ECLI:NL:RBMNE:2023:6222

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
16.023636-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 3 december 2020 vond een verkeersongeval plaats in Huizen waarbij de verdachte, als bestuurder van een Ford, met een snelheid tussen 84 en 101 kilometer per uur een rood verkeerslicht negeerde en op een kruising in botsing kwam met een Volvo. De bestuurder van de Volvo, [A], en zijn passagier, [slachtoffer 1], liepen zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken borstbeen en andere fracturen. De verdachte had zijn auto net 'getuned' en was onvoorzichtig en onoplettend in zijn rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het veroorzaken van het ongeval en legde een taakstraf van 100 uur op, evenals een voorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere strafbare feiten had gepleegd en zich schuldig voelde over het ongeval. De uitspraak vond plaats op 22 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.023636-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair
op 3 december 2020 in Huizen als bestuurder van een personenauto, rijdende over de [straat 1] en/of de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, door
- te rijden met een snelheid tussen 84 en 103 kilometer per uur althans met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan;
- de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] te naderen en op te rijden;
- een al 9,5 seconden rood licht uitstralend verkeerslicht te negeren;
- zich er niet althans onvoldoende van te vergewissen of de kruising vrij was van verkeer;
- niet, niet tijdig en/of voldoende af te remmen en uit te wijken voor een op de [straat 2] rijdende personenauto die op voornoemde kruising linksaf sloeg en voor wie het verkeerslicht al 2,8 seconden groen licht uitstraalde;

waardoor verdachte in botsing is gekomen met voornoemde personenauto;

