ECLI:NL:RBMNE:2023:6262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
16/700241-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 24 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983 te Spanje, die wordt verdacht van witwassen en het voorhanden hebben van MDMA. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 1 september 2021, 13 oktober 2023 en 24 november 2023. De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft de verdachte beschuldigd van het witwassen van contante geldbedragen in de periode van 1 mei 2015 tot en met 1 september 2015, en van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA op 24 november 2015. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, onder andere vanwege de lange duur van de procedure en de gevolgen daarvan voor de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met zes jaar is overschreden, maar heeft geoordeeld dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen en het voorhanden hebben van MDMA. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de verdachte op drie momenten bitcoins heeft ingewisseld voor contant geld, waarbij hij zich bewust was van de criminele herkomst van de gelden. De verdachte is gedeeltelijk vrijgesproken van gewoontewitwassen, omdat het aantal trades te laag was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is een contant geldbedrag van € 600,- verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling in het leven na de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-700241-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Spanje),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september 2021,13 oktober 2023 en 24 november 2023. Op 13 oktober 2023 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en op 24 november 2023 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en zijn (waarnemend) raadsvrouw, mr. M. ter Meulen, advocaat te Roermond, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 mei 2015 tot en met 1 september 2015 te Rotterdam en/of Arnhem zich, samen met een of meer anderen, heeft schuldig gemaakt aan (primair) witwassen dan wel (subsidiair) schuldwitwassen van drie contante geldbedragen, variërend tussen € 10.170 en
€ 16.800,-, en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 2
op 24 november 2015 te Arnhem opzettelijk samen met een of meer anderen meerdere hoeveelheden MDMA heeft verhandeld, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

3.1
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid tot kennisneming
De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
3.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte, gelet op de extreme overschrijding van de redelijke termijn, waardoor geen sprake meer is van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Door het tijdsverloop beschikt verdachte over niets meer waarmee hij kan aantonen dat de veronderstelde transacties niet door hem verricht zijn. Het bevriezen van de gelden op de bankrekening van verdachte heeft bovendien geleid tot veel negatieve consequenties voor zijn gezondheid en zijn persoonlijke leven. Daarnaast is er, na 8 jaar passiviteit van het openbaar ministerie (ondanks herhaalde verzoeken vanuit de verdediging), volgens de raadsvrouw sprake van schending van het vertrouwensbeginsel.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bepleit dat zij ondanks de forse overschrijding van de redelijke termijn ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op 24 november 2015, de datum van inverzekeringstelling van verdachte. Dit is immers een handeling waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld.
Dat betekent dat de redelijke termijn in onderhavige zaak met zes jaren is overschreden. Hoewel dit een forse overschrijding van de redelijke termijn is, leidt dit gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad echter niet – ook niet in uitzonderlijke vallen als deze – tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank oordeelt hierover onder 8.3.
