4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] :
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de winst die het bedrijf (de rechtbank begrijpt:
[onderneming] B.V.) op een transactie pakt tussen de 0 en 1,5 procent ligt, maar vaker onder de 1
procent dan daarboven. Ook volgt uit zijn verklaring dat alle betalingen plaatsvinden via
een bankrekening.
Bewijsoverweging
(…) Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] , [getuige 1] en [J] op meerdere momenten grote hoeveelheden bitcoins hebben ingekocht. Een groot aantal van de door hen verkregen bitcoins is vervolgens ingewisseld bij [onderneming] voor giraal geld, dat vervolgens contant door hen werd opgenomen. Hierdoor hebben zij in totaal ruim 7 miljoen euro contant voorhanden gekregen. Daarnaast hebben verdachten grote hoeveelheden bitcoins aan derden verkocht voor een groot contant geldbedrag van ruim twee miljoen euro.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer perso(o)n(en), voorwerpen, te weten
A. geldbedragen in Euro, bestaande uit
- contante opnamen ter hoogte van 7.607.192,- Euro en
- contante geldbedragen ter hoogte van 2.346.200,- Euro, welke geldbedragen middellijk of
onmiddellijk afkomstig waren uit de verkoop van bitcoins en
B. een grote hoeveelheid bitcoins
- 38.181 bitcoins ingeruild/ingewisseld/verkocht bij [onderneming] B.V. en
- een hoeveelheid bitcoins aangekocht/ingeruild bij [A] en [B] en [C] en [D] en [E] en [F] en [G] en [H] en [I] (zaaksdossiers 1 tot en met 9) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld terwijl verdachte en zijn mededader(s) telkens wisten dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf en terwijl verdachte en zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt.
Een lijst met uitbetalingen
Op 29 september 2015 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [adres 2] te [plaats 1] . Daar hebben twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD opsporingshandelingen verricht met betrekking tot diverse datadragers. Eén van de aangetroffen datadragers op het adres [adres 2] te [plaats 1] betrof een laptop. De laptop stond, volgens opsporingsambtenaren van de FIOD, aan en ingelogd met het account van [J] . Door mij zijn de voornoemde aangetroffen bestanden onderzocht.
Bestand " [....] "
Betreft een Excel-bestand met vier werkbladen, met de namen; [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Elk werkblad is anders opgesteld, maar elk werkblad bevat wel de gegevens over de "payout" (gespecificeerd met data, namen en bedragen) en overige gegevens met betrekking tot de voorraad aan contant geld.
28-jul € 110,00
[verdachte (voornaam)]
30-jul € 70,00
02-aug € 150,00
[verdachte (voornaam)] for work
06-aug € 100,00
[verdachte (voornaam)] for work
13-aug € 120,00
[verdachte (voornaam)] for work
17-aug € 100,00
[verdachte (voornaam)] for work
20-aug € 50,00
[verdachte (voornaam)] for work
01-sept € 80,00 [verdachte (voornaam)] (work)
De verklaringen van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2023
Ik ging mee naar de trades waarbij de hoofdverdachten afspraken met klanten hadden om bitcoins om te wisselen naar contant geld. Ik heb een paar keer zelf geld gepind, dat vervolgens bij de trade werd overhandigd aan de klanten. Ik kreeg de pinpas en pincode van [J] . Hij zei ook welk bedrag ik moest pinnen. Vervolgens ging ik mee naar de trade. De trades vonden plaats op publieke plekken. Ik heb ook een aantal keer het geld in mijn eentje weggebracht. Ik werd contant betaald door de hoofdverdachten.
Klanten werden door de hoofdverdachten cash uitbetaald omdat het via de bank heel moeilijk was, accounts werden bevroren. Ze zeiden dat ze meerdere accounts hadden waarvan er meerdere bevroren waren.
De verklaringen van verdachte bij een politieverhoor van 30 september 2015
A: Ik zie mezelf als oproepkracht voor de bitcoinhandel als ze het zelf niet kunnen doen. Ik was alleen iemand die geld bracht.
V: Wie is ze?
A: [getuige 1 (voornaam)] , [medeverdachte (voornaam)] en [J (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] , [medeverdachte] en [J] ).
V: Wat doen ze dan?
A: Ze maken afspraken met mensen die bitcoins willen verkopen. Pakken ze marge op de verkoop van bitcoins. Ze kopen in onder marktprijs en pakken marge van 8% door verkopen de bitcoins. Ik bracht alleen maar het geld, want banken doen nogal moeilijk over bitcoinhandel. Ik heb hen gevraagd waarom via mij en niet via een bank. Zij gaven aan dat het onmogelijk was om een bank te vinden die deze handel mogelijk maakt.
