaam)] heb verzonden, hij een overboeking kan doen van € 24.406,50.
0: Nu laat ik je een tapgesprek nr. [.....] , d.d. 19-5-2015 zien waarin het telefoonnummer [telefoonnummer 2] belt met het nummer: [telefoonnummer 1] .
A: Volgens mij is dit het moment dat ik € 15.000,- euro gingen pinnen. Ik heb toen voor deze opname wat handgeld van [medeverdachte (voornaam)] gehad. Het was iets van 250 of 300 euro. Dus ik heb kennelijk 4 keer betaald gekregen van [medeverdachte (voornaam)] . [27]
Bewijsoverwegingen
De verdenking tegen verdachte maakt onderdeel uit van het onderzoek [.] . Dit onderzoek richtte zich op het grootschalig witwassen van bitcoins. Natuurlijke personen boden aan de (hoofd)verdachten in het onderzoek [.] bitcoins te koop aan. De hoofdverdachten traden daarbij op als particuliere bitcoinhandelaar (‘broker’), bij wie de bitcoins anoniem werden ingewisseld voor contant geld. De drie hoofdverdachten, [A (voornaam)] [A] , [medeverdachte] en [K] , zijn inmiddels onherroepelijk veroordeeld voor (onder meer) het medeplegen van gewoontewitwassen.
Het verwijt aan verdachte is dat hij, als medepleger dan wel medeplichtige, betrokken is geweest bij dit witwassen door twee stichtingen op te richten en daarbij rekeningen te openen en éénmaal geld te pinnen.
Medeplichtigheid bij gewoontewitwassen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 18 februari 2015 tot en met 1 september 2015 in opdracht van [A] en [medeverdachte] :
- twee zakelijke bankrekeningen heeft geopend op naam van een stichting en een besloten vennootschap (bv) die verdachte eveneens in opdracht van de hoofdverdachten had opgericht ( [sichting] en [onderneming 1] B.V.);
- éénmaal van één van die rekeningen een geldbedrag van € 15.000 heeft gepind; en
- tancodes, benodigd om af- en bijschrijvingen van één van die rekeningen mogelijk te maken, heeft verstrekt aan [medeverdachte] .
De bedragen die op de twee rekeningen zijn bij-, afgeschreven en gepind komen overeen met de bedragen genoemd op de tenlastelegging (€ 296.632,-, € 12.753,-, € 12.046,-, € 107.725,- en € 42.000,-). Dat (ook) deze geldbedragen een criminele herkomst hadden en daarmee sprake is geweest van witwassen, baseert de rechtbank op de bewezenverklaring in het vonnis van [medeverdachte] . De in de bewezenverklaring genoemde bedragen betreffen namelijk het totaal aan contant geld dat de hoofdverdachten voorhanden hebben gehad. De geldbedragen die zijn overgemaakt van/naar en die zijn gepind van de rekeningen van de stichting en de besloten vennootschap (hierna: bv) van verdachte, maken daar onderdeel van uit.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachtes bijdrage aan het grootschalige witwassen door de hoofdverdachten in dit onderzoek onvoldoende is om verdachte aan te merken als medepleger. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank ziet in de door verdachte verrichte handelingen wel wettig en overtuigend bewijs van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bij het (opzettelijk) witwassen van de hiervoor genoemde bedragen, terwijl van dat witwassen een gewoonte werd gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte zowel opzet op het witwassen door de hoofdverdachten (minst genomen in voorwaardelijke zin) als op de ondersteuning die hij hieraan bood. De volgende omstandigheden zijn hiervoor redengevend.
Verdachte wist dat [A] en [medeverdachte] handelden in bitcoins, toen [medeverdachte] hem benaderde of hij wat geld wilde verdienen. Op verzoek van [medeverdachte] heeft hij een stichting en een bv opgericht. Verdachte wist dat deze stichting en bv en de vervolgens door hem geopende bijhorende bankrekeningen werden gebruikt voor de bitcoinhandel. Verdachte moet dus ook hebben geweten dat de namen van de stichting en bv misleidend waren doordat zij verwezen naar fictieve, niet bitcoin-gerelateerde doeleinden (software ontwikkeling). Hij wist voorts dat banken maar tot zekere hoogte toestonden dat er bitcoins met behulp van bankrekeningen werden verhandeld. Daaruit volgt al dat verdachte heeft geweten dat de bitcoinhandel van de hoofdverdachten (waaronder [medeverdachte] ) substantieel was. Dat volgt bovendien ook uit de sms’jes met TAN-codes die verdachte ontving en doorzette naar [medeverdachte] en de keer dat hij € 15.000 contant heeft opgenomen en overhandigd aan [medeverdachte] . Verdachte heeft de feitelijke zeggenschap over de stichting, bv en rekeningen, na oprichting en openen, volledig uit handen gegeven. Voor de minimale inspanningen die verdachte heeft verricht heeft hij wel enkele duizenden euro’s aan contant geld (zwart) uitbetaald gekregen. Daarnaast was hem beloofd dat hij maandelijks 1% zou ontvangen van de gelden die over één van de rekeningen zouden gaan. Hem was voorgehouden dat dit zo’n € 1.000 – 1.500 zou zijn. Verdachte hoefde voor dit geld helemaal niets te doen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door onder deze omstandigheden zijn bijdrage te leveren aan de bitcoinhandel, (ten minste) willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de geldbedragen die op zijn rekeningen werden bij- en afgeschreven en werden gepind, van misdrijf afkomstig waren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
[medeverdachte] in de periode van 18 februari 2015 tot en met 29 september 2015 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) van een voorwerp te weten
- een geldbedrag van 296.632,- Euro (inkomend van bitcoinprovider) en
- een geldbedrag van 12.753,- Euro (inkomend van [onderneming 2] ) en
- een geldbedrag van 12.046,- Euro (ontvangst vanuit andere identiteit binnen de organisatie en
- een geldbedrag van 107.725,- Euro (betaling aan andere entiteit binnen de organisatie) en
- een geldbedrag van 42.000,- Euro (contante opname),
(telkens) de werkelijke aard, de herkomst, hebben verborgen en/of verhuld, terwijl voornoemde [medeverdachte] en diens mededader(s) wist(en), dat die voorwerpen, te weten die geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf, hebbende voornoemde [medeverdachte] en diens mededader(s) van het voormelde misdrijf een gewoonte gemaakt en/of (telkens) die voorwerpen voorhanden hebben gehad, hebben overdragen of omgezet, terwijl voornoemde [medeverdachte] en diens mededader(s) wist(en), dat die voorwerp(en) te weten die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, hebbende voornoemde [medeverdachte] en diens mededader(s) van de voormelde misdrijven een gewoonte gemaakt,
