ECLI:NL:RBMNE:2023:625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
16/300687-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte in strafzaak met meerdere tenlasteleggingen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2023, is verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal en heling. De rechtbank heeft op 30 januari 2023 een openbare terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.K.J. Dikkerboom, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvat onder andere het wederrechtelijk betreden van het erf van een ander en het proberen te stelen van een fiets. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de feiten onder parketnummer 16/204950-19, waardoor verdachte hiervoor is vrijgesproken. Echter, voor het feit onder parketnummer 16/300687-22, waarbij verdachte heeft geprobeerd een fiets te stelen, is de rechtbank tot een bewezenverklaring gekomen, mede op basis van de bekennende verklaring van verdachte.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. Gezien de ernst van het feit en de recidiveproblematiek van verdachte, heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/300687-22, 96/208479-21 (vord. tul) en 16/204950-19 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] , locatie [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het in het openbaar gehouden onderzoek ter terechtzitting op 30 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een aantal strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
16/204950-19
Feit 1
op 26 augustus 2019 in [plaats] wederrechtelijk het erf van [aangever 1] heeft betreden;
Feit 2
in de periode van 25 tot 26 augustus 2019 in Utrecht een aantal goederen heeft geheeld;
16/300687-22
op 18 november 2022 in Utrecht heeft geprobeerd een fiets van [aangever 2] te stelen door middel van verbreking van de sloten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16/204950-19 feit 1 en onder parketnummer 16/300687-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder parketnummer 16/204950-19 feit 2 ten laste gelegde.
Voor zover relevant wordt het standpunt van de officier van justitie hierna besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het onder parketnummer 16/204950-19 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. De raadsvrouw acht het feit onder parketnummer 16/300687-22 wettig en overtuigend te bewijzen, nu verdachte dit heeft bekend.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hierna besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak parketnummer 16/204950-19 feit 1 en feit 2
Feit 1 – erfvredebreuk
Met de raadsvrouw acht de rechtbank de in het dossier aanwezige screenshots van de camerabeelden, waarop twee personen zijn te zien die over het erf van aangever lopen, van onvoldoende kwaliteit om verdachte daarop te kunnen herkennen. Blijkens het dossier heeft verbalisant [verbalisant 1] ter plaatse tegen een collega, verbalisant [verbalisant 2] , gezegd dat de staande gehouden verdachte dezelfde persoon was als ‘degene’ die op de camerabeelden was te zien. Het dossier bevat echter geen proces-verbaal van bevindingen met nadere informatie over deze herkenning, zoals specifieke uiterlijke kenmerken waaraan verdachte zou zijn herkend. Gelet op het voorgaande ontbreekt de mogelijkheid van controle en toetsing van de vermeende herkenning door verbalisant [verbalisant 1] , zodat dit onderdeel niet bruikbaar is voor het bewijs. Nu het dossier overigens onvoldoende (bewijs)materiaal bevat voor de conclusie dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Feit 2 – heling
Ter terechtzitting heeft verdachte een verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid in de omgeving van de auto, in welke auto de op de tenlastelegging genoemde gestolen goederen zijn aangetroffen. Volgens verdachte heeft een kennis hem met de auto opgehaald en is verdachte tijdens het rijden in slaap gevallen. Toen hij wakker werd, stond de auto stil en was zijn kennis verdwenen. Volgens verdachte heeft hij niets te maken met de gestolen goederen en heeft hij die ook niet in de auto zien liggen. De rechtbank kan op grond van het dossier niet uitsluiten dat een ander dan verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de gestolen goederen en deze goederen zonder medeweten van verdachte in de auto heeft neergelegd. Mede gelet op de verklaring van verdachte en de vindplaats van de goederen – verpakt gelegen op de achterbank dan wel achter de bestuurdersstoel – kan zonder meer niet worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten weten dat de in de auto aangetroffen goederen aanwezig én van misdrijf afkomstig waren. Om die reden zal de rechtbank, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, verdachte vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring 16/300687-22
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 18 november 2022, genummerd PL0900-2022344364-5, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 16/300687-22
op 18 november 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets, die geheel aan [aangever 2] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking, door met een slijptol, sloten behorend bij de fiets kapot te slijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
t.a.v. parketnummer 16/300687-22
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt opgelegd:
- de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel), geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte geen voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf, nu verdachte geen woonruimte heeft zodra hij op straat komt te staan. Bovendien is nog geen passende kliniek beschikbaar, waardoor verdachte geen effectieve kans krijgt om aan de voorwaarden te voldoen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot fietsendiefstal, waarvan meerdere omstanders getuige zijn geweest. Dit is een hinderlijk en veel voorkomend feit dat schade en overlast bij de gedupeerden en onrust bij omstanders veroorzaakt. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen financiële gewin, met als doel in zijn harddrugsverslaving te kunnen voorzien. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 2 januari 2023, waaruit blijkt dat verdachte reeds veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport over verdachte van 27 januari 2023.