De door de verdachte op de terechtzitting beschreven negatieve consequenties van de overschrijding van de redelijke termijn, zoals lijdensdruk en het beslag op zijn bankrekeningen, zijn invoelbaar maar leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat er sprake is van een zodanige ernstige inbreuk op het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. De stelling van de verdediging dat verdachte door het tijdsverloop over niets meer beschikt waarmee hij kan aantonen de veronderstelde (de rechtbank begrijpt: ten laste gelegde) transacties niet te hebben verricht, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte heeft erkend in elk geval twee van deze transacties te hebben verricht en er door de verdediging op dit punt ook nooit onderzoekswensen zijn ingediend.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden. De jurisprudentie waarnaar de verdediging op de terechtzitting heeft verwezen betrof de situatie dat er een sepotbrief aan de verdachte was gestuurd, waarna hij alsnog werd vervolgd. In dat geval was er een actief en duidelijk signaal gegeven door het Openbaar Ministerie dat verdachte niet zou worden vervolgd, waar de verdachte op mocht vertrouwen. Die situatie is wezenlijk anders dan de situatie waarin het Openbaar Ministerie lang wacht met het nemen van een vervolgbeslissing (en juist weigert het beslag op te heffen), zoals in de zaak van verdachte is gebeurd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
3.3
Schorsing vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde gewoontewitwassen en het onder feit 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van harddrugs wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. Verdachte heeft nooit geweten of kunnen weten dat de gelden die hij ontving tegen inwisseling van bitcoins, gelden betrof die uit misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft de traders ontmoet op de legale tradersite localbitcoins.com , een website waar iedere crvptobelegger gebruik van kon maken en die mondiaal als zeer legaal werd gepresenteerd. De koers waartegen de bitcoins bij de trades werden verruild was bovendien niet ongebruikelijk. De banken boycotten de cryptohandel en dus was verdachte, net als iedereen in die periode, aangewezen op diensten van anderen om bitcoins in cash te kunnen omzetten. Dat betekent nog niet dat iedereen die dat deed zijn bitcoins op een illegale wijze had verkregen. Daarnaast is er onvoldoende bewijs om de ten laste gelegde transacties aan verdachte te kunnen koppelen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat slechts het voorhanden hebben bewezen kan worden. Van drugshandel is nimmer sprake geweest en daarvoor bevat het dossier ook geen bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair [1]
Het vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Bewijsoverweging
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op meerdere momenten grote hoeveelheden bitcoins hebben ingekocht. Een groot aantal van de door hen verkregen bitcoins is vervolgens ingewisseld bij Bitonic voor giraal geld, dat vervolgens contant door hen werd opgenomen. Hierdoor hebben zij in totaal ruim 7 miljoen euro contant voorhanden gekregen. Daarnaast hebben verdachten grote hoeveelheden bitcoins aan derden verkocht voor een groot contant geldbedrag van ruim twee miljoen euro. [2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer perso(o)n(en), voorwerpen, te weten
A. geldbedragen in Euro, bestaande uit
- contante opnamen ter hoogte van 7.607.192,- Euro en
- contante geldbedragen ter hoogte van 2.346.200,- Euro, welke geldbedragen middellijk of
onmiddellijk afkomstig waren uit de verkoop van bitcoins en
B. een grote hoeveelheid bitcoins
- 38.181 bitcoins ingeruild/ingewisseld/verkocht bij Bitonic B.V. en
- een hoeveelheid bitcoins aangekocht/ingeruild bij [A] en [B] en [C] en [verdachte] en [D] en [E] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [F] (zaaksdossiers 1 tot en met 9) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld terwijl verdachte en zijn mededader(s) telkens wisten dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf en terwijl verdachte en zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 28 december 2015:
De bitcoinbeurzen vereisen in de regel verificatie van de identiteit van de koper/verkoper aan de hand van een wettelijk identiteitsbewijs en gelden worden in de regel niet contant verstrekt maar giraal overgemaakt (dus geen doorbreking van de paper trail). In Nederland is bitcoinbeurs Bitonic .nl een grote speler en deze hanteert een provisie van onder de één procent. [4]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 6 augustus 2015
Naar aanleiding van de geïntercepteerde communicatie in onderzoek 09TFC-NOCIS blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] afspraken maakte met de gebruikers van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [medeverdachte 3] en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik bij [medeverdachte 2] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bleek bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) geregistreerd te staan ten name van:
[verdachte] .
In het eerste geïntercepteerde gesprek van [medeverdachte 3] op 22 mei 2015 te 11:50 uur (UTC+2) stelt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich voor als [gebruikersnaam verdachte] .