subsidiair
op 3 december 2020 in Huizen als bestuurder van een personenauto zich heeft gedragen zoals hiervoor onder primair feitelijk is omschreven, en verdachte met zijn personenauto in botsing is gekomen met een andere personenauto, waardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat de gedragingen van verdachte als
zeeronvoorzichtig en onoplettend dienen te worden gekwalificeerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het rijgedrag van verdachte dient te worden aangemerkt als
aanmerkelijkonvoorzichtig en/of onoplettend. De raadsman heeft bepleit verdachte partieel vrij te spreken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] , om de reden dat zijn letsel niet kan worden gekwalificeerd als
zwaarlichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 3 december 2020 vond een aanrijding plaats tussen twee personenauto’s, een Ford en een Volvo, op de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] in [plaats] . De bestuurder van de Ford reed over de [straat 1] richting de kruising met de [straat 2] en is deze kruising opgereden met het doel zijn weg rechtdoor te vervolgen. De bestuurder van de Volvo reed over de [straat 2] richting de kruising met de [straat 1] en is de kruising opgereden om linksaf te slaan met het doel zijn weg over de [straat 1] te vervolgen. Op het kruispunt heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen beide personenauto’s. [2] De Ford is met de voorzijde tegen de linker voorzijde van de Volvo gebotst. [3]
De Ford werd bestuurd door verdachte en naast verdachte zat een vriend van verdachte, [slachtoffer 2] . [4] De Volvo werd bestuurd door [A] en naast hem zat zijn moeder, [5] [slachtoffer 1] . [6]
Het ongeval vond plaats binnen de bebouwde kom en de geldende maximum snelheid was 50 kilometer per uur. Het was op dat moment donker en het regende. [7]
Verdachte is als bestuurder van de Ford de kruising genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid van tussen 84 kilometer per uur en 101 kilometer per uur. [8] Op het weggedeelte tussen de [straat 3] en de kruising waar de botsing heeft plaatsgevonden heeft een versnelling van het voertuig van verdachte plaatsgevonden. [9] Op het moment dat het voertuig van verdachte de stopstreep op het kruispunt passeerde, straalden de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 9,5 seconden rood licht uit. [10]
Op het moment dat [A] als bestuurder van de Volvo de detectielus bij de stopstreep op de kruising passeerde, straalden de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,8 seconden groen licht uit. [11]
Verdachte heeft op de vraag of hij, net voordat het ongeval heeft plaatsgevonden, heeft geprobeerd uit te wijken door te sturen of te remmen, geantwoord: ‘
Nee ik heb hem niet gezien’. [12]
[slachtoffer 1] is opgenomen in [ziekenhuis] . Bij haar is letsel geconstateerd in de vorm van een bekkenringfractuur, een sternumfractuur met longcontusie en een scapulabladfractuur links. [13] Op 7 december 2020 heeft een schroeffixatie bekkenringfractuur plaatsgevonden. [14] Zij heeft bijna 2 maanden op een revalidatieafdeling verbleven. [15]
[slachtoffer 2] heeft als gevolg van de aanrijding een hand gebroken. [16] Geconstateerd is dat sprake was van een interpolaire scafoïdfractuur links en daarvoor is 6 weken gips toegepast. [17]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de vraag of het handelen van verdachte schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. De schuld heeft geen betrekking op de relatie tussen het gedrag en de gevolgen (het letsel) bij een of meer slachtoffers. Dat betekent dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het handelen kan worden vastgesteld dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte kort voor de kruising waarop de aanrijding heeft plaatsgevonden, zijn snelheid heeft verhoogd. Hij heeft gereden met een snelheid tussen 84 en 101 kilometer per uur, terwijl ter plaatse een maximum snelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan. Voorts heeft hij de verkeerslichten op deze kruising, die voor (de richting van) verdachte al ruim 9 seconden op rood stonden, gepasseerd. Op de kruising heeft verdachte een personenauto (komend van rechts en rijdend langs een groen licht uitstralend verkeerslicht) frontaal aangereden, zonder voorafgaand aan deze aanrijding te remmen of voor deze auto uit te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ernstig is tekortgeschoten in de voorzichtigheid en oplettendheid die van een bestuurder van een motorvoertuig mag worden verwacht. Verdachte was onbekend met de (verkeers)situatie ter plaatse maar wist dat hij binnen de bebouwde kom reed waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur gold. Het was op dat moment donker en het regende. Het onder die omstandigheden verhogen van de snelheid van zijn auto waarbij verdachte uiteindelijk tussen 84 en 101 kilometer per uur is komen te rijden, was zeer onvoorzichtig. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat het verkeerslicht op rood stond. De rechtbank acht dit onbegrijpelijk, aangezien dit verkeerslicht al ruim 9 seconden rood licht uitstraalde en dit rode licht in het donker extra goed zichtbaar is. Indien verdachte daadwerkelijk niet heeft gezien dat het verkeerslicht op rood stond, getuigt dit van ernstige onoplettendheid. Dit laatste geldt eveneens voor het niet opmerken van de van rechts komende personenauto.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte moet worden aangemerkt als
zeeronvoorzichtig en onoplettend. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Vaststaat dat [slachtoffer 1] ten gevolge van de aanrijding meerdere fracturen, te weten een gebroken borstbeen met longcontusie, een schouderbladfractuur en een bekkenfractuur heeft opgelopen, dat zij hiervoor een operatie heeft moeten ondergaan en heeft moeten revalideren. Dit letsel dient te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Dat zij gedurende haar revalidatie ten val kwam en haar pols brak, waardoor de revalidatie uiteindelijk langer heeft geduurd dan oorspronkelijk voorzien, doet niets af aan het ten gevolge van de aanrijding ontstane letsel.
[slachtoffer 2] heeft ten gevolge van de aanrijding een fractuur in zijn hand opgelopen. Volgens bestendige jurisprudentie kan dergelijk letsel niet worden gekwalificeerd als ‘
zwaar lichamelijk letsel’. De rechtbank is echter van oordeel dat dit letsel en het ten gevolge daarvan gedurende 6 weken moeten dragen van gips om hand en onderarm zonder meer heeft geleid tot verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Dit letsel van [slachtoffer 2] zal dan ook als zodanig worden gekwalificeerd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 3 december 2020 te [plaats] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [straat 1] en de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
  • met een (zeer) hoge snelheid, te weten een indicatieve snelheid gelegen tussen 84 kilometer per uur en 101 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en
  • (daarbij) de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] te naderen en op te rijden en
  • (daarbij) een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht te negeren (welk verkeerslicht al ruim 9,5 seconden rood licht uitstraalde) en
  • bij het naderen en oprijden van voornoemde kruising zich er niet, althans in onvoldoende mate van te vergewissen en is blijven vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en
  • (vervolgens) niet af te remmen en niet uit te wijken voor een zich op die [straat 2] bevindende bestuurder van een personenauto (die inmiddels doende was linksaf te slaan op de kruising van de [straat 2] met de [straat 1] en voor wie het verkeerslicht reeds 2,8 seconden groen licht uitstraalde),

