ECLI:NL:RBMNE:2023:6246

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
565082 / HA RK 23-212
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard; procesbeslissingen van de rechter niet onbegrijpelijk

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2023 het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster had zich beklaagd over de onpartijdigheid van de rechter in een eerdere procedure, waarbij zij ten onrechte als informant was aangemerkt en geen gemachtigde mocht meenemen naar de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om verzoekster niet als belanghebbende aan te merken een procesbeslissing is die niet onbegrijpelijk is. De rechter had bovendien geen vooringenomenheid getoond, en de weigering om een proces-verbaal van de zitting te verstrekken was in overeenstemming met het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de oproepingen voor de zitting van 3 november 2023 laat en zonder bijlagen zijn verstuurd, maar dit was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. Verzoekster had ook niet geverifieerd of er sprake was van een administratieve misslag. De stelling dat de rechter tijdens een kind-gesprek negatieve uitlatingen over verzoekster zou hebben gedaan, was gebaseerd op vermoedens en niet op feiten. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, waarbij de procedures van verzoekster met de bijbehorende zaaknummers moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 565082 / HA RK 23-212
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 20 november 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
(hierna: verzoekster),
advocaat: mr. G.A.P. Avontuur, te Oosterhout.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van verzoekster van 1 november 2023;
- de reactie van mr. M.A.A.T. Engbers (hierna: de rechter) van 2 november 2023;
- aanvullende producties, ingediend namens verzoekster op 3 november 2023 en 6 november 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 7 november 2023 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (hierna: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoekster;
  • de advocaat van verzoekster;
  • de rechter;
  • G. van de Beek (teamvoorzitter van de rechter);
  • [toehoorder] (toehoorder);
  • mr. [A] (bijzonder curator).
1.3.
Op de wrakingszitting van 7 november 2023 is door verzoekster verzocht om mr. [A] te horen als getuige. Dit verzoek heeft de wrakingskamer ter zitting afgewezen.
1.4.
Op 14 november 2023 heeft de advocaat van verzoekster per e-mail verzocht om het proces-verbaal van de wrakingszitting van 7 november 2023. Op grond van artikel 4, onder 8, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank hoeft er geen proces-verbaal te worden opgemaakt van de mondelinge behandeling op een wrakingsziting. De advocaat van verzoekster heeft geen redenen aangevoerd waarom dit in dit specifieke geval anders zou zijn. De wrakingskamer zal dit verzoek daarom afwijzen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als behandelend rechter in de zaken met de zaaknummers C/16/563458/ JE RK 23/1700, C/16/563419/ FO RK 23/1172 en C/16/563421 FO RK 23/1173 (hierna: de hoofdzaken).
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Gedurende de procedure is bij verzoekster de gerechtvaardigde vrees ontstaan dat de rechter niet onpartijdig is. Allereerst heeft de rechter verzoekster ten onrechte aangemerkt als informant in plaats van belanghebbende in de zaak die werd behandeld op de zitting van 10 augustus 2023. Ook mocht verzoekster geen gemachtigde meenemen naar die zitting. Verzoekster is om die reden niet naar de zitting gegaan. Het kind-gesprek voorafgaand aan die zitting heeft de zoon van verzoekster (hierna: [zoon] ) als onprettig ervaren. De rechter zou – onder meer – verzoekster tegenover [zoon] hebben gekarakteriseerd als totaal ongeschikte moeder. Een afschrift van de beschikking van 10 augustus 2023 heeft verzoekster, ondanks herhaaldelijke verzoeken, nooit toegestuurd gekregen. Het proces-verbaal van die zitting evenmin. Vervolgens heeft verzoekster op 27 oktober 2023 een oproep ontvangen voor een zitting op 3 november 2023. Het verzoekschrift en de bijbehorende bijlagen ontbraken echter. Ook heeft verzoekster geen verweerschrift kunnen indienen, omdat de termijn daarvoor al verstreken was toen ze de oproep ontving. De advocaat van verzoekster heeft de oproep voor de zitting van 3 november 2023 (ook zonder bijlagen) pas op 2 november 2023 ontvangen, terwijl zij zich op 10 oktober 2023 al had gesteld als gemachtigde. [zoon] heeft bovendien geen oproep ontvangen voor een kind-gesprek voorafgaand aan die zitting. Tot slot hoorde verzoekster van [zoon] dat er volgens zijn vader twee zittingen zouden plaatsvinden die week, terwijl zij alleen op de hoogte was van de zitting van 3 november 2023.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat geen sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid. Ten aanzien van het feit dat verzoekster niet als belanghebbende is aangemerkt bij de zitting van 10 augustus 2023 wijst de rechter erop dat deze beslissing in lijn met geldende jurisprudentie is. Ook heeft de kort geding-rechter in Den Haag op 10 augustus 2023 de vordering van verzoekster om de procedure aan te houden tot in hoger beroep is beslist over deze kwestie, afgewezen. Dat verzoekster geen gemachtigde mocht meenemen naar de zitting vloeit voort uit het feit dat verzoekster geen belanghebbende was in die procedure, maar informant. Hetzelfde geldt voor de beslissing om aan verzoekster geen afschrift van de beschikking of van het proces-verbaal te verstrekken. Bovendien is dit een beslissing geweest van de griffier en niet van de rechter. In de stellingen van verzoekster over het kind-gesprek met [zoon] herkent de rechter zich niet. Zij betwist dan ook dat het gesprek is verlopen zoals verzoekster stelt. Ten aanzien van de oproep voor de zitting van 3 november 2023 stelt de rechter vast dat de oproep verzoekster wel heeft bereikt en dat het haar vrij had gestaan om te verzoeken om uitstel of aanhouding van de zaak. Voor de oproep aan [zoon] voor het kind-gesprek op 3 november 2023 verwijst de rechter naar het procesdossier. Tot slot ontkent de rechter dat er nog een andere zitting zou plaatsvinden in die week.