Ik moest geld halen op een bepaalde plaats en wegbrengen naar de persoon die de bitcoins verkocht. Ging veel de whatsapp en telegram, zodat ik het geld kon geven aan de verkoper
na het berichtje/appje/belletje, dat de bitcoins waren overgemaakt. De trades deden zij ik
alleen het geld.
V: Waar kwam dat geld vandaan?
A: Ze brachten het bij mij in de buurt, 500 meter van mijn huis. Mijn moeder mocht het
niet weten, zodat ze zich er niet mee ging bemoeien.
V: Hoe kreeg jij het geld aangeleverd?
A: In een enveloppe.
V: Om hoeveel geld ging het?
A: Ik ben zelfstandig 6 keer op pad geweest en ongeveer 6 keer met [J (voornaam)] . Ging om bedragen tussen € 7.000,00 en € 12.000,00 per transactie.
V: Op welke plekken vonden de transacties plaats?
A: Ook hier in de omgeving van [plaats 4] bij [locatie] , een keer, paar keer in [plaats 2] en in [plaats 1] . Op heel open plekken.
V: Wat verdiende je daar mee?
A: Komt ongeveer uit op € 10,00 per uur. Zwart verdiend.
V: Hoe vaak heb jij geld voor ze gepind?
A: Drie keer. Het ging om € 10.000,00 die ze elkaar hadden geleend en € 2.500,00 of
€ 5.000,00 of € 10.000,00 voor bitcoins. Derde keer was hetzelfde, weer voor bitcoins.
V: Van welke rekening pinde je dit?
A: Een keer van mijn eigen rekening, [..] had dit overgemaakt. En de andere 2 keer kreeg
ik een pinpas in mijn handen gedrukt. Ik denk dat het ING was, kan ook ABN-Amro zijn.
Waren passen van [J (voornaam)] gekregen.
V: Noem eens wat namen waarmee je getraded hebt?
A: In [plaats 3] was het [.......] , de rest weet ik niet. Ik merkte angst om naam te noemen.
V: Vond je dat niet vreemd dat mensen hun naam niet noemden?
A: Aan de ene kant vreemd, maar in mijn hoofd praatte ik het goed.
Bewijsoverweging
De verdenking tegen verdachte maakt onderdeel uit van het onderzoek [.] . Dit onderzoek richtte zich op het grootschalig witwassen van bitcoins. Natuurlijke personen boden aan de (hoofd)verdachten in het onderzoek [.] bitcoins te koop aan. De hoofdverdachten traden daarbij op als particuliere bitcoinhandelaar (‘broker’), bij wie de bitcoins anoniem werden ingewisseld voor contant geld. De drie hoofdverdachten, [getuige 1] , [medeverdachte] en [J] , zijn inmiddels onherroepelijk veroordeeld voor (onder meer) het medeplegen van gewoontewitwassen.
Het verwijt aan verdachte is dat hij, als medepleger dan wel medeplichtige, betrokken is geweest bij dit witwassen door contante geldbedragen te leveren bij diverse ‘trades’, ontmoetingen waarbij bitcoins werden ingewisseld voor contant geld.
Medeplichtigheid bij witwassen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 28 juni tot en met 1 september 2015 achtmaal, in opdracht van de hiervoor genoemde hoofdverdachten in het onderzoek [.] , contante geldbedragen heeft gepind en/of heeft vervoerd naar locaties waar zogenoemde bitcointrades plaatsvonden tussen de hoofdverdachten en hun klanten. Het ging daarbij telkens om geldbedragen tussen de € 7.000,- en € 12.000,-. Dat (ook) deze geldbedragen een criminele herkomst hadden en daarmee sprake is geweest van witwassen, baseert de rechtbank op de bewezenverklaring in het vonnis van [medeverdachte] . De in de bewezenverklaring genoemde bedragen betreffen namelijk het totaal aan contant geld dat de hoofdverdachten voorhanden hebben gehad. De geldbedragen die verdachte heeft gepind en/of geleverd bij de trades maken daar onderdeel van uit.
Uit het dossier valt verder op te maken dat verdachte twee stichtingen heeft opgericht, maar niet is gebleken dat deze stichtingen daadwerkelijk zijn gebruikt om geldbedragen wit te wassen. Daarnaast ontbreekt bewijs dat verdachte op naam van die stichtingen bankrekeningen heeft geopend en betaalpassen heeft geregeld. Verdachtes bijdrage bestond dus uit het pinnen van geldbedragen en het leveren van (die) geldbedragen bij trades. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat deze bijdrage onvoldoende is om verdachte aan te merken als medepleger. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank ziet in de door verdachte verrichte handelingen wel wettig en overtuigend bewijs van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bij het (opzettelijk) witwassen van acht geldbedragen, variërend tussen de € 7.000,- en € 12.000,-. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte zowel opzet op het witwassen door de hoofdverdachten (zij het in voorwaardelijke zin) als op de ondersteuning die hij hieraan bood. De volgende omstandigheden zijn hiervoor redengevend.
