ECLI:NL:RBMNE:2023:6210

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
16.057909.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijke belediging van Joden; bewezenverklaring van openbaar maken beledigende uitlating

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 december 2022 te Almere een uitlating openbaar heeft gemaakt die beledigend was voor Joden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, namelijk het zich opzettelijk beledigend uitlaten over Joden, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist dat de symbolen op zijn hesje beledigend waren en dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet.

Wel is de verdachte schuldig bevonden aan het eerste feit, waarbij hij een uitlating openbaar heeft gemaakt waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze beledigend was voor Joden. De rechtbank oordeelde dat het dragen van een motorclub hesje met daarop het SS-logo, een IJzeren Kruis en een doodshoofd, beledigend was. De verdachte kreeg een geldboete van € 200,- opgelegd en het motorclub hesje werd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rugproblemen en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.057909.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , te [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. van den Brink, advocaat
te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
op 1 december 2022 te Almere, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze voor een groep mensen, te weten Joden, beledigend was wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging.
feit 2:
op 1 december 2022 te Almere, zich in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding
opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Door het gelijktijdig publiekelijk tonen van het SS-logo, de ‘Totenkopf’ (doodshoofd) en het IJzeren Kruis kan niet anders blijken dan dat een nationaalsocialistisch en dus discriminatoir gedachtegoed wordt uitgedragen. De combinatie van deze drie symbolen, terwijl die in het openbaar worden getoond, is beledigend voor Joden wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging en daarmee dus strafbaar op grond van zowel artikel 137e (feit 1) als artikel 137c Sr (feit 2).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat geen enkel symbool op zichzelf strafbaar is op grond van een van de discriminatieartikelen. Verdachte heeft verklaard dat de symbolen niets te maken hebben met het aanhangen van het nationaalsocialistisch gedachtegoed. Hij herkende de tekens zelfs niet als symbolen die in verband staan met het naziregime. Gelet hierop kan het beledigende karakter van de symbolen op het hesje van verdachte niet worden bewezen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de kern van het strafbaar gestelde in artikel 137e Sr. ziet op het in omloop brengen van voorwerpen. Gelet op de gedragingen van verdachte, valt het onder 1 tenlastegelegde niet onder de reikwijdte van het artikel. Daarnaast is er geen sprake van opzet bij verdachte. Ook heeft verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier blijkt het volgende. Verdachte wordt op straat door twee verbalisanten gezien met een hesje van de motorclub [motorclub] . De verbalisanten houden verdachte vervolgens staande, met als doel te controleren of verdachte – gelet op het hesje – mogelijk lid is van een verboden motorclub. Verdachte verklaart op het moment dat hij staande wordt gehouden dat hij aan het helpen is met een verhuizing. De verbalisanten hebben diverse foto’s gemaakt van het hesje. Nadien heeft een andere verbalisant de foto’s van het hesje bekeken en geconstateerd dat er enkele symbolen staan die volgens hem kunnen worden geassocieerd met het naziregime uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. Het zou gaan om het IJzeren Kruis, een pin met de vorm van de “SS Totenkopf” en tweemaal het SS-logo.
Verdachte heeft hierover verklaard dat de symbolen voor hem geen nationaalsocialistische betekenis hebben en dat hij ook geen kwaad zag in de symbolen. Zo was verdachte niet bekend met het SS-logo, totdat de politie hem dit voorhield. Over het IJzeren Kruis heeft verdachte verklaard dat dit het logo betreft van motorclub [motorclub] , en voor hem geen associatie heeft met het naziregime of het nationaalsocialistisch gedachtegoed. De pin in de vorm van een doodshoofd heeft daar voor verdachte ook geen associatie mee. Verdachte heeft verklaard dat hij het simpelweg een mooie pin vond.
Om tot een bewezenverklaring te komen van het onder feit 2 tenlastegelegde (groepsbelediging), moet kunnen worden bewezen dat sprake is van opzet op het beledigen. De verklaring van verdachte acht de rechtbank niet op voorhand al onaannemelijk en daarom niet uit te sluiten. Van vol of boos opzet is dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De vraag is dan of door het dragen van het hesje kan worden gesteld dat er sprake was van opzet in voorwaardelijke zin, ofwel voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet op groepsbelediging is sprake indien verdachte door het dragen van het hesje en de symbolen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hierdoor een bepaalde groep mensen wordt beledigd.
De rechtbank is van oordeel dat ook hiervan geen sprake is, omdat het enkele dragen van het hesje geen aanmerkelijke kans in het leven roept dat een bepaalde groep personen hierdoor wordt beledigd. Naar het oordeel van de rechtbank is de wijze waarop de verschillende symbolen zijn aangebracht, niet zodanig dat bij het zien van het hesje direct een ondubbelzinnig verband kan worden gelegd met het naziregime of het nationaalsocialistisch gedachtegoed. Dat volgt ook uit het proces-verbaal van de verbalisanten die verdachte met het hesje op straat zien. Zij leggen in het geheel geen verband tussen de symbolen en het nationaalsocialisme of het nazistisch regime. Pas nadat de foto’s van het hesje nogmaals worden bekeken, worden de symbolen opgemerkt.
Bovendien acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet op voorhand ongeloofwaardig, waardoor – ook indien sprake zou zijn van een aanmerkelijke kans – niet kan worden gesteld dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat verdachte het hesje weliswaar in het openbaar droeg, maar dat hij op dat moment bezig was met een verhuizing, wat er niet op wijst dat verdachte met het dragen van hesje bepaalde bedoelingen had.
Gelet hierop en het feit dat uit de rest van het dossier geen (voorwaardelijk) opzet blijkt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 1 december 2022 zagen wij op de kruising tussen de [straat 1] en het [straat 2] te [plaats] een man [de rechtbank begrijpt: verdachte] staan. Hij droeg een motorclub hesje van [motorclub] . [2]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb het [motorclub] hesje van [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte] geanalyseerd. Op de voorzijde van het hesje zag ik een dubbele rune ‘S’. Op de ‘siderocker’ zag ik een dubbele rune ‘S’. De dubbele rune ‘S’ werd gebruikt in de symboliek van de SS, een elitekorps die de ideologie van de nazi's naar het volk bracht, de concentratiekampen leidde en daar massamoord ten uitvoer bracht. Ik zag dat de siderocker was voorzien van de opdruk: [verdachte (bijnaam)] . Ik zag dat [verdachte (bijnaam)] was geschreven met een dubbele rune ‘S’. De dubbele rune ‘S’ op de voorzijde van het hesje was afgebeeld op een speldje. [3]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De dubbele ‘Sig’ rune was het logo van de Schutzstaffel. De Schutzstaffel (SS) is opgericht als persoonlijke lijfwacht van Adolf Hitler. [4]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn vader heeft de oorlog meegemaakt. De ouders van mijn vader en oudere broer hebben in een kamp gezeten. Mijn vader en zus waren ondergedoken. Wij zijn van Joodse afkomst.
Bewijsoverwegingen
In navolging van de Hoge Raad overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat geen enkel symbool, zelfs niet het hakenkruis, op zichzelf strafbaar is op grond van een van de discriminatieartikelen. [5] Voor de symbolen die ontstaan zijn in de nazitijd, bijvoorbeeld het SS-teken, geldt bijna per definitie dat het nationaalsocialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen. Dit geldt aldus voor de dubbele rune ‘S’ op het hesje van verdachte. Ten aanzien van de andere gewraakte symbolen op het hesje, te weten de ‘Totenkopf’ en het IJzeren Kruis, overweegt de rechtbank dat deze tekens te algemeen zijn om per definitie als nazistische symbolen te worden aangemerkt. Ook kunnen de aangetroffen symbolen, in samenhang bezien, niet per definitie als nazistische symbolen worden beschouwd nu de symbolen, zoals verdachte uitdrukkelijk ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, elk een andere oorsprong hebben en los van elkaar staan. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat de symbolen niet dusdanig op het hesje zijn aangebracht, dat een samenhangend geheel van symbolen ontstaat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het SS-teken op het hesje van verdachte een beledigende uitlating is voor een groep mensen, te weten Joden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met het dragen van het hesje op straat het SS-teken in de openbaarheid heeft gebracht. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden. De rechtbank beantwoordt deze vraag als volgt.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte wist dat de dubbele rune ‘S’ op zijn hesje beledigend was voor een groep mensen, gelet op hetgeen de rechtbank onder feit 2 heeft overwogen. Gezien de leeftijd en de achtergrond van verdachte, in combinatie met de algemene bekendheid van het SS-logo, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de dubbele rune ‘S’ op zowel de voorzijde als de ‘siderocker’ van zijn hesje voor een groep mensen, te weten Joden, beledigend was.
De conclusie is dan ook dat verdachte zich in zoverre schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 1 december 2022 te [plaats] ,anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving,een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten Joden, beledigend was wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging, door op de openbare weg een hesje te dragen van [motorclub] , met daarop het opschrift "SS", zijnde het logo van de Schutzstaffel.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
anders dan ten behoeve van een zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt, die naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen beledigend was wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van veertig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door twintig dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van twintig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een eventuele strafoplegging heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de rugproblemen van verdachte. Een taakstraf is voor verdachte onmogelijk uit te voeren. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, die bij een bewezenverklaring van onderhavige feiten uitgaan van een geldboete van € 350,- (artikel 137c Sr; feit 2) en € 250,- (artikel 137e Sr; feit 1). Een deel hiervan kan eventueel voorwaardelijk worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openbaar maken van een uitlating, waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voor een groep mensen, namelijk Joden, beledigend was. Zo heeft verdachte zich op de openbare weg begeven met een hesje van een motorclub waar tweemaal het logo van de SS op te zien was.
Belediging is een inbreuk op de rechten van een bepaalde groep mensen en eveneens onnodig grievend. Hoewel de rechtbank rekening houdt met de omstandigheid dat verdachte niet de bedoeling had Joden te beledigen, had hij beter moeten weten. Verdachte had zich moeten realiseren dat hij, door zich op de openbare weg te begeven met een hesje waarop tweemaal een dubbele rune ‘S’ staat afgebeeld, voorbijgangers van Joodse afkomst zeer kan kwetsen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 oktober 2023, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verdachte heeft verklaard dat hij al een langere periode een zwervend bestaan heeft. Hij vindt doorgaans onderdak bij vrienden.
Verder is verdachte afgekeurd wegens een versleten rugwervel en leeft hij van een Wajong-uitkering.
Op te leggen straf
Alles overwegend acht de rechtbank een geldboete van € 200,- passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen. Een taakstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, acht de rechtbank niet passend gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, die uitgaan van een geldboete van € 250,- bij een bewezenverklaring van het in artikel 137e strafbaar gestelde, en met het feit dat verdachte niet opzettelijk maar culpoos heeft gehandeld, hetgeen de rechtbank strafverminderend acht. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de te nemen beslissing ten aanzien van het in beslag genomen motorclub hesje, dat voor verdachte een grote emotionele waarde heeft, te weten verbeurdverklaring, zoals hieronder wordt overwogen.
Met de op te leggen geldboete wordt zowel speciale als algemene preventie beoogd. Daarnaast dient de straf als normbevestiging.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen motorclub hesje van verdachte dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van het hesje is immers in strijd met de wet.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de teruggave aan verdachte te gelasten van het in beslag genomen hesje. De symbolen kunnen eventueel van het hesje worden afgenomen. Het zou niet proportioneel zijn om het hesje in zijn geheel te onttrekken aan het verkeer, dan wel verbeurd te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten het MC full color vest, inclusief diverse ‘pins’, verbeurd verklaren.
Met betrekking tot dit voorwerp is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank acht het bezit van het hesje niet per definitie in strijd met de wet en zal het voorwerp daarom niet onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal niet enkel de symbolen (de pins) verbeurd verklaren. Gelet op de verwevenheid hiervan met het hesje, acht zij dit niet uitvoerbaar. Naar het oordeel van de rechtbank is het verbeurd verklaren van het hesje niet disproportioneel.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a en 137e van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde tot
een geldboete van € 200,- (tweehonderd euro)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 (vier) dagen;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 het MC full color vest, inclusief diverse ‘pins’, goednummer PL0900-2022358995-3090457.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2023.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:hij op of omstreeks 1 december 2022 te Almere,anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving,een uitlating openbaar heeft gemaaktdie, naar hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groepmensen beledigend was wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging, teweten Joden,door op de openbare weg een hesje te dragen van [motorclub] , met daarop- het opschrift "SS", zijnde het logo van de Schutzstaffel,- een IJzeren Kruis, en/of- een SS-Totenkopf;(art 137e lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)feit 2:hij op of omstreeks 1 december 2022 te Almere,zich in het openbaarbij geschrift en/of bij afbeeldingopzettelijkbeledigendheeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden,wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging,door op de openbare weg een hesje te dragen van [motorclub] , met daarop- het opschrift "SS", zijnde het logo van de Schutzstaffel,- een IJzeren Kruis, en/of- een SS-Totenkopf;(art 137c lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 januari 2023, genummerd PL0900-2022358995, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 40. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5.
3.Pagina’s 8 en 9.
4.Pagina 12.
5.Hoge Raad 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6941.