Op 22 mei 2015 te 11:50, 11:58 en 12:02 uur (UTC +2) werd door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [medeverdachte 3] de afspraak gemaakt om ‘73’ en ‘coins’ te verhandelen, gericht op de uitvoering van een trade. Vervolgens op 22 mei 2015 te 13:43 uur (UTC +2) werd door [medeverdachte 3] het BTC-adres [BTC-adres] per sms verstuurd naar telefoonummer [telefoonnummer 1] . [5]
Beller: [telefoonnummer 2]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Datum: 22-05-2015 11:58:33
Inhoud SMS:
Hoe laat kan je naar rdam centraal komen (Starbucks tegenover de hema, bij de ingang) en 53 coins right? [6]
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Datum: 22-05-2015 12:02:03
Inhoud SMS:
73 zijn het er
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Datum: 22-05-2015 12:29:27
Inhoud SMS:
Kunnen ook bij dat eetcafe [naam horecagelegenheid 1] van die hamburgers van de vorige afspreken daar aan de zijkant van rdam cs. [7]
Beller: [telefoonnummer 3]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Datum: 22-05-2015 13:08:27
Inhoud SMS:
[naam horecagelegenheid 2] , [adres 2] . [8]
Beller: [telefoonnummer 2]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Datum: 22-05-2015 13:43:14.
Inhoud SMS:
https://blockchain/info/address/ [BTC-adres]
Op 22 mei 2014 werd in het BTC-netwerk op BTC-adres [BTC-adres] maar één transactie geregistreerd. Dit bleek een inkomende transactie te 11:48:30 uur (UTC) van 71,65 BTC. De marktwaarde van 71,65 BTC bedroeg op dat moment ongeveer € 15.143,23. [9]
Op 19 juni 2015 tussen 12:15 en 13:42 uur (UTC+2) werd door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [medeverdachte 3] de afspraak gemaakt voor een trade. [10]
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Datum: 19-06-2015 13:33:32
Inhoud SMS:
Pfff verkeerde afslag genomen staan ff vast vlakbij station sorry ben er zo. Stuur even je btc adres vast naar me mail [email-adres] scheelt we. [11]
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Datum: 19-06-2015 13:41:54
Inhoud SMS:
Hey man zit jij al in [naam horecagelegenheid 1] die burgertent ik sta voor. [12]
Op 19 juni 2014 werden in het BRC-netwerk op BTC-adres [BTC-adres] twee transacties geregistreerd. Het ging om een eerste inkomende en tweede uitgaande transactie. De inkomende transactie werd geregistreerd te 11:52:44 (UTC) ter waarde van 84 BTC. De marktwaarde van 84 BTC bedroeg op dat moment ongeveer € 18.269,16. [13]
De BTC-adressen in de transactie van 22 mei 2025 te 11:48:30 uur (UTC) en 19 juni 2015 te 11:52:55 uur (UTC) blijken geclusterd te zijn dor het analyse software van https://www. [website] . Deze BTC adressen blijken allen in het Wallet cluster [nummer] voor te komen. [14]
De Wallet [nummer] blijkt overwegend gevuld te worden vanuit BTC-adressen bekend uit ‘Wallets’ van [websitenaam 1] (DNM). Deze Wallets blijken afkomstig te zijn van de volgende DNM’s: [websitenaam 2] , [websitenaam 3] en [websitenaam 4] . Op Darknet Markets wordt overwegend gehandeld in verboden goederen, zoals verdovende middelen.
Tabel 4
Wallet [nummer]
Date
Received/sent
2015-07-20
- 43,5
2015-06-19
- 84 [15]
2015-05-22
- 71,65 [16]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 16 juli 2018.
Uit het bestand " [bestandnaam] " aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 3] blijkt dat [medeverdachte 3] op 22 mei 2015 zijn kilometers naar [naam horecagelegenheid 2] registreert. [17]
In het aangetroffen bestand "saldo rekeningen", van [medeverdachte 3] , was te zien dat er op 19 juni 2015 € 16.800,- is betaald aan [gebruikersnaam verdachte] . [18]
Uit het bestand " [bestandnaam] " aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 3] blijkt dat [medeverdachte 3] op 20 juli 2015 zijn kilometers naar onder andere Rotterdam Centraal Station registreert.