Uit dat rapport blijkt onder meer het volgende:
“Betrokkene is langdurig verslaafd aan het gebruik van heroïne en cocaïne en pleegt delicten om in dit gebruik te voorzien. De verslavingsproblematiek staat centraal in het leven van betrokkene en is van invloed op alle leefgebieden.
Hij heeft geen structurele vorm van dagbesteding wat leidt tot verveling en dat vergroot de zucht naar drugsgebruik. Het heroïne project waar hij drie maal per dag gecontroleerd kan gebruiken is stopgezet omdat hij in aanraking blijft komen met politie en justitie. De laatste jaren is binnen een ambulant vrijwillig kader vanuit harm reduction getracht het drugsgebruik te stabiliseren zodat dit niet tot schade leidt voor betrokkene, zijn omgeving en de maatschappij. Dit heeft niet geleid tot een volledige afname van delictgedrag. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog.
In 2015 heeft betrokkene in het kader van detentiefasering een klinische opname afgerond en enige tijd zelfstandig gewoond. In die periode is een afname van veroordelingen terug te zien op het UJD van betrokkene. De reclassering heeft de indruk dat betrokkene zelfstandig niet de stap zal nemen richting het streven naar abstinentie. Omdat betrokkene recentelijk geen aanbod is gedaan vanuit de reclassering, voldoet hij niet aan de zachte criteria voor het adviseren van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Betrokkene wil voorkomen dat hij de ISD-maatregel opgelegd krijgt en is bereid mee te werken aan een klinische opname gericht op abstinentie. Vanuit de reclassering willen we aanhaken bij zijn motivatie om de kans van slagen te vergroten. Dit maakt dat de reclassering adviseert een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met onderstaande bijzondere voorwaarden.
Vooruitlopend hierop is er een Indicatiestelling Forensische Zorg aangevraagd om de juiste zorg en een passend beveiligingsniveau te bepalen. Vervolgens zal er door de Divisie Individuele Zaken een passende kliniek gezocht worden.
Bij een veroordeling adviseren wij een voorwaardelijke ISD-maatregel met de onderstaande
voorwaarden.
Meldplicht bij reclassering
Opname in een zorginstelling
Ambulante behandeling
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Meewerken aan middelencontrole”
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 30 januari 2023 mevrouw M. Strik, werkzaam bij Fivoor, als deskundige gehoord. De deskundige heeft verklaard dat helaas nog niet bekend is in welke kliniek verdachte terecht kan indien aan verdachte een klinische behandeling wordt opgelegd. Eerst zal een passende kliniek moeten worden gevonden en dan moet verdachte daar nog op de wachtlijst worden geplaatst. De reclassering ziet bij verdachte stevige (verslavings)problematiek en meent dat een behandeling nodig is. Dat verdachte aansluitend op zijn huidige detentie niet direct in een kliniek terecht kan, is zeer ongelukkig. Mogelijk kan verdachte opnieuw terecht bij zijn vorige woonvoorziening, een tussenvoorziening, of bij de nachtopvang. De reclassering zal verdachte hierbij ondersteunen, maar hij zal zelf ook zijn best moeten doen om zich tot aan de klinische plaatsing staande te houden.