waardoor hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met voornoemde personenauto, waardoor een ander, te weten:

  • [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen (met longcontusie) en een schouderbladfractuur en een bekkenfractuur werd toegebracht en
  • [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel, te weten een gebroken hand, werd toegebracht dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de oplegging van een straf in het bijzonder rekening te houden met een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn baan, hij is first offender en sinds dit verkeersongeval, dat inmiddels bijna 3 jaren geleden heeft plaatsgevonden, heeft hij geen verkeersovertredingen of andere strafbare feiten begaan. Ook voor verdachte heeft het ongeval impact gehad en hij voelt zich schuldig ten opzichte van de slachtoffers.
De raadsman heeft bepleit om, uitgaande van
aanmerkelijkeschuld van verdachte aan het ongeval en rekening houdend met het voorgaande, aan hem op te leggen:
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt. Hij had zijn auto net ‘getuned’ en bij het uitproberen daarvan heeft binnen de bebouwde kom veel te hard gereden, heeft een rood verkeerslicht gepasseerd en heeft op een kruising een andere personenauto (die zich aan alle geldende verkeersregels heeft gehouden) aangereden, waarbij één van de inzittenden van die personenauto zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook de passagier in de auto van verdachte is gewond geraakt. Verdachte heeft als verkeersdeelnemer zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en de rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dit verkeersongeval had tot veel ernstiger gevolgen kunnen leiden.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 29 september 2023 blijkt dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. Blijkens mededeling van de officier van justitie ter zitting van 8 november 2023 heeft verdachte eenmaal een (andere) verkeersovertreding begaan, te weten het rijden met een telefoon in de hand.
De rechtbank houdt rekening met het voorgaande en met de omstandigheid dat het rijbewijs van verdachte na het begaan van het thans bewezenverklaarde strafbare feit niet ingevorderd is geweest door het Openbaar Ministerie.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan.
De rechtbank let daarnaast op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke strafzaken door rechters zijn opgelegd. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven.
In voornoemde LOVS-oriëntatiepunten kan ingeval van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van ‘
zeer onvoorzichtig en onoplettend‘ (rij)gedrag aansluiting worden gezocht bij de categorie ‘
ernstige schuld’. Uitgaande van deze categorie en rekening houdend met de omstandigheid dat bij een van de slachtoffers sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel en een tweede slachtoffer ten gevolge van het ongeval zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat sprake is geweest van tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, geven de LOVS-oriëntatiepunten de volgende richtlijn voor een mogelijk op te leggen straf:
  • een taakstraf van 160 uren onvoorwaardelijk;
  • een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar onvoorwaardelijk.
Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank oplegging van een taakstraf in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op zijn plaats.
De rechtbank zal aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. De rechtbank acht dit, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de mate van schuld van verdachte, passend. Bij het bepalen van de hoogte van deze taakstraf houdt de rechtbank rekening met al het voorgaande, in combinatie met hetgeen hierna zal worden overwogen met betrekking tot (de overschrijding van) de redelijke termijn van berechting.
Naast een taakstraf zal aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen worden opgelegd voor de duur van 1 jaar, geheel in voorwaardelijke zin. Deze bijkomende straf zal aan verdachte worden opgelegd met het doel om hem gedurende een proeftijd van 2 jaren (blijvend) te motiveren tot het in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid. Omdat het rijbewijs van verdachte na het verkeersongeval op 3 december 2020 niet ingevorderd is geweest en verdachte nadien geen soortgelijke (verkeers)overtredingen heeft begaan, ziet de rechtbank - net als de officier van justitie en de raadsman - geen aanleiding deze ontzegging in onvoorwaardelijke zin op te leggen.
Redelijke termijn van berechting
De rechtbank ziet aanleiding het volgende te overwegen met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De rechtbank kiest 4 december 2020 als aanvangsdatum voor de termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden.. Dat is de datum waarop verdachte, nadat hem de cautie was verleend en hem was meegedeeld dat hij recht had op bijstand van een raadsman of raadsvrouw, tegenover een agent van politie een eerste (korte) verklaring heeft afgelegd, aan welke handeling verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 22 november 2023. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 35 maanden bedraagt.
Het voorgaande betekent dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting met ruim 11 maanden. De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat een lagere taakstraf zal worden opgelegd dan genoemd in voornoemde LOVS-oriëntatiepunten.
Alles overwegende is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden is. Aan verdachte zal deze taakstraf worden opgelegd, in combinatie met de hiervoor omschreven ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.T. Fahner, voorzitter, mr. M.C. Danel en mr. I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 3 december 2020, te Huizen, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [straat 1] en/of de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] en/of de [straat 4] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • met een (zeer) hoge snelheid, te weten een indicatieve snelheid gelegen tussen 84 kilometer per uur en 103 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
  • (daarbij) de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] en/of de [straat 4] te naderen en/of op te rijden en/of
  • (daarbij) een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht te negeren (welk verkeerslicht al ruim 9,5 seconden rood licht uitstraalde) en/of
  • bij het naderen en/of oprijden van voornoemde kruising zich er niet, althans in onvoldoende mate van te vergewissen en/of is blijven vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
  • (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor een zich op die [straat 2] bevindende bestuurder van een personenauto (die inmiddels doende was linksaf te slaan op de kruising van de [straat 2] met de [straat 1] en/of de [straat 4] en/of voor wie het verkeerslicht (reeds) 2,8 seconden groen licht uitstraalde),