In het aangetroffen bestand "saldo rekeningen", van [medeverdachte 3] , was te zien dat er op 20 juli 2015 € 10.170 is betaald aan [gebruikersnaam verdachte] . [19]
De verklaring van verdachte bij de politie in november 2015
Ik heb een half jaar geleden bitcoins gewisseld voor contant geld. Die dag heb ik het gewisseld bij een station in Rotterdam. Dat zal in april of mei van dit jaar zijn geweest. [20] Ik heb een Samsung S4 met nummer [telefoonnummer 1] . [21] Ik ben degene die die telefoon dagelijks gebruikt.
V: Wanneer heb je [medeverdachte 1] gezien?
A: Dat was bij Rotterdam Centraal. Bij eetcafe [naam horecagelegenheid 1] Burger naast het station.
0: Wij laten de verdachte een foto zien.
V: Wie is dit?
A: Ja dat is [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]). Ik herken hem voor 100%. Het was een spannende aangelegenheid dat Bitcoins wisselen. Ik voelde toen aan dat het niet helemaal goed zat. Ik kon na de transactie in de wallet van [medeverdachte 1] kijken. We zaten naast elkaar in [naam horecagelegenheid 1] burger en ik kon toen in zijn laptop kijken. Ik zag toen meerdere transacties op een dag en ik dacht wow dat is best wel veel. Daarna kwam ik dus thuis en uit nieuwsgierigheid heb ik zijn bitcoinrekening gevolgd, via Blockchain. Ik zag dat hij heel veel transacties deed. Ik zag dat hij het afgelopen jaar voor ongeveer 3,5 miljoen aan bitcoins had omgezet, en dat was nog maar van één bitcoinadres. Dat is niet normaal. Toen ik naast [medeverdachte 1] zat tijdens de overdracht constateerde ik dat [medeverdachte 1] de bitcoins meteen weer doorverkocht naar een exchangebeurs, volgens mij was dat [exchangebeursnaam] . Hij kreeg daar meteen euro's of dollars voor. Het ging dus van mijn wallet naar de exchangeaccount van [medeverdachte 1] . De onderneming Bitonic is wel legaal en kan wel handelen via de banken. [medeverdachte 1] zeker niet. Dat kan gewoon niet. [22]
V: Hoe vaak heb je met deze gasten afgesproken?
A: Ik heb de jonge gozer met blond haar maar één keer gezien en [medeverdachte 1] daar heb ik twee keer zaken mee gedaan. Verder heb ik nog iemand bij een wissel gezien die samen met [medeverdachte 1] was.
V: Wanneer was het eerste contact?
A: Dat moet rond april 2015 zijn geweest.
V: Werd er door deze jongens aan jou gevraagd waar jouw bitcoins vandaan kwamen?
A: Nee dat werd niet gevraagd. Ik heb wel aan [medeverdachte 1] gevraagd hoe dat bij hem zat. Hij vertelde mij dat hij de bitcoins weer verkocht. Er zat geen logica in want hoe kwam hij dan aan al die contanten?
V: Wat was het tarief van [medeverdachte 1] ?
A: Hij wilde eerst 10% vragen maar het werd uiteindelijk 8%. [23]
0 : Wij herkennen jouw stem als degene die zich voorstelt als [gebruikersnaam verdachte] .
A: Ik noemde mijzelf [gebruikersnaam verdachte] om mijzelf in te dekken. [24]
V: Hoeveel contant geld heb jij ontvangen van de trade mbt de 73 bitcoins?
A: Om en nabij de 15.000,- euro. [25]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2023
Ik heb niet aan de hoofdverdachte(n) met wie ik de trades deed gevraagd waar zij het contante geld vandaan haalden.