bij het plegen van het hierboven vermelde misdrijf hij verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door en tot het plegen van het hierboven vermelde misdrijf hij verdachte opzettelijk middelen heeft verschaft door
- een contante geldopname van de ING zakelijke (spaar)rekening ten name van [onderneming 1] B.V. te verrichten en
- de tancode welke tancode als (sms)(app)bericht op zijn, verdachtes, smartphone verscheen, en welke tancode hoorde bij een overschrijving van de ING zakelijke (spaar)rekening, ten name van [onderneming 1] B.V. aan die [medeverdachte] te geven en
- op 18 februari 2015 de overeenkomst zakelijk betaalpakket (bij welke overeenkomst een zakelijke (spaar)rekening ten name van [onderneming 1] B.V. werd aangevraagd) met ING af te sluiten en
- op 18 februari 2015 de overeenkomst zakelijk betaalpakket (bij welke overeenkomst een zakelijke (spaar)rekening ten name van [sichting] werd aangevraagd) met ING af te sluiten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplichtigheid aan het medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte is in 2015 medeplichtig geweest aan het witwassen van grote geldbedragen door, in opdracht van de hoofdverdachten in het [.] -onderzoek, op zijn eigen naam een stichting en een bv op te richten en een tweetal bijbehorende bankrekeningen te openen. De bankrekeningen werden door de hoofdverdachten gebruikt voor het witwassen van bitcoins. Zij konden zelf namelijk geen rekeningen meer openen bij Nederlandse banken, omdat die banken de witwasrisico’s bij hun bitcoinhandel te groot vonden. Op de rekeningen werden onder meer geldbedragen van bitcoinexchanges ontvangen en verdachte heeft hiervan eenmalig een contante geldopname gedaan. Daarnaast is hij behulpzaam geweest bij het (over)boeken van gelden door zogeheten tan-codes door te geven aan een van de hoofdverdachten. Hij heeft hiermee de hoofdverdachten in staat gesteld om criminele gelden wit te wassen terwijl hij, zo blijkt uit verdachtes eigen verklaring, enkel oog had voor eigen financieel gewin. Door de witwashandelingen van de hoofdverdachten loonden door anderen gepleegde misdaden en werden de plegers daarvan gefaciliteerd in het ten gelde te maken van hun criminele inkomsten terwijl zij anoniem konden blijven. Verder bracht dit witwassen schade toe aan het maatschappelijk vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer. Verdachte is daarvoor, hoewel in beperktere mate, mede verantwoordelijk geweest.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook gekeken naar met het meest recente uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit weegt niet in het nadeel maar evenmin in het voordeel van verdachte.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn in deze zaak dat zij de dag van het eerste politieverhoor van 23 februari 2016 beschouwt als het moment waarop de redelijke termijn is aangevangen. De uitspraak vindt plaats op 24 november 2023. De redelijke termijn is daarmee met 5,5 jaar overschreden.
Strafoplegging
De bijdrage die verdachte heeft geleverd aan het grootschalige witwassen door de hoofdverdachten ziet de rechtbank als relatief beperkt. De hoofdverdachten hebben gedurende bijna twee jaren ruim 9 miljoen euro witgewassen, onder gebruikmaking van stichtingen, bv’s en rekeningen van meerdere katvangers. Verdachte was hier één van. Hoewel er grote sommen geld over de rekeningen van verdachte zijn gegaan, heeft verdachte hier feitelijk geen zicht, invloed op of zeggenschap over gehad.
Nu verdachte geen pleger van het bewezen verklaarde witwassen, maar dit ‘slechts’ heeft gefaciliteerd, zoekt de rechtbank bij de strafoplegging geen aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudedelicten (die uitgaan van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf). De rechtbank houdt verdachte, betrokken als katvanger, namelijk niet verantwoordelijk voor de volle omvang van de witgewassen geldbedragen. In beginsel acht de rechtbank in dit geval een taakstraf voor de duur van 140 uren passend.
De overschrijding van de redelijke termijn geeft echter aanleiding hiervan af te wijken. Deze forse overschrijding leidt ertoe dat de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden vindt.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 49, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 9 juli 2018, genummerd 180409.1120.DOS (dossier [verdachte] ), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 426. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 1 Wetboek van Strafvordering, te weten een onherroepelijk vonnis van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 3 april 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:1180, p. 53.
3.Idem, p. 55.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 221.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 221.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 224.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 224.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 229.
9.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 1 Wetboek van Strafvordering, te weten een overeenkomst zakelijk betaalpakket ING, p. 415.
10.Idem, p. 417.
11.Idem, p. 418.
12.Idem, p. 419.
13.Idem, p. 420.
14.Idem, p. 422.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 403.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 405.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 405.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 405.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 405.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 406.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 406.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 407.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 407.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 408.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 408.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 409.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 410.