waardoor hij, verdachte, (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met voornoemde personenauto, waardoor een ander, te weten:

-
[slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen (met longcontusie) en/of een schouderbladfractuur en/of een bekkenfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
-
[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken hand, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 3 december 2020, te Huizen, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 1] en/of de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] en/of de [straat 4] ,
  • met een (zeer) hoge snelheid, te weten een indicatieve snelheid gelegen tussen 84 kilometer per uur en 103 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
  • (daarbij) de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] en/of de [straat 4] heeft genaderd en/of is opgereden en/of
  • (daarbij) een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd (welk verkeerslicht al ruim 9,5 seconden rood licht uitstraalde) en/of
  • bij het naderen en/of oprijden van voornoemde kruising zich er niet, althans in onvoldoende mate van heeft vergewist en/of is blijven vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
  • (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor een zich op die [straat 2] bevindende bestuurder van een personenauto (die inmiddels doende was linksaf te slaan op de kruising van de [straat 2] met de [straat 1] en/of de [straat 4] en/of voor wie het verkeerslicht (reeds) 2,8 seconden groen licht uitstraalde),

waardoor hij, verdachte, (vervolgens) met dat door hem bestuurder motorrrijtuig in botsing is gekomen met voornoemde personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, welke als bijlage zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 januari 2022, genummerd PL0900-2021287602, opgemaakt door politie Midden-Nederland, (digitaal) doorgenummerd 1 tot en met 119. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 61
3.Pagina 82
4.Pagina’s 7 en 15 en 16
5.Pagina’s 24 en 25
6.Pagina’s 6 en 7
7.Pagina’s 4 en 18
8.Pagina’s 101 en 107
9.Pagina 110
10.Pagina’s 101 en 107
11.Pagina’s 101 en 107
12.Pagina 19
13.Pagina 36
14.Pagina 43
15.Pagina 47 en 48
16.Pagina 30
17.Pagina 56