Bewijsoverwegingen feit 1 primair
Inleiding
De verdenking tegen verdachte maakt onderdeel uit van het onderzoek NOCIS. Dit onderzoek richtte zich op het grootschalig witwassen van bitcoins. Natuurlijke personen boden aan de (hoofd)verdachten in het onderzoek NOCIS bitcoins te koop aan. De hoofdverdachten traden daarbij op als particuliere bitcoinhandelaar (‘broker’), bij wie de bitcoins anoniem werden ingewisseld voor contant geld. De drie hoofdverdachten, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , zijn inmiddels onherroepelijk veroordeeld voor (onder meer) het medeplegen van gewoontewitwassen.
Verdachte wordt verdacht van het medeplegen van opzet- dan wel schuldwitwassen doordat hij als klant op drie momenten gebruik zou hebben gemaakt van de dienstverlening van de hoofdverdachten door bitcoins in te wisselen voor contant geld.
Verdachte betrokken bij drie trades
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte op 22 mei 2015, 19 juni 2015 en 20 juli 2015 zogeheten ‘bitcointrades’ heeft uitgevoerd met een of meerdere hoofdverdachte(n) in onderzoek NOCIS. Verdachte heeft verklaard maximaal twee trades met de hoofdverdachte(n) te hebben gedaan, maar op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij alle drie de ten laste gelegde trades betrokken is geweest. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat er vanuit de wallet [nummer] driemaal, te weten op 22 mei 2015, 19 juni 2015 en 20 juli 2015, bitcoins zijn overgeboekt. Voorafgaand aan de overboekingen van 22 mei en 19 juni 2015 zijn er met het telefoonnummer van verdachte telefoongesprekken gevoerd en sms-berichten uitgewisseld met een of meerdere hoofdverdachte(n) uit onderzoek NOCIS. Verdachte heeft erkend dat hij zichzelf daarbij heeft voorgesteld als [gebruikersnaam verdachte] en als enige dit telefoonnummer gebruikte. Uit het bestand "saldo rekeningen" blijkt ook dat er op 19 juni 2015 € 16.800,- is betaald aan ‘ [gebruikersnaam verdachte] ’. Voor de transactie van 20 juli 2015 zijn geen tapgesprekken beschikbaar. Nu uit het bestand "saldo rekeningen" blijkt dat er op 20 juli 2015 € 10.170 is betaald aan ‘ [gebruikersnaam verdachte] ’ (de naam die verdachte bij de eerste twee trades gebruikte), er reiskosten zijn genoteerd naar Rotterdam Centraal (waar de eerste twee trades ook plaatsvonden) en op 20 juli 2015 43,5 bitcons zijn overgeboekt uit dezelfde wallet als bij de eerste twee transacties, stelt de rechtbank vast dat verdachte ook bij deze trade betrokken was.
Medeplegen van witwassen
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte door (driemaal) gebruik te maken van de dienstverlening van de hoofdverdachten, zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzet- dan wel schuldwitwassen.
Op grond van de (onherroepelijke) bewezenverklaring in de zaak van hoofdverdachte [medeverdachte 1] staat de criminele herkomst van het geld dat verdachte in ruil voor zijn bitcoins ontving, vast. De in de bewezenverklaring genoemde bedragen betreffen namelijk het totaal aan contant geld dat de hoofdverdachten voorhanden hebben gehad. De contante geldbedragen die verdachte bij de trades van hen ontving, maken hiervan onderdeel uit. De vraag is of verdachte wist, dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat dit geld een criminele herkomst had of dit op zijn minst had moeten vermoeden. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte heeft op drie momenten grote hoeveelheden bitcoins – die blijkens de bewijsmiddelen hoofdzakelijk afkomstig waren van darknetmarket wallets – ingewisseld tegen (aanzienlijke) contante geldbedragen. Uit het onderzoek door de politie en de verklaring van verdachte blijkt dat de hoofdverdachten verdachte niet hebben geïdentificeerd of onderzoek naar de herkomst van verdachte’s bitcoins hebben gedaan (geen
know your customer/KYC). Anders dan bij bijvoorbeeld Bitonic , een bitcoinbeurs, die wel verificatie vereist van de identiteit van de koper/verkoper aan de hand van een wettelijk ID-bewijs en gelden niet contant verstrekt maar giraal overmaakt, heeft verdachte op deze manier nagenoeg anoniem grote hoeveelheden bitcoins in contant geld kunnen omzetten. Verdachte heeft verklaard dat hij niet begreep hoe de hoofdverdachten aan zo’n grote hoeveelheid contant geld kwamen en dat de werkwijze van de hoofdverdachten niet legaal kon zijn, nadat verdachte had ontdekt hoeveel trades de hoofdverdachten deden en dat er in een jaar tijd voor 3,5 miljoen euro aan bitcoins was omgezet. Verdachte heeft een valse naam ( [gebruikersnaam verdachte] ) gebruikt, naar eigen zeggen om zichzelf ‘in te dekken’.
