Uitspraak
1.De procedure
- verzoekster;
- de advocaat van verzoekster;
- de rechter;
- G. van de Beek (teamvoorzitter van de rechter);
- [toehoorder] (toehoorder);
- mr. [A] (bijzonder curator).
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2023 het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster had zich beklaagd over de onpartijdigheid van de rechter in een eerdere procedure, waarbij zij ten onrechte als informant was aangemerkt en geen gemachtigde mocht meenemen naar de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om verzoekster niet als belanghebbende aan te merken een procesbeslissing is die niet onbegrijpelijk is. De rechter had bovendien geen vooringenomenheid getoond, en de weigering om een proces-verbaal van de zitting te verstrekken was in overeenstemming met het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de oproepingen voor de zitting van 3 november 2023 laat en zonder bijlagen zijn verstuurd, maar dit was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. Verzoekster had ook niet geverifieerd of er sprake was van een administratieve misslag. De stelling dat de rechter tijdens een kind-gesprek negatieve uitlatingen over verzoekster zou hebben gedaan, was gebaseerd op vermoedens en niet op feiten. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond.
De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, waarbij de procedures van verzoekster met de bijbehorende zaaknummers moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.