In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] huurde van 15 april 2021 tot 1 september 2022 een kamer van [gedaagde] voor een all-in huurprijs van € 400,00 per maand. Na toetsing door de huurcommissie is de kale huurprijs vastgesteld op € 139,02 per maand, met een voorschot voor servicekosten van € 100,00 per maand. [Eiseres] vorderde terugbetaling van het te veel betaalde bedrag van € 2.736,66, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] inderdaad te veel huur had betaald en dat de huurcommissie uitspraak bindend was, aangezien geen van de partijen binnen de gestelde termijn om een herbeoordeling had gevraagd.
De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] toe, waarbij het beroep van [gedaagde] op verrekening met een boetebeding niet werd gehonoreerd, omdat dit boetebeding in strijd was met dwingend recht. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 8 december 2022, en de buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen. [Gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 667,34 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.