Voorts is van belang dat de hoofdverdachten bij de inkoop van de bitcoins een veel hogere commissie (8%) vroegen dan één van de grootste legale bitcoin exchanges in die tijd, Bitonic (1% of minder). Tot slot werd er op openbare plekken afgesproken voor de trades. Verdachte moet hebben geweten dat de trades die de hoofdverdachten met andere klanten (dan verdachte) verrichtten op een vergelijkbare wijze hebben plaatsgevonden: geen identificatie, geen KYC, hoge provisies, grote contante geldbedragen en openbare plekken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder die omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem in ontvangst genomen gelden een criminele herkomst hadden en zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
Partiële vrijspraak gewoontewitwassen
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij voor gewoontewitwassen. De hoeveelheid trades is daarvoor te laag en de periode waarin de drie trades hebben plaatsgevonden te kort.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, voor zover het ziet op het voorhanden hebben van de drugs. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor het voorhanden hebben van de drugs bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2023;
  • een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 643 t/m 653;
  • een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 654 tot en met 663;
  • een NFI-rapport d.d. 15 december 2015, opgemaakt door Ing. A.B. M. van Esch – de Bruin, p. 664 t/m 666.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden MDMA op 24 november 2015 voorhanden heeft gehad. De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor de overige in de tenlastelegging genoemde handelingen, kortgezegd de handel in MDMA. De aangetroffen hoeveelheid MDMA en andere goederen (die gebruikt kunnen worden voor het verpakken en versturen van MDMA) leveren weliswaar een handelsindicatie op, maar van daadwerkelijke transacties (op of omstreeks de 24 november 2015) is niet gebleken. Er zijn geen mogelijke afnemers gehoord en evenmin is er onderzoek naar de telefoon van verdachte gedaan. Dat, zoals de officier van justitie heeft benoemd, verdachte in een ander onderzoek dat speelde in 2013 voorkomt als (mogelijke) verdachte van de handel in verdovende middelen, maakt nog niet dat nu bewezen kan worden dat verdachte op of omstreeks 24 november 2015 heeft gehandeld in MDMA.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
in de periode van 22 mei 2015 tot en met 20 juli 2015 te Rotterdam en/of Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van voorwerpen te weten drie geldbedragen
a. op 22 mei 2015 (ongeveer) 15.000,- EURO en
b. op 19 juni 2015 (ongeveer 16.800,- EURO en
c. op 20 juli 2015 (ongeveer) 10.170,- EURO
de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld en die voorwerpen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij wist dat die voorwerpen - geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 2
op 24 november 2015 te Arnhem, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 1.34 gram en een hoeveelheid van ongeveer 1.30 gram en een hoeveelheid van ongeveer 1.47 gram en een hoeveelheid van ongeveer 125 mg en een hoeveelheid van ongeveer 125 mg en een hoeveelheid van ongeveer 1.59 gram en een hoeveelheid van ongeveer 2.34 gram en een hoeveelheid van ongeveer 0.90 gram en een hoeveelheid van ongeveer 61.70 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, gelet op de zeer ernstige overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in 2015 opzettelijk in vereniging ruim € 40.000,- aan contante geldbedragen witgewassen door die, van misdrijf afkomstige, geldbedragen bij drie zogeheten ‘bitcointrades’ in ontvangst te nemen in ruil voor zijn eigen bitcoins. Er zijn sterke aanwijzingen dat de bitcoins die verdachte inruilde eveneens van misdrijf afkomstig waren. Door het witwassen van crimineel vermogen heeft verdachte de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het handelen van verdachte en zijn mededaders brengt schade toe aan het maatschappelijk vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ongeveer 70 gram harddrugs (MDMA).