3.De beoordeling

Het beoordelingskader
3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
Niet aanmerken als belanghebbende en geen gemachtigde toelaten op de zitting van 10 augustus 2023
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat het niet aanmerken van verzoekster als belanghebbende bij de zitting van 10 augustus 2023 een procesbeslissing is. Datzelfde geldt voor het niet toelaten van de gemachtigde van verzoekster bij de besloten behandeling op die dag. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer overweegt in dit verband dat over de vraag of verzoekster belanghebbende is of informant nog een hoger beroepsprocedure loopt en dat de vordering van eiseres om de zaak in afwachting daarvan aan te houden, in kort geding is afgewezen. Dit was dus de stand van zaken op 10 augustus 2023. Mede hierop gelet zijn de hiervoor genoemde procesbeslissingen niet onbegrijpelijk en blijkt hieruit geen vooringenomenheid van de rechter jegens verzoekster.
Weigering verstrekken van de beschikking en/of het proces-verbaal van de zitting van 10 augustus 2023
3.4.
Op grond van artikel 805, eerste lid, Rv wordt een afschrift van de beschikking verstrekt aan de verzoeker in de hoofdzaak en aan de verschenen belanghebbenden en de niet verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden. Onder verwijzing naar overweging 3.3 van deze beslissing, overweegt de wrakingskamer dat verzoekster niet tot deze kring van geadresseerden behoort. Daarom hoefde aan haar geen afschrift van de beschikking van 10 augustus 2023 te worden verstrekt. De weigering daarvan leidt daarom niet tot de conclusie dat sprake is van (een gerechtvaardigd vermoeden van) vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter.
3.5.
Voor wat betreft een afschrift van het proces-verbaal van de zitting overweegt de wrakingskamer dat verzoekster evenmin tot de kring van belanghebbenden behoort die op grond van de artikelen 811, eerste lid, in samenhang met artikel 290, tweede lid, Rv recht heeft op inzage en afschrift. Daarom hoefde aan verzoekster geen afschrift van het proces-verbaal van de zitting van 10 augustus 2023 te worden verstrekt. De weigering daarvan leidt daarom ook niet tot de conclusie dat sprake is van (een gerechtvaardigd vermoeden van) vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter.
3.6.
Voor zover verzoekster het niet eens is met de interne richtlijnen van de rechtbank met betrekking tot het publiceren van uitspraken en beschikkingen overweegt de wrakingskamer dat dit geen betrekking heeft op de overtuigingen of het gedrag van de rechter. Alleen al om deze reden levert dit geen grond voor wraking op.
Oproeping voor de zitting van 3 november 2023
3.7.
Het feit dat de oproepingen voor de zitting van 3 november 2023 laat en zonder bijlagen zijn verstuurd, is onvoldoende om (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter aan te nemen. De wrakingskamer vindt hierbij van belang dat verzoekster en/of haar gemachtigde niet hebben geverifieerd of hier sprake is geweest van een administratieve misslag of van een beslissing van de rechter. Ook hebben verzoekster en/of haar gemachtigde niet om uitstel en/of aanhouding van de zaak verzocht. De eerdere gebeurtenissen rondom de zitting van 10 augustus 2023 zijn onvoldoende om te kunnen aannemen dat het (te) laat verzenden van de oproep voor de zitting van 3 november en het niet meesturen van de bijlagen, het gevolg is van enig opzet van de rechter. Daar bevat dit dossier geen enkele aanwijzing voor. Van (schijn) van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter is dan ook geen sprake.
Overige procedures en het kind-gesprek met [zoon]
3.8.
De wrakingskamer stelt vast dat niet is gebleken dat er sprake was van twee zittingen. Dat verzoekster niet is uitgenodigd voor een andere zitting dan die van 3 november 2023 is dan ook alleen daarom al geen grond voor wraking.
3.9.
De grond van verzoekster dat de rechter tijdens het kind-gesprek met [zoon] voorafgaand aan de zitting van 10 augustus 2023 verzoekster zou hebben gekarakteriseerd als een totaal ongeschikte moeder, is gebaseerd op vermoedens en veronderstellingen. Verzoekster geeft zelf aan dat dit haar niet uit eerste hand bekend is. De rechter heeft ontkend dat zij dergelijke uitlatingen heeft gedaan. De enkele stelling van verzoekster dat dit zo is gebeurd, levert dan ook geen (schijn) van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter op.
Conclusie
3.10.
Op grond van het bovenstaande, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
wijst het verzoek om een afschrift van het proces-verbaal van de wrakingszitting van 7 november 2023 af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedures van verzoekster met zaaknummers C/16/563458/ JE RK 23/1700, C/16/563419/ FO RK 23/1172 en C/16/563421 FO RK 23/1173 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter en mr. A.M. Crouwel en mr. J.G. Nicholson als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.