8.3.3
De maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 2 januari 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging daarvan en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad blijkt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Aldus is aan de formele eisen voor het opleggen van een ISD-maatregel voldaan.
De rechtbank acht een voorwaardelijke ISD-maatregel in dit geval het meest passend. Op grond van de bevindingen van de reclassering en het beeld dat de rechtbank van verdachte heeft gekregen, constateert de rechtbank dat verdachte kampt met een hardnekkige harddrugsverslaving, die het leven van verdachte beheerst en waarvoor hij passende hulp moet krijgen. Het is, mede gelet op het hoge recidive risico dat van verdachte uitgaat, van belang dat wordt gewerkt aan deze problematiek en dat zo snel mogelijk een geschikte kliniek voor hem wordt gevonden. Hoewel de rechtbank het betreurt dat verdachte, ook vanwege de duur van het reeds door hem ondergane voorarrest, niet aansluitend aan zijn huidige detentie in een kliniek zal worden opgenomen, ziet de rechtbank in dit geval geen passend alternatief waarbij de maatschappij afdoende wordt beschermd. De rechtbank hoopt dat de dreiging van een voorwaardelijke ISD-maatregel voor verdachte, zoals hij dat ter zitting zelf heeft verklaard, voldoende is om zich er tussentijds van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren, waarbij de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering zal worden gebracht op de duur van de maatregel. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van twee jaren en zal als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden opleggen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de in beslag genomen luidspreker en het mes worden teruggegeven aan de rechthebbenden. Ten aanzien van de slijptol is in de visie van de officier van justitie geen beslissing nodig, omdat verdachte daarvan al afstand heeft gedaan en de slijptol er feitelijk niet meer is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het volgende in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren:
 Slijptol (goednummer: PLO900-2022344364-3078072).
Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt. Het gaat om de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Luidspreker (Omschrijving: PL0900-2019255378-G2475994 MET BRUIN LEDEREN KOORTJE, zwart);
  • 1 STK Steekwapen (Omschrijving: PL0900-2019255378-G2475993, ZILVERKLEURIG).

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie persisteert bij de vordering tot tenuitvoerlegging.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter te Lelystad van 23 februari 2022 (parketnummer 96/208479-21) is aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 38m, 38n, 38p, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/204950-19 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder parketnummer 16-300687-22 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
  • legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
  • beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die maatregel niet in mindering gebracht zal worden;
  • bepaalt dat de maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
  • als algemene voorwaarde geldt dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich meldt binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Inforsa Reclassering Utrecht op het adres Wittevrouwenkade 6, 3512 CR Utrecht, 088 161 7500. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat opnemen in een nog nader te bepalen instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
o zich na klinische opname laat behandelen door het FACT van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener indien dat nodig blijkt, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
o meewerkt aan verblijf in een instelling voor beschermd wonen of aan ambulante woonbegeleiding, indien dit na de klinische opname nodig blijkt, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de voornoemde reclasseringsinstelling opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart verbeurd:
o slijptol (goednummer: PLO900-2022344364-3078072);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
o 1 STK Luidspreker (Omschrijving: PL0900-2019255378-G2475994 MET BRUIN LEDEREN KOORTJE, zwart);
o 1 STK Steekwapen (Omschrijving: PL0900-2019255378-G2475993, ZILVERKLEURIG).
Vordering tenuitvoerlegging
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, bij vonnis van 23 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 16/204950-19
1
hij, op of omstreeks 26 augustus 2019, te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen aan de [adres] bij een ander, te weten bij [aangever 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen en/of heeft vertoefd;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode van 25 augustus 2019 tot en met 26 augustus 2019, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden- Nederland, een of meer goed(eren), te weten
- een koffer inhoudende een boormachine (merk: Skil) en/of
- zes flessen wijn en/of
- een (huis)telefoon
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. parketnummer 16/300687-22
hij op of omstreeks 18 november 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met een slijptol, althans met gereedschap, een of meer sloten behorend bij de fiets kapot heeft geslepen, althans heeft getracht een of meer sloten behorend bij de fiets kapot te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )