ECLI:NL:RBMNE:2023:6214

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
10779843 \ MV EXPL 23-153 AW/1583
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning op grond van huurachterstand en servicekosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] BV en [gedaagde]. [gedaagde] huurt sinds 25 januari 2022 een woning van [eiseres] voor een huurprijs van € 1.600,00 per maand. Er is een huurachterstand ontstaan voor de maanden september, oktober en november 2023, en [eiseres] vordert ontruiming van de woning, betaling van de achterstallige huur, servicekosten en buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2023 heeft [gedaagde] erkend dat hij in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, maar heeft hij zijn financiële situatie toegelicht, waaronder een recente beroving van zijn sieraden en juwelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de oplopende huurachterstand en het feit dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een kans van slagen hebben en dat de ontruiming gerechtvaardigd is, ondanks de betrokkenheid van de minderjarige dochter van [gedaagde]. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op twee weken na betekening van het vonnis.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van een contractuele boete afgewezen, omdat deze nog niet opeisbaar is. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10779843 \ MV EXPL 23-153 AW/1583
Vonnis in kort geding van 21 november 2023
in de zaak van
[eiseres] BV.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. A.E.R.B. Snel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 november 2023 met 5 producties
- de mondelinge behandeling van 14 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Verschenen zijn namens [eiseres] , mw. [A] , bijgestaan door mr. Snel en [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 25 januari 2022 van [eiseres] de woning aan de [adres] te [plaats] tegen een huurprijs van laatstelijk € 1.600,00 per maand.
2.2.
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan betreffende de maanden september, oktober en november 2023.
2.3.
Over de periode 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een afrekening servicekosten doen toekomen ten bedrage van € 2.060,11. Aan voorschot is betaald een bedrag van € 900,00 zodat resteert aan servicekosten een bedrag van € 1.160,11.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis in kort geding ontruiming van de door [gedaagde] van [eiseres] gehuurde woning aan de [adres] te [plaats] , betaling van € 4.800,00 voor gemiste huur over de maanden september, oktober en november 2023, € 1.160,11 aan afrekening servicekosten, € 672,91 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 227,00 per dag dat [gedaagde] nalaat het gehuurde aan het einde van de huurovereenkomst ter vrije beschikking aan [eiseres] te stellen, de huurtermijnen tot de daadwerkelijke ontruiming, de wettelijke rente over € 5.960,11 vanaf de opeisbaarheid van de huurpenningen en de proceskosten met nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen. [gedaagde] heeft de huur voor de maanden september, oktober en november 2023 onbetaald gelaten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Beoordelingskader in kort geding
4.1.
In dit kort geding moet de kantonrechter allereerst beoordelen of [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en van [eiseres] niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde ontruiming. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de huurachterstand ondanks dat zij [gedaagde] heeft aangemaand en heeft aangegeven betalingsregelingen te willen treffen, blijft oplopen. [eiseres] heeft belang bij een vonnis tot ontruiming van het gehuurde. Dat maakt dat er een voldoende spoedeisend belang is om tot beoordeling van de vorderingen over te gaan.
4.2.
De kantonrechter moet beoordelen of de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de kantonrechter slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. In kort geding moet terughoudend worden geoordeeld over een vordering tot ontruiming van een woning, omdat een ontruiming een ingrijpend karakter en doorgaans onomkeerbare gevolgen heeft.
Huurachterstand
4.3.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] een achterstand in de betaling van de huur over september, oktober en november 2023 van € 4.800,00 heeft laten ontstaan. [gedaagde] erkent de huurachterstand. Volgens [gedaagde] liep hij achter in het betalen van de huurpenningen omdat de handel in sieraden en juwelen in de zomer niet goed was. Zes weken geleden is hij berooft van zijn sieraden en juwelen. Die lagen in de kluis en die is leeggehaald. Hij heeft zijn zaak moeten sluiten en heeft geen inkomsten meer.
4.4.
Aangezien [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de door [eiseres] gestelde huurachterstand niet betwist, wordt dit deel van de vordering toegewezen. De door [gedaagde] gestelde financiële omstandigheden ontslaan hem niet van zijn betalingsverplichtingen jegens [eiseres] en maken dit dus niet anders.
Servicekosten
4.5.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de afrekening servicekosten van € 1.160,11 onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] erkent dat hij de afrekening servicekosten onbetaald heeft gelaten. Nu dit deel van de vordering evenmin wordt betwist, komt ook de afrekening servicekosten voor toewijzing in aanmerking.
Wettelijke rente
4.6.