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op het meest recente uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dat weegt niet in het nadeel, maar evenmin in het voordeel van verdachte.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Verdachte heeft een goede baan, een vaste relatie en is vader geworden.
Strafoplegging
De LOVS-oriëntatiepunten gaan voor een fraudedelict waarbij circa € 42.000,- is witgewassen, uit van twee tot vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel een daarmee corresponderende taakstraf. De LOVS-oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van harddrugs gaan bij een hoeveelheid van tussen de 50 en 100 gram harddrugs uit van een taakstraf van 150 uur.
Zoals hiervoor onder 3.2.3. is overwogen, is er in de onderhavige zaak sprake van een schending van de redelijke termijn met zes jaar. Deze forse schending van de redelijke termijn leidt tot strafvermindering. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van het feit, geen grond voor toepassing van artikel 9a Sr. De rechtbank acht het vanwege de schending van de redelijke termijn echter niet langer passend om een gevangenisstraf op te leggen, en zal de hoogte van de (daarmee corresponderende) taakstraf sterk matigen. Verdachte heeft ter terechtzitting op invoelbare wijze duidelijk gemaakt dat de onzekerheid over de onderhavige strafzaak en de nadelige gevolgen van de verdenking in zijn persoonlijke leven een zware wissel hebben getrokken op zijn mentale gezondheid. Rekening houdend met de ernst van de feiten, de schending van de redelijke termijn en de gevolgen daarvan en de positieve wending die verdachte heeft doorgemaakt, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren passend, met aftrek van het voorarrest.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het beslag op de vermeldde bankrekeningen te laten vervallen, en het bij verdachte aangetroffen contante geldbedrag van € 600,- verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie te gelasten om de beslagen gelegd op de privérekeningen van verdachte en zijn vriendin ( [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] ) op te heffen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op grond van het dossier niet vaststellen of en zo ja hoe veel van de gelden op de inbeslaggenomen bankrekeningen verband houden met de in de bewezenverklaring genoemde witgewassen geldbedragen. Bij gebrek aan die vaststelling is er geen grond om de gelden op de rekeningen verbeurd te verklaren. De rechtbank gelast daarom de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen bankrekeningen, althans zijn zeggenschap over die bankrekeningen en de daarop aanwezige geldbedragen.
Het bij verdachte inbeslaggenomen contante geldbedrag van € 600,- wordt verbeurd verklaard. Verdachte heeft in zijn verhoor (op pagina 704) aangegeven dat dit geldbedrag afkomstig was van de laatste wissel met [medeverdachte 1] .

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van (de eigendom van en het zeggenschap over) de volgende bankrekeningen:
* ING Bankrekening [rekeningnummer 1] ;
* ING Bankrekening [rekeningnummer 3] ;
* RABO Bankrekening [rekeningnummer 4] ;
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
* contant geldbedrag van € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 16 juli 2018, genummerd 180409.1126, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 774. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 1 Wetboek van Strafvordering, te weten een onherroepelijk vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake [medeverdachte 1] d.d. 3 april 2018, pagina 64.
3.Idem, pagina 67.
4.Proces-verbaal van bevindingen pagina 549.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 316.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 322.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 323.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 324.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 316.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 317.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 326.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 327.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 317.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 318.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 319.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 320.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 46.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 48.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 49.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 685.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 688.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 689.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 690.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 691.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 692.