Verdachte ging mee naar trades, die op openbare plaatsen plaatsvonden, waarbij grote sommen contant geld werden ingewisseld voor bitcoins. Verdachte wist dat de hoofdverdachten hiervoor een provisie van 8% ontvingen. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan het percentage dat, zo blijkt uit het vonnis in de zaak tegen [medeverdachte] , destijds door een regulier bitcoinexchangebedrijf als [onderneming] werd gehanteerd en bij wie de uitbetaling plaatsvond op een bankrekening in plaats van in contanten. Bij de trades waarbij verdachte aanwezig was merkte verdachte angst bij de aanwezigen om namen te noemen, wat hij zelf ook vreemd vond. Verdachte wist daarnaast dat er met contant, in plaats van giraal, geld werd gehandeld, omdat geen enkele Nederlandse bank deze bitcoinhandel wilde faciliteren. Verdachte nam het geld dat hij moest leveren in ontvangst op 500 meter afstand van zijn huis, omdat zijn moeder zich er niet mee mocht bemoeien. Verdachte kreeg daarnaast zwart betaald voor zijn bijdrage aan de bitcoinhandel. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door onder deze omstandigheden toch zijn bijdrage te leveren aan de bitcoinhandel, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij geldbedragen pinde en/of afleverde bij trades die van misdrijf afkomstig waren.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet kon weten dat het geld dat hij pinde en/of afleverde bij trades van misdrijf afkomstig was. Verdachte was nog jong toen hij met de hoofdverdachten in zee ging en zij garandeerden hem dat hun bitcoinhandel legaal was. De hoofdverdachten zeiden immers dat zij alles in overleg met boekhouders, advocaten en fiscalisten deden. Dat banken niet mee wilden werken vond verdachte niet vreemd omdat de bitcoinhandel iets nieuws was. Dat de trades in het openbaar plaatsvonden vond verdachte juist bijdragen aan zijn overtuiging dat hij zich met legale zaken bezighield.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De bitcoinhandel met contant geld was, zo blijkt uit het verweer van de verdediging en verdachtes eigen verklaringen, voor verdachte aanleiding om de hoofdverdachten te vragen of wat zij deden legaal was. De hiervoor genoemde bijkomende ongebruikelijke omstandigheden gaven hiertoe, naar het oordeel van de rechtbank, ook alle aanleiding. Verdachte nam vervolgens echter genoegen met het antwoord dat alles werd overlegd met boekhouders, advocaten en fiscalisten. Niet is gebleken dat verdachte ter onderbouwing van de legitimiteit van de bitcoinhandel specifieke stukken heeft ingezien. Ook is niet gebleken of met stukken onderbouwd dat verdachte hier zelf onderzoek naar heeft gedaan door bijvoorbeeld advies in te winnen bij niet-betrokken derden. Verdachte heeft op zitting weliswaar verklaard dat hij contact heeft gehad met een notaris, maar de rechtbank begrijpt dat dit ging over het oprichten van stichtingen en dus niet noodzakelijkerwijs over het inwisselen van bitcoins voor contant geld en verdachtes rol daarbij als pinner en leverancier van het contante geld.
Partiële vrijspraak
Verdachte zal, gelet op wat de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, worden vrijgesproken van het ten laste gelegde in de periode van 2 tot en met 29 september 2015 en van de ten laste gelegde medeplichtigheidshandelingen die bestaan uit het oprichten van stichtingen (niet gebruikt) en het openen van bankrekeningen (niet gebleken).
Aanhoudingsverzoek
De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek om de eerder toegewezen getuige [getuige 1] te horen af. De rechtbank acht het onaannemelijk dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn gehoord kan worden. Uit het door de rechter-commissaris opgestelde proces-verbaal van 27 juli 2022 blijkt dat [getuige 1] in het buitenland verblijft, dat hij niet bereid is naar Nederland te komen en zijn verblijfplaats in het buitenland onbekend is, zodat geen rechtshulpverzoek kan worden gedaan. De rechtbank is bovendien van oordeel dat verdachte door afwijzing van dit verzoek niet zodanig in zijn verdedigingsbelang is geschaad dat sprake is van een oneerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De eveneens toegewezen getuige [medeverdachte] is immers wel gehoord door de rechter-commissaris. In dat verhoor heeft [medeverdachte] bevestigd dat verdachte door de hoofdverdachten is verteld dat hun bitcoinhandel 100% legaal was. Dit ondersteunt de verklaring van verdachte hierover. Volgens de verdediging zou ook [getuige 1] langs dezelfde lijn kunnen verklaren. De rechtbank heeft de ontlastende verklaring van [medeverdachte] reeds meegewogen in haar bewijsbeslissing. De rechtbank heeft geen reden gezien te twijfelen aan verdachtes verklaring op dit punt, maar heeft hieraan een andere betekenis toegekend dan de verdediging.