Omdat [gedaagde] de huur en servicekosten niet tijdig heeft betaald, is hij in verzuim geraakt. [gedaagde] is daarom de wettelijke rente over de huurachterstand en de servicekosten verschuldigd geworden. Dit zal dan ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.7.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 672,91.
4.8.
Dit deel van de vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Vaststaat dat [gedaagde] in verzuim is. Dit heeft tot gevolg dat hij buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, als [eiseres] aan hem voor de totale achterstand een termijn van minimaal 14 dagen heeft gegeven conform de wettelijke vereisten, en [gedaagde] niet binnen die termijn heeft betaald (artikel 6:96 lid 6 BW). [eiseres] heeft een aanmaning overgelegd van 6 november 2023. [gedaagde] is daarbij aangesproken tot betaling van de huur en de servicekosten. Bij gebreke van betaling binnen 14 dagen na ontvangst van de sommatie is hij € 672,91 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aldus de aanmaning. De in de aanmaning genoemde betalingstermijn is nog niet verstreken. [gedaagde] kan nog aan zijn betalingsverplichting voldoen en is alsdan geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
Ontruiming
4.9.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand van 3 maanden. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de tekortkoming van [gedaagde] de ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming rechtvaardigen. Van [eiseres] kan niet langer worden gevergd dat zij [gedaagde] nog langer in het genot van het gehuurde laat. De gevorderde ontruiming is in beginsel dan ook toewijsbaar. Er is alleen aanleiding om anders te beslissen indien sprake is van zeer bijzondere omstandigheden aan de zijde van de huurder.
4.10.
[gedaagde] heeft ter zitting aangegeven dat hij in het gehuurde woont met zijn minderjarige dochter. Zijn dochter is 15 jaar.
Aangenomen moet worden dat een ontruiming van de woning (ook) voor de minderjarige nadelige gevolgen meebrengt. Bij de beoordeling van een op zichzelf gerechtvaardigde vordering tot ontruiming zullen de belangen van de daarbij betrokken kinderen onder ogen gezien dienen te worden. Dit gaat evenwel niet zover dat de betrokkenheid van kinderen automatisch leidt tot een blokkade voor de toewijzing van een dergelijke vordering. Het is voor alles de taak van [gedaagde] de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming van al te nadelige gevolgen. Zowel de verantwoordelijkheid voor de tekortkoming die tot de ontruiming leidt (of kan leiden) als de verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn dochter ligt bij hem. Om die reden dient niet te snel te worden aangenomen dat de betrokkenheid van kinderen aan toewijzing van de vorderingen in de weg staat. Dit zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de ontruiming tot een acute noodsituatie voor een kind zou leiden.
4.11.
Van een acute noodsituatie voor de minderjarige dochter van [gedaagde] is de kantonrechter voorshands niet gebleken. De dochter van [gedaagde] is 15 jaar oud en derhalve geen klein/jong kind meer. Dat [gedaagde] met zijn dochter bij een ontruiming niet elders onderdak kan vinden is door [gedaagde] niet aangevoerd en is ook niet gebleken.
4.12.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [gedaagde] bij behoud van het gebruik van het gehuurde niet zodanig is dat de gevorderde ontruiming moet worden afgewezen. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op twee weken na betekening van dit vonnis. De machtiging die [eiseres] vraagt om de ontruiming met behulp van de sterke arm uit te voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid om de ontruiming uit te laten voeren al uit de wet volgt. Dit is te vinden in artikel 555 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 444 Rv.
Contractuele boete
4.13.
[eiseres] vordert op grond van artikel 12.3 van de huurovereenkomst betaling van een contractuele boete van € 227,00 per dag dat [gedaagde] nalaat het gehuurde aan het einde van de huurovereenkomst ter vrije beschikking aan [eiseres] op te leveren.
4.14.
Nog daargelaten de vraag of het beding waar [eiseres] zich op beroept als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt, geldt dat dit een eventuele toekomstige vordering betreft die nu nog niet opeisbaar is en niet zeker is of deze opeisbaar wordt. De kantonrechter ziet verder niet in waarom met betrekking tot de boete een eventuele bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De vordering tot betaling van een contractuele boete wordt om die redenen afgewezen.
Proceskosten
4.15.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
1.173,48
4.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiseres] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiseres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiseres] :
a. a) € 5.960,11 aan achterstallige huur tot en met 30 november 2023 en servicekosten, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der opeisbaarheid van de huurpenningen en de servicekosten tot de dag van voldoening,
b) € 1.600,00 per maand vanaf 1 december 2023 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, te verhogen met de jaarlijks overeengekomen huurverhoging,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.173,48,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.